ECLI:NL:RBROT:2021:12954

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
9033902 \ CV EXPL 21-6843
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten en precontractuele informatieplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Innova Energie B.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. Innova vorderde betaling van openstaande energiekosten die voortvloeiden uit een overeenkomst met een eerder failliet verklaarde energieleverancier. De consument had gas en elektriciteit afgenomen van deze leverancier, maar had enkele voorschotnota's niet betaald. Innova, als rechtsopvolger van de failliete leverancier, stelde dat de consument in gebreke was gebleven en vorderde betaling van een totaalbedrag van € 278,04, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De procedure begon met een dagvaarding op 12 februari 2021, waarna de consument niet op de conclusie van repliek heeft gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tussen de consument en de failliete leverancier op 1 januari 2018 was ingegaan en dat de consument gedurende de vensterperiode, na het faillissement van de leverancier, gas en elektriciteit had ontvangen. De kantonrechter heeft de vordering van Innova toegewezen, omdat de consument de verschuldigdheid van de facturen niet had betwist en de wettelijke rente en incassokosten als redelijk zijn beoordeeld.

De kantonrechter heeft ook de precontractuele informatieverplichtingen van de leverancier onder de loep genomen. Het bleek dat Innova niet had aangetoond dat aan deze verplichtingen was voldaan, wat een belangrijke overweging was in de beoordeling van de zaak. Desondanks werd de vordering toegewezen, omdat de consument de levering van energie had aanvaard en genoten zonder verweer. De consument werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9033902 \ CV EXPL 21-6843
uitspraak: 30 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Innova Energie B.V.,
gevestigd te: Delft,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 12 februari 2021,
gemachtigde: J.J. Sikkema te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als Innova respectievelijk [gedaagde].

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek.
1.2
[gedaagde] heeft, hoewel hij daartoe bij brief van de griffier van 3 juni 2021 in de gelegenheid is gesteld, niet op de conclusie van repliek gereageerd.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Tussen [gedaagde] als consument en [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]) is via de website van [naam bedrijf] een overeenkomst tot stand gekomen uit hoofde waarvan [naam bedrijf] (tegen betaling door [gedaagde]) gas en elektriciteit aan het adres [adres], het adres waar [gedaagde] woonachtig is, heeft geleverd (hierna: het leveringsadres).
2.2
De overeenkomst is ingegaan op 1 januari 2018.
2.3
Op 11 oktober 2018, is surseance van betaling aan [naam bedrijf] verleend. Vervolgens is op 22 oktober 2018 het faillissement uitgesproken.
2.4
Vanwege het faillissement heeft de Autoriteit Consumenten en Markt (hierna: ACM) de
vergunningen van [naam bedrijf] om gas en elektriciteit aan particulieren te leveren ingetrokken. Hierdoor was [naam bedrijf] niet langer bevoegd om gas en elektriciteit te leveren en verkeerde [naam bedrijf] in een zogeheten 'vensterperiode'. Het gevolg van die vensterperiode was dat de curator - in overeenstemming met het Besluit Leveringszekerheid Elektriciteitswet en het Besluit Leveringszekerheid Gaswet - een protocol diende op te stellen om bestaande klanten van [naam bedrijf] tijdens de vensterperiode onder te brengen bij een nieuwe energieleverancier teneinde de leveringszekerheid te waarborgen.
2.5
In het kader van de leveringszekerheid verzorgde [naam bedrijf] gedurende de vensterperiode de levering van gas en elektriciteit aan haar klanten.
2.6
Gedurende bovengenoemde vensterperiode heeft Innova aan de curator te kennen gegeven de klanten, de activa en een gedeelte van het personeel van [naam bedrijf] over
te willen nemen.
2.7
Op 23 oktober 2018 is er overeenstemming bereikt tussen de curator en Innova en
zijn - na ontvangst van toestemming van de rechter-commissaris - de voorwaarden vastgelegd in een overeenkomst
2.8
Onderdeel van de overeenkomst was de overname van de door de curator
geïnventariseerde en geverifieerde debiteurenportefeuille van [naam bedrijf]. Deze
portefeuille bestond uit particuliere klanten waarvan [naam bedrijf] - na verrekening van
een eventuele teruggave als gevolg van de overgang naar Innova en de daarmee samenhangende eindnota - per saldo een bedrag te vorderen had.
2.9
Op basis van bovenstaande overeenkomst zijn de vorderingen van [naam bedrijf]
krachtens openbare cessie overgedragen aan Innova. Deze overdracht is op grond van
art. 3:94 lid 1 BW schriftelijk aan [gedaagde] meegedeeld,
2.1
Gedurende de periode van 01 januari 2018 tot 01 november 2018 heeft [naam bedrijf] c.q. op een later tijdstip Innova gas en elektriciteit geleverd aan het leveringsadres.
2.11
Voor de levering van gas en elektriciteit betaalde [gedaagde] maandelijks een voorschot van € 120,01 per maand. De voorschotnota’s van 21 augustus 2018 en 21 september 2018 van elk € 120,01 zijn onbetaald gebleven.
2.12
Innova heeft over de periode 1 januari 2018 tot 1 november 2018 een eindnota opgemaakt d.d. 14 november 2018. Op grond van deze eindnota diende Innova een bedrag van € 12,854 aan [gedaagde] te crediteren.

