In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee verzoekers en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van een appartementencomplex. De verzoekers, eigenaren van een appartementsrecht, hebben verzocht om de nietigverklaring en vernietiging van twee besluiten van de VvE die betrekking hebben op de sluiting van een inpandig zwembad. De verzoekers stellen dat het besluit in strijd is met de splitsingsakte, waarin het zwembad als gemeenschappelijk gedeelte is bestemd. De VvE heeft echter betoogd dat de kantonrechter niet bevoegd is om over de nietigheid te oordelen en dat de besluiten niet in strijd zijn met de splitsingsakte.
De procedure begon met de indiening van een verzoekschrift op 10 juli 2020, gevolgd door een tweede verzoekschrift op 6 januari 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 februari 2021. De verzoekers hebben aangevoerd dat de besluiten van de VvE nietig zijn omdat ze in strijd zijn met de statutaire bepalingen en dat de besluitvorming niet zorgvuldig is geweest. De VvE heeft verweer gevoerd en betoogd dat de besluiten niet vernietigbaar zijn.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de besluitvorming en dat de besluiten van 10 juni 2020 en 7 december 2020 vernietigd dienen te worden. De rechter heeft vastgesteld dat de leden van de VvE niet goed en volledig zijn geïnformeerd over de verschillende mogelijkheden en alternatieven met betrekking tot het zwembad. Hierdoor zijn de besluiten in strijd met de redelijkheid en billijkheid tot stand gekomen. De verzoekers hebben geen belang meer bij een voorlopige maatregel, en de VvE is veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers.