ECLI:NL:RBROT:2021:209

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
8527227 VZ VERZ 20-683
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot terugbetaling bemiddelingskosten door Airbnb in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tegen Airbnb Ireland UC. Het verzoek betreft de terugbetaling van bemiddelingskosten die [verzoeker] heeft betaald voor het gebruik van het Airbnb-platform. [Verzoeker] heeft zich geregistreerd op het platform en heeft in de periode van 6 juli 2017 tot en met 16 september 2019 verschillende accommodaties geboekt, waarvoor hij in totaal € 164,87 aan bemiddelingskosten heeft betaald. Na een sommatie aan Airbnb om dit bedrag terug te betalen, heeft Airbnb niet gereageerd, wat heeft geleid tot deze procedure.

De kantonrechter heeft de procedure oorspronkelijk ingeleid als een Europese procedure voor geringe vorderingen (EPGV), maar beide partijen hebben ingestemd met omzetting naar een reguliere kantonprocedure. Dit was noodzakelijk om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te kunnen voorleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Airbnb in strijd handelt met de wet door zowel bij de huurder als bij de verhuurder bemiddelingskosten in rekening te brengen, zoals eerder is geoordeeld in een vergelijkbare zaak door de rechtbank Amsterdam. De beslissing in deze zaak is aangehouden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad.

Daarnaast heeft de Consumentenbond een incidentele vordering tot voeging ingediend, die door de kantonrechter in behandeling wordt genomen. De kantonrechter heeft besloten dat de beslissing over de zaak zelf wordt aangehouden totdat de Hoge Raad de prejudiciële vragen heeft beantwoord. De uitspraak is gedaan door kantonrechter W.J.J. Wetzels en is openbaar uitgesproken op 25 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8527227 VZ VERZ 20-683
uitspraak: 15 januari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake het verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verzoeker,
gemachtigde: aanvankelijk [naam gemachtigde] (Twee Heren BV te Amsterdam) en thans
mr. Th. Wildenbeest, advocaat te Arnhem,
en
de rechtspersoon naar het recht van Ierland
AIRBNB IRELAND UC,
gevestigd te Dublin (Ierland),
verweerster,
gemachtigden: mr. M.V.E.E. de Monchy en mr. E.D. van Geuns, advocaten te Amsterdam,
alsmede
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
DE CONSUMENTENBOND,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
eiseres in het incident tot voeging,
gemachtigde: mr. J.B. Maliepaard, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna “ [verzoeker] ”, “Airbnb” en “de Consumentenbond” genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Op 20 mei 2020 is ter griffie ontvangen het verzoek van [verzoeker] in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen (Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen, hierna: de “EPGV”). Het verzoek strekt tot de veroordeling van Airbnb tot betaling van een bedrag van € 164,87 aan hoofdsom alsmede € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020, zoals nader vermeld in het verzoekschrift.
Naar aanleiding van de verzoeken van Airbnb d.d. 20 en 22 juli 2020 om aanhouding van de zaak c.q. verwijzing van de procedure naar de rechtbank Midden-Nederland heeft de griffier partijen bij brief van 7 augustus 2020 bericht dat de kantonrechter die verzoeken afgewezen heeft, dat Airbnb tot 30 september 2020 in de gelegenheid is om een verweerschrift in te dienen en dat partijen in overweging gegeven wordt om de onderhavige EPGV procedure om te zetten in een reguliere kantonprocedure, zodat in die procedure prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld kunnen worden.
Bij brieven van 1 augustus 2020 en van 6 september 2020 hebben partijen laten weten dat zij instemmen met omzetting van de onderhavige procedure in een reguliere kantonprocedure.
Bij brief van 7 september 2020 heeft Airbnb een verweerschrift ingediend, vergezeld van
16 producties.
Vervolgens hebben partijen bij brief van 1 oktober 2020 laten weten dat zij overeenstemming hebben bereikt over de formulering van de aan de Hoge Raad voor te leggen prejudiciële vragen. Gelet op die bereikte overeenstemming heeft de griffier partijen bij brief van 5 november 2020 laten weten dat de eerder geplande mondelinge behandeling van de zaak op 12 november 2020 geen doorgang hoeft te vinden en dat getracht zal worden om zo snel mogelijk vonnis te wijzen en prejudiciële vragen aan de Hoge Raad voor te leggen.
Op 29 oktober 2020 is ter griffie ontvangen een incidentele vordering tot voeging ex artikel 217 Rv ingediend door de Consumentenbond.
Uiteindelijk is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan.
2.1.
Airbnb exploiteert een digitaal platform voor de verhuur en boeking van accommodaties. Gebruikers dienen zich vooraf te registreren op de site van Airbnb en een account te openen. Gebruikers kunnen besluiten accommodaties aan te bieden of juist als reiziger accommodaties te zoeken en te reserveren. Wanneer een boeking tot stand komt, brengt Airbnb aan zowel de gebruiker die de accommodatie aanbiedt als aan de gebruiker die de accommodatie reserveert bemiddelingskosten in rekening.
2.2.
Het platform dat Airbnb biedt, staat voor iedereen open. Degene die het platform wil gebruiken dient eerst een account aan te maken. Door het aanmaken van het account gaat de gebruiker een overeenkomst aan met Airbnb (hierna: de Overeenkomst). Die Overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd en is van toepassing op alle activiteiten die de gebruikers op het platform uitoefenen. De gebruiker hoeft bij het aanmaken van het account dus niet te vermelden of hij/zij voornemens is een accommodatie aan te bieden of daar juist gebruik van te maken en die accommodatie wil reserveren. Degene die de accommodatie aanbiedt en degene die daarvan gebruik wil maken, kunnen uitsluitend via de chatfunctie op het platform met elkaar communiceren en bijvoorbeeld onderhandelen over de prijs en andere voorwaarden. Reserveren kan volgens Airbnb op twee manieren, te weten:
1. in de Reserveer Direct-optie komt direct een reservering - en daarmee een overeenkomst - tot stand tussen twee gebruikers (te weten de reiziger en degene die de accommodatie aanbiedt) op het moment dat de reiziger via een muisklik de betaling bevestigt;
2. in de reserveringsverzoek-optie heeft degene die de accommodatie aanbiedt 24 uur de tijd om het verzoek via een muisklik te accepteren of te weigeren, waarna bij acceptatie een overeenkomst tot stand komt tussen de reiziger en degene die de accommodatie aanbiedt.
Reizigers betalen hun reservering via Airbnb Payments en die betaling wordt pas doorbetaald aan degene die de accommodatie aanbiedt 24 uur nadat de reiziger is ingecheckt. Op die wijze wordt aan de ene kant de reiziger beschermd tegen de reservering van accommodaties die niet (meer) blijken te bestaan en is aan de andere kant degene die de accommodatie aanbiedt, verzekerd van de betaling.
2.3.
[verzoeker] heeft zich op 9 december 2016 geregistreerd bij Airbnb en op de site van Airbnb een account geopend.
2.4.
In de algemene voorwaarden van Airbnb is in artikel 6.1. het volgende opgenomen:
Airbn may charge fees to Hosts (“Host Fees”)and /or Guests (Guest Fees) (collectively,“Service Fees”)in consideration for he use of the Airbnb Platform. More information about when Service Fees apply end how they are calculated can be found on ourService Fees page”.
2.5.
Artikel 8.1. van de algemene voorwaarden bepaalt, voor zover thans van belang, het volgende:
“8.1.1 Subject to meeting any requirements (such as completing any verification processes) set by Airbnb and/or the Host, you can book a Listing available on the Airbnb Platform by following therespective booking process. All applicable fees, including the Listing Fee, Security Deposit (if applicable), Guest Fee and any applicable Taxes (collectively, “ Total Fees ”) will be presented to you prior to booking a Listing. You agree to pay the Total Fees for any booking requested in connection with your Airbnb Account.(…)”
2.6.
Voorts bepaalt artikel 21 van de algemene voorwaarden, voor zover thans van belang, het volgende:
“These Terms are governed by and construed in accordance with Irish law. If you are acting as a consumer and if mandatory statutory consumer protection regulations in your country of residence contain provisions that are more beneficial for you, such provisions shall apply irrespective of the choice of Irish law
2.7.
In de periode van 6 juli 2017 tot en met 16 september 2019 heeft [verzoeker] in verschillende steden in Europa, waaronder Luxemburg en België, accommodaties via Airbnb geboekt. Het gaat daarbij steeds om reserveringen van accommodaties voor korte duur, variërend van één tot vier nachten. Hij heeft daarvoor in totaal een bedrag van
€ 164,87 aan bemiddelingskosten aan Airbnb betaald.
2.8.
Bij brief van zijn gemachtigde d.d. 19 maart 2020 heeft [verzoeker] Airbnb gesommeerd genoemd bedrag aan bemiddelingskosten aan hem terug te betalen binnen 14 dagen na ontvangst van die brief, bij gebreke waarvan [verzoeker] tevens aanspraak heeft gemaakt op betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 48,40.
2.9.
Airbnb is niet tot betaling overgegaan.

3..Het verzoek

3.1.
[verzoeker] heeft verzocht Airbnb te veroordelen tot betaling van het bedrag van
€ 164,87 aan hoofdsom, vermeerderd met € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten, inclusief btw, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2020, met de veroordeling van Airbnb in de kosten van het geding.
3.2.
[verzoeker] heeft - voor zover thans van belang en kort samengevat - het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
3.2.1.
Door middel van haar online platform bemiddelt Airbnb voor zowel huurders als verhuurders in de zin van artikel 7:425 BW. Zij is anders dan Booking.com geen zoekplatform, Airbnb plaatst zich actief tussen vraag en aanbod en Airbnb bepaalt uiteindelijk de huurprijs. Voor de door haar geleverde diensten brengt Airbnb aan zowel de huurder als de verhuurder loon in rekening. Dat is echter in strijd met artikel 7:417 BW. Die bepaling ziet volgens [verzoeker] ook op tijdelijke verhuur van woonruimte in het buitenland. Dat artikel bevat immers geen specifieke regeling voor de woningmarkt, maar is onderdeel van een wettelijk drieluik, dat ziet op het tegengaan van belangenverstrengeling bij lastgeving en bemiddeling.
3.2.2.
[verzoeker] verwijst voor de verdere motivering van zijn vordering naar de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1477 in een vergelijkbare kwestie, waarin Airbnb is veroordeeld tot terugbetaling van de door de huurder betaalde bemiddelingskosten.

4..Het verweer

Airbnb heeft de vordering van [verzoeker] gemotiveerd weersproken en voor zover nodig zal dat verweer hierna besproken worden in het kader van de beoordeling.

5..De beoordeling

5.1. Aard van de onderhavige procedure
Zoals hiervoor ook al overwogen is de procedure oorspronkelijk ingeleid met een verzoek op grond van de EPGV. Beide partijen hebben in de hiervoor genoemde brieven van 21 augustus 2020 ( [verzoeker] ) en 6 september 2020 (Airbnb) te kennen gegeven ermee in te stemmen dat de onderhavige procedure wordt omgezet in een “reguliere kantonprocedure”, omdat op voorhand niet duidelijk is of ook in een procedure op basis van de EPGV prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld kunnen worden. De kantonrechter verstaat het verzoek van partijen om de EPGV procedure om te zetten in een reguliere kantonprocedure zo, dat partijen de kantonrechter verzoeken het tussen hen gerezen geschil ten aanzien van de verschuldigdheid van de bemiddelingskosten door de consument te beslechten in een procedure ex artikel 96 Rv, waarbij het geding zal worden gevoerd zoals in een gewone kantonprocedure op tegenspraak, opdat in deze procedure zo spoedig mogelijk prejudiciële vragen aan de Hoge Raad kunnen worden voorgelegd. Partijen hebben zich niet uitgelaten over het recht op hoger beroep in de procedure ex artikel 96 Rv, doch tegen deze uitspraak staat sowieso geen appel open, gezien het financieel belang van de zaak en de appelgrens, zoals bedoeld in artikel 332 Rv.
5.2.
De voorgeschiedenis en de achtergrond
5.2.1.
De rechtbank Amsterdam heeft op 9 maart 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1477) beslist dat Airbnb in strijd handelt met de wet door zowel bij de huurder als bij de verhuurder bemiddelingskosten in rekening te brengen. Naar aanleiding van die beslissing zijn inmiddels bij een groot aantal gerechten door de consumenten die gebruik hebben gemaakt van het platform van Airbnb procedures in het kader van de EPGV aanhangig gemaakt, waarin aanspraak wordt gemaakt op terugbetaling van de bemiddelingskosten die door de consument zijn betaald. Het gaat daarbij kennelijk om circa 200 procedures. De consumenten worden in die procedures bijgestaan door verschillende claimorganisaties, die door Airbnb worden aangeduid als “claimvehicles”, zoals bijvoorbeeld Twee Heren B.V., ClaimNow B.V., Appeal B.V., vennootschap onder firma Procedeerwinkel en de Consumentenbond Claimservice B.V.
5.2.2.
Airbnb heeft genoemde claimorganisaties ook zelf op 29 juni 2020 voor de rechtbank Rotterdam gedagvaard, waarbij zij onder meer een verklaring voor recht heeft gevorderd dat er geen basis is voor de terugbetaling van de op grond van de overeenkomst in rekening gebrachte bemiddelingskosten voor het gebruik van het Airbnb-platform. Die procedure die bij de handelskamer van de rechtbank Rotterdam aanhangig is onder zaaknummer C/10/599904 / HA ZA 20-652 is aangehouden, onder meer in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen, die aan de Hoge Raad zullen worden voorgelegd.
5.2.3.
Tevens heeft Airbnb op 29 juli 2020 in totaal 17 consumenten gedagvaard voor de kantonrechter te Rotterdam, waarin eveneens een verklaring voor recht is gevorderd dat de consumenten geen recht hebben op terugbetaling van de door hen betaalde bemiddelingskosten. Ook de behandeling van die procedure, die bij de kantonrechter Rotterdam aanhangig is onder zaaknummer 8697104 CV EXPL 20-27725, is aangehouden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad.
5.2.4.
Bovendien is bij de kantonrechter te Rotterdam nog een andere procedure in het kader van de EPGV aanhangig en wel onder zaaknummer 8527084 VZ VERZ 20-9656. Ook die procedure is op gezamenlijk verzoek van partijen omgezet in een procedure ex artikel 96 Rv. In die procedure is heden eveneens vonnis gewezen en daarin zijn verschillende prejudiciële vragen voorgelegd aan de Hoge Raad.
5.2.5.
Eerder hebben de rechtbanken Rotterdam en Midden-Nederland respectievelijk op
6 september 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:7159) en 11 oktober 2019 (niet gepubliceerd) beslist dat de procedure op basis van de EPGV zich niet leent voor de beoordeling van dit soort vorderingen.
5.3.
Incident tot voeging van de ConsumentenbondZoals hiervoor in het verloop van de procedure al vermeld is op 29 oktober 2019 een incidentele vordering tot voeging ex artikel 217 Rv, subsidiair een verzoek tot het indienen van een verweerschrift ex artikel 282 Rv, ontvangen. De Consumentenbond heeft daarin het verzoek gedaan om zich te mogen voegen aan de zijde van [verzoeker] .
[verzoeker] en Airbnb hebben nog geen gelegenheid gehad om zich over dat verzoek uit te laten en de kantonrechter zal de zaak verwijzen naar de hierna te noemen rolzitting opdat beide partijen zich daarover alsnog schriftelijk kunnen uitlaten.
5.4.
Verdere procedurele gang van zaken5.4.1. Nadat beide partijen zich hebben uitgelaten over de door de Consumentenbond verzochte voeging zal de kantonrechter een beslissing nemen ten aanzien van die verzochte vergoeding.
5.4.2.
Reeds nu overweegt de kantonrechter dat de beslissing ten aanzien van de zaak zelf zal worden aangehouden totdat de Hoge Raad de prejudiciële vragen heeft beantwoord, zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.2.4. bedoeld.

6. De beslissing

De kantonrechter:
verstaat dat de onderhavige EPGV- procedure op gezamenlijk verzoek van [verzoeker] en Airbnb is omgezet in een procedure ex artikel 96 Rv;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
donderdag 25 februari 2021opdat [verzoeker] en Airbnb zich schriftelijk kunnen uitlaten over het verzoek van de Consumentenbond tot voeging aan de zijde van [verzoeker] ;
verstaat dat de beslissing ten aanzien van de zaak zelf wordt aangehouden in afwachting van de door de Hoge Raad te beantwoorden prejudiciële vragen in de procedure van [naam persoon] /Airbnb met zaaknummer 8527084 VZ VERZ 20-9656;
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.J.J. Wetzels en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
710