3..De vordering

3.1
Innova heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om aan Innova tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
I.
primair: het totaalbedrag van € 278,04 vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over de hoofdsom van € 227,18 vanaf 04 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
II.
subsidiair: het bedrag van € 116,15 vermeerderd met de bij deze hoofdsom horende buitengerechtelijke incassokosten alsmede vermeerderd met de wettelijke (handels)rente over de hoofdsom € 116,15 vanaf de datum van verzuim respectievelijk vanaf 30 dagen na factuurdatum c.q. vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
III.
primair en subsidiair: de kosten van dit geding, waaronder begrepen een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van Innova en de kosten van deze dagvaarding, alsmede de
nakosten begroot op een half punt salaris gemachtigde;
3.2
Innova heeft naast de onder 2. genoemde vaststaande feiten zakelijk weergegeven het volgende aan haar primaire vordering ten grondslag gelegd.
De primaire vordering
3.2.1
[gedaagde] heeft met [naam bedrijf] een overeenkomst gesloten op grond waarvan (tegen betaling door [gedaagde]) elektriciteit en gas geleverd is aan het leveringsadres.
[gedaagde] is, ondanks daartoe te zijn aangemaand, tekort geschoten in de nakoming van de met [naam bedrijf] gesloten overeenkomst door voorschotnota’s van 21 augustus 0218 en 21 september 2018 onbetaald te laten.
Primair vordert Innova uit hoofde van nakoming van de overeenkomst een bedrag van
€ 227,18 aan hoofdsom (€ 120,01 +120,01 minus het creditbedrag van de eindfactuur van
14 november 2018 van € 12,84).
Naast dit bedrag vordert Innova op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente over het openstaande bedrag die, berekend tot 4 februari 2021, € 10,86 bedraagt.
Voorts heeft zij een vergoeding van buitengerechtelijke kosten gevorderd van €40,00.
De subsidiaire vordering
3.2.2
Subsidiair baseert Innova haar vordering op ongerechtvaardigde verrijking. Innova heeft het verbruik van [gedaagde] afgezet tegen de kosten (zonder winstmarge) van gas en elektriciteit, waarbij een berekening moet worden gemaakt waarbij de eenheden van gas en elektriciteit rekenkundig verminderd moeten worden met de (winst)marge van [naam bedrijf], te weten: elektra: € 0,0008 per kWh en gas: € 0.08 per m3.
Innova heeft gelet hierop subsidiair van [gedaagde] te vorderen de primaire vordering minus:
Elektriciteit: 1889 kWh x € 0,0008 = € 15,11
Gas: 1199 m3 x 0,08 = 111,03
De subsidiaire vordering bedraagt derhalve € 116,15, te vermeerderen met de bij deze hoofdsom behorende buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, alsmede de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim c.q. 30 dagen na de respectieve factuurdata althans de datum van deze dagvaarding tot aan die der algehele voldoening waarbij de vordering verminderd dient te worden met de eventueel door [gedaagde] verrichte betalingen.

4..Het verweer

[gedaagde] was in de veronderstelling dat hij aan al zijn betalingsverplichtingen jegens [naam bedrijf] had voldaan. Uit de bij dagvaarding overgelegde stukken heeft hij begrepen dat er wel degelijk nota’s van [naam bedrijf] open staan en dat Innova, als rechtsopvolger, gerechtigd is deze van hem te vorderen.
Het is voor [gedaagde] ondoenlijk om bankafschriften van zo lang geleden te achterhalen, daarom heeft hij besloten om geen verder verweer te voeren. [gedaagde] verzoekt om de aan hem in rekening gebrachte kosten te toetsen aan hetgeen wettelijk is toegestaan.
[gedaagde] wenst na het vonnis een betalingsregeling met de gemachtigde van Innova te treffen.

5..De beoordeling

(Pre)contractuele informatieverplichtingen (algemeen)

5.1
De vordering is gebaseerd op een duurovereenkomst op afstand dan wel buiten de verkoopruimte tussen een handelaar en een consument en betreft het leveren van energie door een handelaar aan een consument.
5.2
Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument worden voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230t (voor overeenkomsten buiten de verkoopruimte) respectievelijk artikel 6:230m en artikel 6:230v (voor overeenkomsten op afstand) Burgerlijk Wetboek (BW). Kort gezegd bepaalt artikel 6:230m BW welke informatie moet worden verstrekt en artikel 6:230t respectievelijk artikel 6:230v BW de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. Eén en ander kan verschillen naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er op dat punt geen verweer is gevoerd.
Inhoud van de informatie
5.2.1
Volgens genoemde bepalingen moet de handelaar de consument voordat deze gebonden is aan de overeenkomst op duidelijke en begrijpelijke wijze informeren over onder meer de voornaamste kenmerken van de zaak of dienst, de identiteit van de handelaar, waar en hoe de handelaar kan worden bereikt, de totale prijs en eventuele bijkomende kosten, de mogelijkheid van herroeping en de kosten van retournering. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat dit slechts een samenvatting is van de kern van deze bepalingen en dat handelaren gehouden zijn om de toepasselijke bepalingen steeds volledig na te leven. Verwezen wordt naar hetgeen in de genoemde bepalingen verder is vermeld. Afhankelijk van de aard van de overeenkomst wordt meer of minder informatie verlangd, maar in het algemeen kan worden gezegd dat ter zake de onderhavige overeenkomsten in ieder geval de informatie als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 sub a, b, c (met dien verstande dat ten minste het e-mailadres en/of telefoonnummer van de handelaar moet zijn verstrekt), e, h, i, o, p en – indien de aard van de overeenkomst daartoe aanleiding geeft – r en s essentiële (dat wil zeggen: cruciaal voor de wils- en besluitvorming van de consument) informatie betreft en dat die informatie dus zonder meer moet worden verstrekt.
Wijze van informeren
5.2.2
Naar het oordeel van de kantonrechter moet de consument tijdens het bestel/aanmeldproces stap voor stap langs de hiervoor genoemde informatie worden geleid, zodat er geen misverstand over kan bestaan dat de gemiddelde consument deze informatie bewust onder ogen heeft gekregen. De handelaar kan niet volstaan met het opnemen van deze informatie in algemene voorwaarden, zoals ook kan worden afgeleid uit de Kamerstukken.
5.2.3
Artikelen 6:230t respectievelijk artikel 6:230v BW bepalen (kort weergegeven) dat de handelaar een afschrift of bevestiging van de overeenkomst (waaronder - indien van toepassing - de uitdrukkelijke, voorafgaande toestemming en de verklaring van de consument als bedoeld in artikel 6:230p sub g BW), alsmede alle verlangde (pre)contractuele informatie op een duurzame gegevensdrager aan de consument moet verstrekken. Dit moet gebeuren voor of bij het sluiten van de overeenkomst of binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst, maar in ieder geval voordat de dienst wordt uitgevoerd. Een duurzame gegevensdrager kan een brief zijn, een e-mailbericht, een pdf-bestand of zelfs een factuur, op voorwaarde dat daarin alle informatie is opgenomen. Opname in algemene voorwaarden of op de website volstaat niet. Ook een persoonlijk account op de website van de handelaar valt daar in beginsel niet onder, omdat dat (behoudens andersluidende gemotiveerde stellingen) de mogelijkheid openlaat voor de handelaar om de informatie eenzijdig te wijzigen.
5.2.4
Verder geldt op grond van artikel 6:230v lid 3 BW dat de handelaar zijn elektronisch bestelproces zodanig moet inrichten dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze (al dan niet via een bestelknop) duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt, zulks op straffe van vernietigbaarheid van de overeenkomst. Ook over de voor de toetsing van dit punt relevante gegevens moet de kantonrechter beschikken.
Eiseres moet stellen en onderbouwen
5.2.5
Innova moet stellen dat en hoe aan alle hiervoor genoemde verplichtingen is voldaan, zulks in ieder geval ten aanzien van de hiervoor besproken essentiële informatie en de onder het vorige kopje genoemde overige verplichtingen van de handelaar.
Dat geldt niet alleen als de Innova zelf de dienstverlenende partij is, maar ook als zij, zoals hier het geval is, via een cessie of anderszins in de rechten van de dienstverlenende partij is getreden.
Innova zal haar stellingen met stukken moeten onderbouwen. Kort gezegd, Innova moet inzichtelijk maken wat de consument onder ogen heeft gekregen en heeft verklaard en dat daarmee aan de genoemde wettelijke verplichtingen is voldaan. Daartoe zijn in ieder geval van belang:
  • een al dan niet in printscreens vastgelegde (voorbeeld)weergave van het bestelproces dat de consument heeft doorlopen, waarin overzichtelijk en duidelijk is aangegeven (zo nodig - zeker waar het omvangrijke stukken betreft - met behulp van arceringen of een nadere toelichting in de stellingen) hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt en aan de eis van artikel 6:230v lid 3 BW is voldaan. Als de bedoelde informatieverstrekking niet volgt uit de printscreens dan moet nader worden toegelicht en - waar mogelijk - met andere stukken worden onderbouwd dat en hoe de betreffende precontractuele verplichtingen dan wel zijn nageleefd.
  • een kopie of afschrift van de in het concrete geval aan gedaagde verstrekte duurzame gegevensdrager (een model of voorbeeld volstaat dus niet). Daarin moet overzichtelijk en duidelijk zijn aangegeven (zo nodig - zeker waar het omvangrijke stukken betreft - met behulp van arceringen of een nadere toelichting in de stellingen) hoe en waar de betreffende informatie is verstrekt dan wel bevestigd. Een persoonlijk account op de website van de handelaar volstaat niet als niet ten minste is gesteld en onderbouwd dat geen eenzijdige wijziging door de handelaar van de daar vermelde gegevens kan plaatsvinden.
  • de overeenkomst of (order)bevestiging.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen in deze procedure
5.3.
Innova heeft niets gesteld omtrent de (pre)contractuele informatieplichten. Uit haar stellingen blijkt niet of - en zo ja op welke wijze - [naam bedrijf] aan de informatieverplichtingen heeft voldaan. Derhalve moet worden vastgesteld dat ten aanzien van in ieder geval de essentiële informatie niet is voldaan aan de hiervoor besproken (pre)contractuele informatieverplichtingen.
5.4
Vervolgens is de vraag welke gevolgen dit voor de vordering moet hebben. De wet geeft niet steeds een duidelijke sanctie op een schending van de diverse informatieverplichtingen. De kantonrechter zal daarom in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen van de rechtbanken Noord-Nederland en Amsterdam (ECLI:NL:RBNNE:2020:3353 en ECLI:NL:RBAMS:2020:6481) aan de Hoge Raad nog niet overgaan tot het verbinden van gevolgen aan het niet (in alle opzichten) voldaan hebben aan de hierboven besproken (pre)contractuele informatieverplichtingen, afgezien van het toepassen van de specifieke sancties die de wet op enkele van de informatieverplichtingen stelt, nu verder geen aanleiding bestaat te vermoeden dat de gevorderde hoofdsom onrechtmatig of ongegrond is. Daarbij is van belang de omstandigheid dat [gedaagde] de levering van de energie kennelijk zonder commentaar heeft aanvaard en genoten.
De inhoudelijke beoordeling
5.5
Innova vordert primair een bedrag van € 227,18 aan hoofdsom, een bedrag van
€ 10,86 aan wettelijke rente berekend over de periode vanaf het omtreden van het verzuim tot 4 februari 2021 en een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
5.6
Uit de door Innova bij dagvaarding als productie 4 overgelegde stukken blijkt dat de hoofdsom van € 227,18 bestaat uit de termijnfacturen van 21 augustus 2018 en
21 september 2018 van elk € 120,01 en de eindfactuur van 14 november 2018 met het creditbedrag van - € 12,84.
5.7
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van deze facturen noch de daarop vermelde bedragen betwist. Hij heeft ook niet weersproken dat tussen hem en [naam bedrijf] een overeenkomst tot stand is gekomen. Dit betekent dat de vordering op de primaire grondslag (te weten nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst) toewijsbaar is en dat de hoofdsom van € 227,18 zal worden toegewezen.
5.8
Omdat [gedaagde] de facturen van 21 augustus 2018 en 21 september 2018 niet binnen de vervaltermijn heeft betaald is hij in verzuim geraakt. Daarom is hij op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente verschuldigd. De vordering tot betaling van de wettelijke rente zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
5.9
Innova maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt voor toewijzing in aanmerking, nu met het versturen van de brief van 17 juni 2020 die bij dagvaarding als productie 6 is overgelegd, is voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 6:96, zesde lid BW. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen voor het gevorderde bedrag van € 40,00, dat jegens [gedaagde] redelijk is, gelet op de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht.
5.1
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Innova vastgesteld op € 215,44 aan verschotten (waarvan € 89,44 aan dagvaardingskosten en € 126,00 aan griffierecht) en een bedrag van € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van € 124,00 per punt).
5.11
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Innova tegen kwijting te betalen een bedrag van € 278,04, (waarvan € 227,18 ziet op de hoofdsom, € 10,86 op de vervallen wettelijke rente en € 40,00 op de buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente over € 227,18 vanaf 4 februari 2021 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Innova vastgesteld op:
- € 215,44 aan verschotten;
- € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426