[naam] onderbouwt zijn verzoeken – samengevat – als volgt:
[naam] is de verwekker van [naam kind 1] . [naam kind 1] is verwekt tijdens de relatie van [naam] en [naam belanghebbende 1] . [naam] zat op dat moment in een dubbele relatie. Zijn andere partner was toen ook in verwachting van [naam] . Beide zwangerschappen vielen in tijd ongeveer samen. De andere partner van [naam] zette druk op hem om het contact met [naam belanghebbende 1] te verbreken. Als hij dat niet zou doen, zou hij zijn toekomstige kind nooit zien.
Er is destijds een donorovereenkomst opgesteld, maar dat is gedaan om de genoemde vriendin van [naam] op het verkeerde spoor te zetten. Er was een affectieve relatie met [naam belanghebbende 1] , waaruit [naam kind 1] geboren is. Het is niet zo dat [naam belanghebbende 1] is bevrucht na een inseminatie-traject. [naam kind 1] is geboren uit gemeenschap. Tot ongeveer vijf maanden in de zwangerschap was er een relatie en contact tussen [naam] en [naam belanghebbende 1] , maar daarna niet meer. [naam belanghebbende 1] heeft [naam] gezegd dat hij altijd contact zou mogen hebben met zijn kind. Tegen zijn wil en onder druk van zijn andere partner heeft [naam] toen afstand genomen van [naam belanghebbende 1] .
De relatie van [naam] en [naam belanghebbende 1] is dus gedurende de zwangerschap van [naam kind 1] verbroken, waarna zij geen contact meer hebben gehad. In die periode hebben [naam belanghebbende 1] en [naam belanghebbende 2] weer een relatie gekregen met elkaar en heeft [naam belanghebbende 2] [naam kind 1] vier dagen na haar geboorte erkend. Op dat moment was [naam] niet bekend met de geboorte van [naam kind 1] . De relatie van [naam belanghebbende 1] en [naam belanghebbende 2] heeft hooguit drie maanden geduurd. Toen [naam belanghebbende 1] en [naam] weer met elkaar in contact kwamen, was de relatie van [naam belanghebbende 1] en [naam belanghebbende 2] verbroken.
Drie maanden na de geboorte van [naam kind 1] kwam [naam] [naam belanghebbende 1] weer tegen en kwam hij er achter dat hij een dochter had. Vervolgens is de relatie tussen [naam] en [naam belanghebbende 1] weer hersteld.
[naam] kon [naam kind 1] toen niet meer erkennen en evenmin kon hij toen nog vragen om vervangende toestemming voor erkenning. [naam kind 1] had toen al twee juridische ouders. [naam] heeft [naam kind 1] derhalve nooit kunnen erkennen en hij is door de erkenning van [naam kind 1] door [naam belanghebbende 2] onevenredig in zijn belangen geschaad.
[naam] en [naam kind 1] hebben reeds geruime tijd regelmatig contact met elkaar, zowel via videobellen als fysiek. [naam kind 1] weet dat [naam] haar vader is en [naam] beschouwt [naam kind 1] als zijn dochter. Inmiddels is er uit de hernieuwde relatie van [naam] en [naam belanghebbende 1] een tweede kind geboren: [naam kind 2] op [geboortedatum kind 2] 2019, dat door [naam] is erkend.
[naam belanghebbende 2] heeft meermalen geprobeerd het contact tussen [naam] en [naam kind 1] tegen te werken. [naam belanghebbende 2] gedraagt zich agressief naar [naam belanghebbende 1] als zij dat contact stimuleert. [naam] wil een betekenisvolle rol vervullen in het leven van [naam kind 1] . Hij wil [naam kind 1] erkennen zoals hij inmiddels ook [naam kind 2] heeft erkend, zodat beide kinderen dezelfde achternaam zullen dragen. De beide kinderen dragen nu verschillende achternamen en dat is verwarrend voor [naam kind 1] .
[naam belanghebbende 1] staat positief tegenover het erkennen van [naam kind 1] door [naam] en het is in het belang van [naam kind 1] dat zij door [naam] wordt erkend. Die erkenning brengt voor [naam kind 1] niet het risico dat zij wordt belemmerd in haar evenwichtige sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling.