ECLI:NL:RBROT:2021:1617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
ROT 21/873
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een noodbevel tot sluiting van een woning na dreiging van geweld

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die in Rotterdam woont, had bezwaar gemaakt tegen een noodbevel van de burgemeester dat haar woning voor een maand gesloten zou worden vanwege een dreiging van geweld. De burgemeester had dit besluit genomen op basis van informatie van de politie, die melding maakte van een dreiging tegen verzoekster. Eerder was de woning al gesloten na een beschieting in mei 2020. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende concrete aanknopingspunten waren voor de dreiging en dat het noodbevel niet in redelijkheid kon worden gehandhaafd. De rechter benadrukte dat de burgemeester alleen in extreme omstandigheden een noodbevel mag uitvaardigen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van verzoekster toegewezen en het noodbevel geschorst tot een week na de beslissing op bezwaar. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/873

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 februari 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster(gemachtigde: mr. D.C.D. Newoor),en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman en [naam gemachtigde] ).

Als derde-partij is aangemerkt:
Stichting Woonstad Rotterdam, te Rotterdam.

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 februari 2021 een noodbevel uitgevaardigd. Hierin staat dat iedereen die in de woning aan de [adres] in Rotterdam verblijft, deze woning onmiddellijk moet verlaten. In het noodbevel staat ook dat de woning gesloten wordt en afgesloten moet blijven voor de duur van een maand.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het noodbevel. Zij heeft de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2021. Hierbij waren aanwezig verzoekster, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Verzoekster staat bij de Basisregistratie personen (BRP) ingeschreven op het adres [adres] in Rotterdam. Zij woont hier met een aantal familieleden.
Wat is er vorig jaar gebeurd?
2. Op 31 mei 2020 omstreeks 1.17 uur is geschoten op de woning. Daarbij zijn meerdere hulzen op straat aangetroffen en in het keukenraam zaten meerdere kogelgaten. Op 3 juni 2020 heeft verweerder een noodbevel afgegeven om de woning met onmiddellijke ingang te sluiten en gesloten te houden voor de duur van twee weken. Daarna is de sluiting nog twee keer verlengd, waardoor de woning in totaal zo’n tien weken gesloten is gebleven. Verzoekster heeft hierover destijds (spoed)procedures gevoerd bij de rechtbank Rotterdam [1] .
Waar gaat het in deze zaak om?
3. De politie heeft informatie ontvangen van het Team Criminele Inlichtingen over een dreiging tegen een persoon die woont aan de [adres] in Rotterdam. Daarbij wordt de voornaam van verzoekster genoemd. Er is al eerder geschoten op de woning. Voor deze beschieting zijn twee verdachten aangehouden, maar zij zijn vrijgesproken wegens een gebrek aan bewijs. De politie acht de kans op herhaling van geweld reëel, gelet op de informatie van het Team Criminele Inlichtingen. Dit blijkt uit een rapportage van de politie van 11 februari 2021.
4. Verweerder heeft naar aanleiding van de rapportage van de politie besloten om de woning te sluiten voor de duur van een maand [2] . Verzoekster is het niet eens met de sluiting. Dit is waar het in deze zaak om gaat.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
6. De woning is al sinds 11 februari 2021 gesloten. Hierdoor is verzoekster gedwongen om tijdelijk ergens anders te verblijven. Hierdoor komt de vraag op of verzoekster een spoedeisend belang heeft om weer naar haar woning terug te gaan. Zij heeft namelijk tijdelijk onderdak (buiten de stad) gevonden. De voorzieningenrechter vindt echter dat verzoekster wél een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Het hebben van een eigen woning is een groot goed. Het is de plek waar je je thuis voelt en waar al je persoonlijke spullen zijn. Het maakt verschil of je vrijwillig tijdelijk ergens anders logeert, of dat je van de één op de andere dag gedwongen wordt om je woning te verlaten. Bovendien gaat het nu om een woningsluiting van een maand, maar vooralsnog kan niet worden uitgesloten dat verweerder deze periode wil verlengen als hij vindt dat de dreiging nog niet voldoende is weggenomen.
De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel
7. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekster kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak. Als deze zaak in beroep wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft de rechtbank het oordeel van de voorzieningenrechter niet per se te volgen.
Beoordelingskader
8. Verweerder is bevoegd om bij (vrees voor) lokale noodsituaties in te grijpen door de bevelen te geven die hij nodig vindt om de openbare orde te handhaven of om gevaar te beperken. Volgens de wet moet het dan gaan om ‘ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden’.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling [3] blijkt dat verweerder slechts in extreme omstandigheden, alleen bij uiterste noodzaak, gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om noodbevelen te geven en dat deze bepaling hem geen vrijbrief verschaft om vrijelijk van deze verregaande bevoegdheid gebruik te maken.
9. De rechter dient te beoordelen of verweerder, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Dit betekent dat de rechter alleen terughoudend kan toetsen of het noodbevel nodig was. Bij deze toetsing dient te worden uitgegaan van de informatie die verweerder op dat moment ter beschikking kon staan [4] .
Hoe zit dit in deze zaak?
10. De voorzieningenrechter begrijpt dat verweerder er alles aan gelegen is om de burgers van Rotterdam te beschermen. Het gaat dan niet alleen om de bewoners van de betreffende woning, maar ook om buren en omstanders. Verweerder wil het niet op zijn geweten hebben dat hij op de hoogte is van een dreiging, daar niet de juiste maatregelen tegen neemt en dat het uiteindelijk verkeerd afloopt.
11. Zoals gezegd, mag verweerder echter slechts in extreme omstandigheden gebruik maken van zijn bevoegdheid om een noodbevel uit te vaardigen. In het geval van verzoekster is er de eerdere beschieting van de woning in mei 2020. Destijds heeft de voorzieningenrechter de woningsluiting gerechtvaardigd geacht. Nu – ruim acht maanden later – komt er een melding dat er dreiging tot het aanwenden van geweld bestaat op de woning van verzoekster. De voorzieningenrechter vindt dat deze melding onvoldoende concrete aanknopingspunten biedt voor een gerechtvaardigde ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Zo zijn er geen aanwijzingen dat de dreiging te maken heeft met de eerdere schietpartij. Er is kennelijk geen link van deze melding en/of de eerdere schietpartij met (zware/georganiseerde) criminaliteit. Ook zijn er kennelijk geen bijkomende omstandigheden die duiden op een naderend geweldsincident. De politie heeft hier in ieder geval geen melding van gemaakt. Kort gezegd, ligt er te weinig om het noodbevel in redelijkheid op te baseren. Zelfs als dat anders zou zijn, is de voorzieningen-rechter er niet van overtuigd dat er geen minder vérstrekkende maatregelen voorhanden zijn. Weliswaar wil verzoekster niet vrijwillig de woning verlaten zolang zij niet weet wat er aan de hand is, maar dat alternatieven als het beveiligen van de woning, het plaatsen van camera’s en/of het uitvoeren van extra surveillances hier geen soelaas bieden, stelt verweerder wel maar maakt hij niet aannemelijk. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het noodbevel is geschorst tot een week na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.068,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het noodbevel tot een week na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanE.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2021.
De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De voorzieningenrechter heeft één verzoek niet inhoudelijk behandeld omdat er geen griffierecht was betaald (zaak 20/3333) en heeft een ander verzoek om terug te mogen keren naar de woning afgewezen (zaak 20/3923).
2.De woningsluiting is gebaseerd op artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet.
3.Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 403, nr. 3, pagina's 149-150.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2839.