ECLI:NL:RBROT:2021:12927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
C/10/623511 / HA ZA 21-719
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in civiele procedure tussen PRESSWOOD GROOTKEUKEN INDUSTRIE B.V. en M&A SYSTEMS NEDERLAND B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de besloten vennootschappen PRESSWOOD GROOTKEUKEN INDUSTRIE B.V. (hierna: PGI) en M&A SYSTEMS NEDERLAND B.V. (hierna: M&A). PGI heeft M&A gedagvaard voor de Rechtbank Rotterdam, terwijl M&A stelt dat de rechtbank onbevoegd is, omdat zij statutair gevestigd is in Amsterdam. M&A vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en PGI in de kosten van het incident veroordeelt. PGI voert verweer en stelt dat M&A ook een woonplaats in Rotterdam heeft, omdat haar enige vestiging daar is en de vorderingen van PGI betrekking hebben op aangelegenheden die deze vestiging betreffen.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank oordeelt dat, hoewel M&A statutair in Amsterdam is gevestigd, zij ook een woonplaats in Rotterdam heeft, omdat zij daar een kantoor heeft dat gebruikt wordt voor haar bedrijfsactiviteiten. De rechtbank wijst de incidentele vordering van M&A af en veroordeelt M&A in de proceskosten van PGI, die zijn begroot op € 563,00. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak is vervolgens op 26 januari 2022 weer op de rol gezet voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/623511 / HA ZA 21-719
Vonnis in incident van 15 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRESSWOOD GROOTKEUKEN INDUSTRIE B.V.,
gevestigd in Ter Apel,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Talsma te Assen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M&A SYSTEMS NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd in Amsterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A.G.M. Lieshout te Utrecht.
Partijen zullen hierna ‘PGI’ en ‘M&A’ worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 20 juli 2021, met producties 1 tot en met 15;
  • het herstelexploot van 23 juli 2021;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid;
  • de antwoordconclusie in incident, met producties 16 en 17.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vorderingen in de hoofdzaak

2.1.
In de hoofdzaak vordert PGI om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. M&A te veroordelen tot betaling van € 50.668,75, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen, althans de dagtekening van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
II. M&A te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten tot een beloop van € 1.281,69, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van het door de rechtbank te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
III. Presswoord op grond van artikel 6:60 BW te bevrijden van een verplichting tot herstel van de klachten van M&A bij de Heeren van Huygens, Beren Veenendaal, Beren Den Bosch, Beren Oosterhout, Beren Roermond, Beren Dordrecht en Beren Capelle aan den IJssel;
IV. M&A te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten conform het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.2.
PGI legt aan haar vorderingen nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten van opdracht en schuldeisersverzuim aan de zijde van M&A ten grondslag.

3..De vordering in het incident

3.1.
M&A vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om over de door PGI ingestelde vorderingen te oordelen, met veroordeling van PGI in de kosten van het incident, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
M&A stelt daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende. M&A is statutair gevestigd in Amsterdam. M&A had op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 1 Rv in de onderhavige zaak dan ook moeten worden gedagvaard voor de Rechtbank Amsterdam, zodat M&A ten onrechte voor de Rechtbank Rotterdam is gedagvaard.

4..Het verweer in het incident

4.1.
PGI voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering in het incident, met veroordeling van M&A in de proceskosten in het incident, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
4.2.
PGI stelt daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende.
4.2.1.
Uit het als productie 2 bij de dagvaarding overgelegde uittreksel van het handelsregister blijkt dat M&A slechts één vestigingsadres heeft en dat het bezoekadres van deze vestiging in Rotterdam ligt. Het centrum van de bedrijfsactiviteiten van M&A ligt in Rotterdam en het kantoorpand in Rotterdam wordt hiervoor permanent en als enige kantoorpand gebruikt. M&A werkt aldus vanuit Rotterdam en zij communiceert dat ook zo naar buiten toe. Kortom, de vorderingen van PGI hebben enkel betrekking op de aangelegenheden die het kantoor in Rotterdam betreffen.
4.2.2.
Gelet op het voorgaande en onder verwijzing naar twee uitspraken in vergelijkbare zaken (ECLI:NL:RBROT:2020:2731 en ECLI:NL:RBHAA:2007:BB2280) en artikel 1:14 BW is de woonplaats van M&A dan ook mede Rotterdam, zodat de Rechtbank Rotterdam bevoegd is om van de vordering van PGI kennis te nemen.

5..De beoordeling in het incident

5.1.
Het verweer dat de rechtbank niet bevoegd is om van de onderhavige zaak kennis te nemen, is vóór alle weren ten gronde en daarmee tijdig gevoerd.
5.2.
Op grond van artikel 99 lid 1 Rv is bevoegd de rechter van de woonplaats van de gedaagde partij. De woonplaats moet worden bepaald aan de hand van de artikelen 1:10 tot en met 1:15 BW. Op grond van artikel 1:10 lid 2 BW heeft een rechtspersoon haar woonplaats ter plaatse waar zij volgens wettelijk voorschrift of volgens haar statuten of reglementen haar zetel heeft. M&A heeft gezien de locatie van haar statutaire zetel haar woonplaats dan ook in Amsterdam.
5.3.
De rechtbank is echter van oordeel dat M&A (in de onderhavige procedure) ook haar woonplaats in Rotterdam heeft. Een rechtspersoon die een kantoor of een filiaal houdt ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen, heeft immers ook daar woonplaats (artikel 1:14 BW). Met dit artikel wordt tegemoetgekomen aan het bedrijfsleven, dat slechts rekening houdt met de plaats waar een rechtspersoon haar kantoor houdt en daarmee met het centrum van haar beroeps- of bedrijfswerkzaamheden. Aangezien uit het door PGI als productie 2 bij de dagvaarding overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat M&A enkel een vestiging in Rotterdam heeft, is het centrum van de beroeps- of bedrijfswerkzaamheden van M&A in Rotterdam gelegen. De vordering van PGI heeft bovendien betrekking op aangelegenheden die de vestiging van M&A in Rotterdam betreffen.
5.4.
Gelet op het voorgaande heeft M&A (in de onderhavige procedure) ook woonplaats in Rotterdam, zodat de rechtbank relatief bevoegd is om van de onderhavige vordering kennis te nemen en daarop te beslissen. De incidentele vordering wordt dan ook afgewezen.
5.5.
M&A heeft in het incident als de in het ongelijk gestelde partij te gelden, zodat zij in de proceskosten van PGI wordt veroordeeld. Die proceskosten worden tot aan deze uitspraak begroot op € 563,00 (één punt) aan salaris voor de advocaat van PGI. De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek daartoe is gegrond op de wet en er geen redenen zijn het niet in te willigen.

6..De beslissing

De rechtbank:
in het incident
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt M&A in de proceskosten, aan de zijde van PGI tot aan deze uitspraak begroot op € 563,00 aan salaris voor de advocaat van PGI;
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
26 januari 2022voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos. Het is ondertekend door de rolrechter en op 15 december 2021 in het openbaar uitgesproken.
3349/1407