ECLI:NL:RBROT:2021:2196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
ROT 19/5910
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige in het belang van het kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige, [naam 2], die bij haar geboorte de geslachtsnaam van haar vader, eiser, heeft gekregen. De moeder, [naam 1], heeft een aanvraag ingediend om de geslachtsnaam van [naam 2] te wijzigen in de geslachtsnaam van de moeder, '[naam 4]'. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de wijziging in het belang van [naam 2] is. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam 2] inmiddels de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt en dat zij zelf instemt met de wijziging, wat een belangrijke voorwaarde is volgens het Besluit geslachtsnaamswijziging. De rechtbank heeft de verklaringen van [naam 2] tijdens een hoorgesprek als voldoende bewijs beschouwd dat zij de gevolgen van de wijziging begrijpt en dat haar instemming oprechte intentie weerspiegelt. Eiser heeft aangevoerd dat de wijziging niet in het belang van [naam 2] zou zijn, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat identificatie met de moeder voor [naam 2] van groter belang is dan identificatie met de vader via de geslachtsnaam. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming om de geslachtsnaam te wijzigen, bevestigd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/5910

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. C.S. Winter,
en

de Minister voor Rechtsbescherming, verweerder,

gemachtigde: mr. M. Ibrahim.
Als derde-belanghebbende heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 1], te Rotterdam.

Procesverloop

Bij besluit 23 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van [naam 1] tot wijziging van de geslachtsnaam van haar minderjarige dochter ([naam 2]) van “[naam 3]” in “[naam 4]” toegewezen.
Bij besluit van 10 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De moeder heeft, als derde-belanghebbende, een reactie ingediend en nadere stukken ingestuurd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is de moeder, als derde-belanghebbende, verschenen, samen met [naam 5], haar partner.

Overwegingen

1.1.
Eiser (de vader) en [naam 1] (de moeder) hebben samen een kind: [naam 2], geboren op [geboortedatum] 2007. [naam 2] heeft bij haar geboorte de geslachtsnaam van eiser gekregen. Eiser en de moeder hebben in 2009 hun buitenhuwelijkse samenleving verbroken. [naam 2] woont bij haar moeder.
1.2.
Op 29 maart 2019 heeft de moeder bij verweerder een aanvraag ingediend tot het wijzigen van de geslachtsnaam van [naam 2] in “[naam 4]”. Bij brief van 9 april 2019 is eiser door verweerder in kennis gesteld van deze aanvraag. Eiser heeft op 19 april 2019 zijn bezwaren tegen de verzochte geslachtsnaamswijziging van [naam 2] geuit. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen. Eiser heeft bezwaar hiertegen gemaakt.
1.3.
[naam 2] heeft tijdens de bezwaarfase de leeftijd van 12 jaar bereikt. Op 25 september 2019 is [naam 2], buiten de aanwezigheid van de moeder en eiser, door verweerder gehoord. Tijdens dit hoorgesprek heeft [naam 2] aan verweerder verteld dat zij de door haar moeder verzochte geslachtsnaamswijziging zelf graag wil. Verder heeft zij het formulier ‘Instemmingsverklaring kind 12 jaar en ouder’ (hierna: instemmingsformulier) ondertekend. Vervolgens is het bestreden besluit genomen.
2. Het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit met (gedeeltelijke) wijziging van de gronden is gehandhaafd, houdt het volgende in. Gedurende de bezwaarprocedure heeft [naam 2] de leeftijd van 12 jaar bereikt, waardoor de aanvraag, anders dan in het primaire besluit is gebeurd, beoordeeld dient te worden op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met het vierde lid, aanhef en onder c, van het Besluit geslachtsnaamswijziging (hierna: het Besluit). Volgens verweerder wordt er voldaan aan de in voormelde bepalingen vermelde voorwaarden voor geslachtsnaamswijziging, waaronder de voorwaarde van de verzorgingstermijn en de voorwaarde dat het minderjarige kind dat de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt moet instemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging. Voorts stelt verweerder dat de verzochte geslachtsnaamswijziging in het belang van [naam 2] is, nu zij zich hierdoor kan identificeren met haar moeder en daarmee met het gezin waar zij in het dagelijkse leven deel van uitmaakt. Verweerder acht dit voor [naam 2] van meer belang dan dat zij zich via haar geslachtsnaam kan identificeren met eiser.
3. Het voor deze uitspraak relevante juridisch kader is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
4.1.
Eiser heeft aangevoerd dat onvoldoende vaststaat dat [naam 2] beseft waarmee zij heeft ingestemd, zodat niet duidelijk is of [naam 2] instemming overeenkomt met haar daadwerkelijke wil.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat wordt voldaan aan de uit artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voortvloeiende voorwaarde dat er sprake moet zijn van een verzorgingstermijn van drie jaar. Partijen houdt verdeeld of er is voldaan aan de uit artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c, van het Besluit voortvloeiende voorwaarde dat het minderjarige kind dat de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt moet instemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat aan een verklaring van een minderjarig kind dat hij/zij instemt met geslachtsnaamswijziging in het licht van artikel 3, vierde lid, van het Besluit slechts betekenis toekomt als dit kind ten tijde van die instemming de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt. In deze ‘leeftijdskeuze’ van de regelgever ligt naar het oordeel van de rechtbank onder meer besloten dat een kind van 12 jaar of ouder wordt geacht de betekenis en de gevolgen van een dergelijke instemming te kunnen overzien. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat een kind van 12 jaar of ouder dat instemt met geslachtsnaamswijziging ook daadwerkelijk de wil heeft zijn geslachtsnaam te laten wijzigen, tenzij sprake is van aanwijzingen voor het tegendeel.
4.4.
[naam 2] heeft tijdens het hoorgesprek op 25 september 2019, waarbij zij op de hoogte is gesteld van de bezwaren van eiser tegen de verzochte geslachtsnaamswijziging, verklaard dat zij de verzochte geslachtsnaamswijziging zelf wil en heeft vervolgens ter bevestiging van die verklaring het instemmingsformulier ondertekend. Verder heeft [naam 2] tijdens het hoorgesprek verteld dat de geslachtsnaamswijziging haar niet door haar moeder wordt opgedrongen, dat zij de geslachtsnaam van haar moeder al in de praktijk (op school) gebruikt, dat zij het een mooie naam vindt, dat al haar neefjes en nichtjes ook zo heten en dat zij geen spijt zal krijgen van de geslachtsnaamswijziging. Naar het oordeel van de rechtbank liggen in deze verklaring van [naam 2] op zichzelf bezien, anders dan eiser meent, geen aanwijzingen besloten dat [naam 2] niet daadwerkelijk de wil heeft in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging. Weliswaar heeft [naam 2] op (enigszins) kinderlijke wijze uitgelegd waarom zij de verzochte geslachtsnaamswijziging wil, maar dit maakt niet dat moet worden geoordeeld dat [naam 2] de betekenis en gevolgen van haar instemming niet overziet. Integendeel, de opmerking van [naam 2] over haar neefjes en nichtjes maakt, in al zijn kinderlijkheid, naar het oordeel van de rechtbank juist duidelijk dat [naam 2] begrijpt en ook voelt wat de verzochte geslachtsnaamswijziging voor haar betekent.
4.5.
Eiser heeft aangevoerd, en dit heeft de moeder ter zitting (in zekere zin) bevestigd, dat [naam 2] heeft gezegd dat zij de geslachtsnamen van haar beide ouders zou willen voeren. Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijke uitlating van [naam 2], bezien in het licht van [naam 2] verklaring tijdens het hoorgesprek, een onvoldoende aanwijzing dat [naam 2] niet daadwerkelijk de wil heeft in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging. Immers, deze uitlating van [naam 2] gaat slechts over haar eventuele naamvoering in de praktijk en niet over haar officiële geslachtsnaam – waar deze procedure over gaat en ook het hoorgesprek over is gegaan – terwijl er geen aanknopingspunten bestaan voor het oordeel dat [naam 2] niet in staat is om dit onderscheid te maken en te begrijpen. Ten slotte overweegt de rechtbank dat ook in eisers stellingen dat niet uit te sluiten is dat de moeder een rol heeft gespeeld bij [naam 2] keuze en dat de keuze slechts van tijdelijke aard is, geen aanwijzingen liggen besloten dat [naam 2] niet daadwerkelijk de wil heeft in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging, reeds nu deze stellingen geen steun vinden in [naam 2] verklaring tijdens het hoorgesprek of in andere gegevens met een objectief karakter.
