ECLI:NL:RBROT:2021:1486
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van De Nederlandsche Bank inzake de overgang van verzekeringsportefeuille van Optas naar Aegon
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van De Nederlandsche Bank (DNB) dat betrekking had op de overgang van de verzekeringsportefeuille van Optas Pensioenen N.V. naar Aegon Levensverzekering N.V. De eisers, bestaande uit zeven natuurlijke personen, stelden dat zij als belanghebbenden moesten worden aangemerkt bij het instemmingsbesluit van DNB, dat op 26 februari 2019 was genomen. DNB had in dat besluit ingestemd met de fusie tussen Optas en Aegon, waarbij de rechten en verplichtingen uit levensverzekeringen van Optas overgingen naar Aegon. DNB verklaarde het bezwaar van de eisers niet-ontvankelijk, omdat zij volgens DNB geen rechtstreeks belang hadden bij het besluit.
De rechtbank oordeelde dat de eisers wel degelijk een persoonlijk en rechtstreeks belang hadden bij het instemmingsbesluit, omdat de overgang van hun levensverzekeringen naar Aegon nadelige financiële gevolgen voor hen kon hebben. De rechtbank volgde DNB niet in haar standpunt dat de eisers geen belanghebbenden waren, en oordeelde dat het financiële belang van de eisers niet slechts een afgeleid belang was, maar een eigen, persoonlijk belang. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van DNB en droeg DNB op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de eisers, met inachtneming van de uitspraak.
De rechtbank veroordeelde DNB ook in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 1.068,-. De uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.F.J. van Beek, griffier.