4.6.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder er terecht van is uitgegaan dat de door [naam 2] op de hoorzitting gegeven verklaring en het door [naam 2] ondertekende instemmingsformulier haar daadwerkelijke wil weerspiegelen. Gelet hierop stelt verweerder terecht dat is voldaan aan de voorwaarde van instemming als bedoeld in artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c, van het Besluit. De onder 4.1. weergegeven beroepsgrond slaagt niet.
5.1.
Eiser heeft verder aangevoerd dat de verzochte geslachtsnaamswijziging niet in het belang van [naam 2] is en evenmin in zijn belang. De geslachtsnaamswijziging zal er volgens eiser namelijk toe leiden dat [naam 2] zich niet meer met hem kan identificeren, terwijl identificatie met beide ouders voor [naam 2] van groot belang is. Verder stelt eiser dat het behoud van haar huidige geslachtsnaam voor [naam 2] geen belemmering vormt voor identificatie met haar moeder, nu [naam 2] binnen een gezin met haar moeder samenleeft en zich reeds op die manier met haar moeder kan identificeren.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, waaronder de uitspraak van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2722, moet verweerder het verzoek om geslachtsnaamswijziging beoordelen aan de hand van de van toepassing zijnde regelgeving en moet hij, ook in het geval daaraan wordt voldaan, bij de uitoefening van die bevoegdheid alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken. Als niet of nauwelijks in gezinsverband met de minderjarige is samengeleefd, wordt er, gelet op de bedoeling van de regeling zoals neergelegd in het Besluit, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, van uitgegaan dat het in het belang van de minderjarige is dat deze de naam draagt van degene met wie hij een bestendige gezinssituatie heeft.
5.3.
Niet in geschil is dat [naam 2], sinds de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving tussen haar ouders in 2009, met haar moeder samenwoont en met haar een bestendige gezinssituatie heeft. Evenmin is in geschil dat [naam 2] en eiser, nadat er vanaf december 2017 gedurende anderhalf jaar geen contact is geweest, inmiddels enige, maar geen uitgebreide omgang hebben.
5.4.
Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat de verzochte geslachtsnaamswijziging in het belang van [naam 2] moet worden geacht. Immers, hierdoor wordt [naam 2] geslachtsnaam in overeenstemming gebracht met haar feitelijke gezins- en leefsituatie en kan [naam 2] zich ook via haar geslachtsnaam – en daarmee volledig en volwaardig – identificeren met haar moeder, met wie zij in gezinsverband samenleeft en die de belangrijkste rol in haar leven en opvoeding vervult. Het belang voor [naam 2] om zich ook via haar geslachtsnaam te kunnen identificeren met (de familie van) haar moeder kan ook worden afgeleid uit wat [naam 2] zelf tijdens het hoorgesprek heeft verteld, bijvoorbeeld over haar neefjes en nichtjes. In die opmerking klinkt door dat [naam 2] het belangrijk vindt om ‘er volledig bij te horen’ en dat gevoel nu niet helemaal heeft.
5.5.
Bij voormeld oordeel heeft de rechtbank betrokken dat niet is gebleken van aanwijzingen dat de verzochte geslachtsnaamswijziging niet in het belang van [naam 2] zou zijn. Verweerder heeft zich in dit verband naar het oordeel van de rechtbank, gelet op hetgeen onder 5.4. is overwogen, op het standpunt kunnen stellen dat identificatie via geslachtsnaam met eiser voor [naam 2] ondergeschikt is aan identificatie via geslachtsnaam met haar moeder. Dit wil niet zeggen dat het voor [naam 2] niet belangrijk is om zich ook met eiser te kunnen identificeren. Echter, identificatie met eiser kan ook op andere manieren plaatsvinden dan via de geslachtsnaam, bijvoorbeeld door contact en omgang. Verder geldt dat de geslachtsnaamswijziging geen wijziging meebrengt in de familierechtelijke betrekkingen tussen eiser en [naam 2], geen rechtstreekse gevolgen heeft voor het omgang en contact tussen eiser en [naam 2] en niet maakt dat [naam 2] niet weet dat eiser haar vader is. Voorts is het zo dat [naam 2], indien gewenst, zodra zij meerderjarig is zelfstandig kan verzoeken de geslachtsnaamswijziging ongedaan te maken. Als laatste overweegt de rechtbank in dit verband dat de ter zitting door eiser geuite wens dat [naam 2] zijn geslachtsnaam doorgeeft aan nakomelingen eiser niet kan baten, nu deze wens niet het belang van [naam 2] raakt.
5.6.
Gelet op het vorenstaande volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat de verzochte geslachtsnaamswijziging niet in het belang van [naam 2] is. De onder 5.1. weergegeven beroepsgrond slaagt niet.
6. Nu wordt voldaan aan alle in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met het vierde lid, aanhef en onder c, van het Besluit vermelde voorwaarden voor geslachtsnaamswijziging en de verzochte geslachtsnaamswijziging in het belang van [naam 2] moet worden geacht, concludeert de rechtbank dat verweerder tot wijziging van [naam 2] geslachtsnaam heeft mogen besluiten.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. van Dijk-Goedhart, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 11 maart 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE
Burgerlijk Wetboek (BW)
Op grond van artikel 1:7, eerste lid, van het BW kan de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd.
Besluit geslachtsnaamswijziging (Besluit)
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit wordt op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed.
Op grond van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c, van het Besluit wordt het verzoek afgewezen indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige van twaalf jaren of ouder, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft.