ECLI:NL:RBROT:2021:2242

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
8647323 AZ VERZ 20-124 en 8959391 AZ VERZ 21-2 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaars inzake het gebruik van een inpandig zwembad

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee verzoekers en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van een appartementencomplex. De verzoekers, eigenaren van een appartementsrecht, hebben verzocht om de nietigverklaring en vernietiging van twee besluiten van de VvE die betrekking hebben op de sluiting van een inpandig zwembad. De verzoekers stellen dat het besluit in strijd is met de splitsingsakte, waarin het zwembad als gemeenschappelijk gedeelte is bestemd. De VvE heeft echter betoogd dat de kantonrechter niet bevoegd is om over de nietigheid te oordelen en dat de besluiten niet in strijd zijn met de splitsingsakte.

De procedure begon met de indiening van een verzoekschrift op 10 juli 2020, gevolgd door een tweede verzoekschrift op 6 januari 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 februari 2021. De verzoekers hebben aangevoerd dat de besluiten van de VvE nietig zijn omdat ze in strijd zijn met de statutaire bepalingen en dat de besluitvorming niet zorgvuldig is geweest. De VvE heeft verweer gevoerd en betoogd dat de besluiten niet vernietigbaar zijn.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de besluitvorming en dat de besluiten van 10 juni 2020 en 7 december 2020 vernietigd dienen te worden. De rechter heeft vastgesteld dat de leden van de VvE niet goed en volledig zijn geïnformeerd over de verschillende mogelijkheden en alternatieven met betrekking tot het zwembad. Hierdoor zijn de besluiten in strijd met de redelijkheid en billijkheid tot stand gekomen. De verzoekers hebben geen belang meer bij een voorlopige maatregel, en de VvE is veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8647323 AZ VERZ 20-124 en 8959391 AZ VERZ 21-2 (gevoegd)
uitspraak: 12 maart 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:

1..[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2] ,
beiden wonende te [woonplaats verzoekers] ,
verzoekers,
gemachtigde: mr. M.H.J. Doornink,
tegen:
de vereniging
[verweerster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats verweerster] ,
verweerster,
gemachtigde: [naam] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [verzoekers] ’ en ‘ [verweerster] ’.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het eerste verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 10 juli 2020, met producties;
  • het tweede verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 6 januari 2021, met producties;
  • het verweerschrift, met producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 februari 2021. De gemachtigde van [verzoekers] heeft pleitaantekeningen overgelegd.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als door de ene partij gesteld en door de andere partij niet weersproken staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[verzoekers] is sinds 3 maart 2009 eigenaar van het appartementsrecht dat op grond van de akte van splitsing met ingang van 20 september 1977 rust op het appartement aan de [adres] , in het appartementengebouw [gebouw] . In het gebouw zijn 60 appartementen.
2.3
In het gebouw [gebouw] is een inpandig zwembad aanwezig. Vanaf 10 april 2017 is de toekomst van het zwembad in bespreking gekomen bij een vergadering van eigenaars en is besloten om in 2018 geen eenmalige bijdrage van € 750,- per appartement te doen voor groot onderhoud aan het zwembad.
2.4
Bij de ledenvergadering van 7 oktober 2019 is de sluiting van het zwembad aan de orde gekomen vanwege onder andere een lekkage. De vergadering heeft toen besloten om het zwembad geopend te houden en de lekkage te laten verhelpen door [bedrijf 1] Nadat [bedrijf 1] hiertoe niet in staat bleek, heeft het bestuur een offerte opgevraagd bij [bedrijf 2] .
2.5
Op 19 mei 2020 heeft het bestuur middels een nieuwsbrief de leden op de hoogte gesteld over de status van het zwembad:

Stand van zaken zwembad.
1. Er is nog niet gestart met het verhelpen van de lekkage aan het zwembad, omdat de uiteindelijke reparatie door [bedrijf 2] bijna 3 keer zo duur is geworden als begroot voor de vorige ledenvergadering. Verderop in dit stuk wordt dit in detail uitgelegd.”
en

Gezien de extra verantwoordelijkheid, het extra werk, de éénmalige extra uitgaven (voorlopige schatting min. € 40.000) en de hogere structurele uitgaven, zien wij ons genoodzaakt de leden te adviseren om het zwembad te sluiten!
Daarom gaan we je uitnodigen voor een schriftelijke stemming, conform artikel 48, lid 3 van ons Reglement van Splitsing. Tot 27 mei kun je reageren op dit voorstel. Enige dagen later ontvang je dan van ons het stembriefje met de eventuele opmerkingen van leden en onze reactie daarop.”
2.6 37
37 van de 60 eigenaren stemden bij de schriftelijke stemronde voor sluiting van het zwembad, waarna het bestuur heeft gecommuniceerd dat de vergadering heeft besloten tot het sluiten van het zwembad.
2.7
[verzoekers] heeft een verzoekschrift ingediend tegen het besluit van 10 juni 2020 dat strekt tot sluiting van het zwembad. Naar aanleiding daarvan zijn partijen in overleg gegaan en hebben zij de procedure aangehouden in afwachting van een opnieuw door [verweerster] te nemen besluit. In de vergadering van 7 december 2020 heeft het bestuur de leden vervolgens toestemming gevraagd uitgaven te doen zodat het zwembad (weer) voldoet aan de geldende wet- en regelgeving, welke uitgaven werden begroot op 75.403 plus 11.350 voor het jaarlijks regulier onderhoud. Dit voorstel is met 6 stemmen vóór, van de 39 uitgebrachte geldige stemmen, niet aangenomen.

3..Het geschil

3.1
[verzoekers] verzoekt dat bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. om de besluiten van de vergadering van eigenaars van de VvE d.d. 10 juni 2020 en 7 december 2020 zoals opgenomen in de stemmingsuitslag bij wege van voorlopige maatregel ex artikel 5:130 lid 4 BW te schorsen;
II. om de besluiten van de vergadering van eigenaars van de VvE d.d. 10 juni 2020 en 7 december 2020, nietig te verklaren;
Subsidiair
III. om de besluiten van de vergadering van eigenaars van de VvE d.d. 10 juni 2020 en 7 december 2020 te vernietigen;
Zowel primair als subsidiair
IV. daarbij de VvE, met uitzondering van [verzoekers] , te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2
[verzoekers] legt primair aan zijn verzoeken ten grondslag dat uit de splitsingstekening bij de splitsingsakte volgt dat de ruimte waarin het zwembad zich bevindt als bestemming zwembad heeft. De eigenaren en gebruikers hebben recht op gebruik van het zwembad, zodat het besluit in strijd met de splitsingsakte en derhalve nietig is. Subsidiair legt [verzoekers] aan zijn verzoek ten grondslag dat het bestuur niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de besluitvorming door onjuiste en onvolledige informatie te verstrekken aan de leden, zodat het besluiten in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn genomen en derhalve vernietigbaar zijn, aldus steeds [verzoekers] .
3.3
[verweerster] heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken. Zij legt daaraan – kort samengevat – het volgende ten grondslag. De kantonrechter is niet bevoegd om over de nietigheid te oordelen. Voor zover de kantonrechter zich wel bevoegd acht geldt dat de splitsingstekening niet is bedoeld om een bestemming toe te kennen, maar om de begrenzing van privégedeelten zo nauwkeurig mogelijk weer te geven. Ook is geen sprake van onttrekking van registergoederen. Van strijd met de splitsingsakte is dan ook geen sprake, zodat de besluiten niet nietig zijn. Ten aanzien van de vernietigbaarheid geldt dat de inhoud van de besluiten slechts marginaal kan worden getoetst, gelet op de beleidsvrijheid die een VvE toekomt. Of de inhoud van een besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid moet met terughoudendheid worden beoordeeld. Hiervan is geen sprake, zodat de besluiten niet vernietigd dienen te worden.

4..De beoordeling

4.1
[verweerster] stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter niet bevoegd is om te oordelen over de nietigheid van de bestreden besluiten. Daarmee miskent [verweerster] echter – zoals [verzoekers] terecht aanvoert – dat de Hoge Raad op 10 juli 2020 heeft bepaald dat de kantonrechter een vordering tot nietigverklaring en een verzoek tot vernietiging in één uitspraak kan beoordelen. [1]
4.2
[verzoekers] doet primair een beroep op de nietigheid van de besluiten. Van nietigheid van een besluit is op grond van artikel 2:14 BW sprake indien het besluit in strijd is met statutaire bepalingen, waaronder ook wordt verstaan de akte van splitsing.
4.3
[verzoekers] wijst ter onderbouwing van zijn standpunt op de splitsingstekeningen die onderdeel zijn van de splitsingsakte. [verzoekers] stelt dat doordat op de tekeningen in de ruimte van het zwembad ook ‘zwembad’ staat ingeschreven, aan het gemeenschappelijke gedeelte de bestemming zwembad is toegekend en dat hierop ook door derden die eventueel een appartement in het complex willen kopen mag worden vertrouwd. Het sluiten van het zwembad is in strijd met de splitsingsakte omdat de artikelen 16, 17 en 20 van de splitsingsakte iedere gebruiker het recht geven van het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten volgens de bestemming daarvan, aldus [verzoekers]
4.4
[verweerster] voert aan dat de splitsingstekening op grond van artikel 5:109 lid 2 BW is bedoeld om de gedeelten van het gebouw te onderscheiden die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te gebruiken. Dit betreft dan de gedeelten die voor privégebruik zijn bestemd, zoals vastgelegd in een appartementsrecht.
4.5
Dat op de splitsingstekeningen ‘zwembad’ staat, betekent niet zonder meer dat die ruimte ook de bestemming zwembad krijgt zoals bedoeld in de artikelen 16, 17 en 20 van de splitsingsakte. Uit artikel 5:109 lid 2 BW volgt dat het doel van een splitsingstekening (slechts) is om de begrenzing van de verschillende appartementsrechten aan te geven. Gezien deze duidelijke bedoeling van de splitsingstekeningen ligt het niet in de rede om deze tekeningen en de daarbij geschreven aanwijzingen uit te leggen. Dit betekent dat het sluiten van het zwembad niet in strijd is met de splitsingsakte en dat van nietigheid van de bestreden besluiten geen sprake is.
4.6
Subsidiair doet [verzoekers] een beroep op de vernietigbaarheid van de besluiten. Van vernietigbaarheid is onder meer sprake als een besluit naar inhoud of totstandkoming in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW wordt geëist.
4.7
Hoewel het besluit van 10 juni 2020 inmiddels is ‘ingehaald’ door het besluit van 7 december 2020, heeft [verzoekers] belang bij vernietiging van het besluit van 10 juni, omdat dit besluit herleeft als het besluit van 7 december 2020 wordt vernietigd. Uit de omstandigheid dat [verweerster] zelf heeft beslist tot een nieuwe stemronde wordt afgeleid dat de besluitvorming onzorgvuldig en derhalve in strijd met de redelijkheid en billijkheid is geweest en dat [verweerster] dit erkent. Het bestreden besluit van 10 juni 2020 wordt dan ook vernietigd.
4.8
Volgens [verzoekers] is voor wat betreft het besluit van 7 december 2020 sprake van strijd met de redelijkheid en billijkheid omdat het bestuur de leden van de VvE voorafgaand aan de schriftelijke stemming die heeft geleid tot het besluit van 7 december 2020 onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd, waardoor de besluitvorming niet zorgvuldig is geweest. De totstandkoming van het besluit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus [verzoekers] . Ter onderbouwing van zijn standpunt voert [verzoekers] onder andere aan dat het bestuur zonder overleg tot de conclusie is gekomen dat het onderhoud aan het zwembad niet kan worden overgedragen aan andere VvE-leden, zodat een dure waterzuiveringsinstallatie moet worden aangeschaft. Ook heeft [verweerster] na aanhouding van de procedure inzake het verzoekschrift tegen het besluit van 10 juni 2020 [verzoekers] slechts heel minimaal en laat van informatie voorzien, zodat er geen mogelijkheid was om tegenonderzoek te doen alvorens het nieuwe besluit zou worden genomen, aldus [verzoekers]
4.9
[verweerster] voert aan dat zij – nadat partijen hadden afgesproken de eerste procedure aan te houden voor het nemen van een nieuw besluit – volgens afspraak al op 22 oktober 2020 aan [verzoekers] heeft laten weten waar zij welke informatie heeft opgevraagd. Uiteindelijk is door [verweerster] vanwege de coronamaatregelen één nieuwe offerte opgevraagd. Vervolgens voert [verweerster] aan dat op de vergadering van 7 december 2020 aan de leden kenbaar is gemaakt dat er nog tegenonderzoek wordt uitgevoerd door [verzoekers] maar dat de leden de uitkomsten van dit tegenonderzoek niet wilden afwachten.
4.1
Voor een ingrijpend besluit als het sluiten van een inpandig zwembad, is het van belang dat de leden van een VvE goed en volledig worden geïnformeerd over de verschillende mogelijkheden en alternatieven en de daarmee gemoeid zijnde kosten. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat [verweerster] heeft geïnventariseerd of het onderhoud verricht kan worden door VvE-leden in plaats van het installeren van een kostbare installatie. Daarnaast is er na het toegezegde aanvullend onderzoek naar aanleiding van het verzoekschrift gericht tegen het besluit van 10 juni 2020 aan de leden slechts één nieuwe offerte voor de werkzaamheden aan de leden toegestuurd. Bovendien heeft [verweerster] niet aan [verzoekers] de gelegenheid geboden om de resultaten van zijn aangekondigde tegenonderzoek aan de leden aan te bieden vóór het nemen van het nieuwe besluit. De leden beschikten derhalve over beperkte en eenzijdige informatie en zijn er weliswaar van op de hoogte gesteld dat er tegenonderzoek werd uitgevoerd, maar hebben geen kennis kunnen nemen van de resultaten daarvan. De leden hebben derhalve hun keuze op basis van onvolledige informatie dienen te maken. Al deze omstandigheden in samenhang bezien, leiden tot het oordeel dat het besluit van 7 december 2020 niet met de nodige zorgvuldigheid en daarmee in strijd met de redelijkheid en billijkheid tot stand is gekomen, zodat (ook) dit besluit wordt vernietigd.
4.11
Nu beide besluiten worden vernietigd heeft [verzoekers] geen belang bij een voorlopige maatregel zullen de verzochte schorsingen worden afgewezen.
4.12
[verweerster] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor zover [verzoekers] verzoekt om niet hemzelf in de proceskosten te veroordelen geldt dat [verweerster] als rechtspersoon in de proceskosten worden veroordeeld en niet de individuele leden. De proceskosten zullen dan ook door de vereniging moeten worden betaald. Hoe de veroordeling vervolgens intern wordt afgehandeld is aan de vereniging.

5..De beslissing

De kantonrechter,
vernietigt de besluiten van 10 juni 2020 en 7 december 2020;
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoekers] begroot op € 168,- aan griffierecht en € 747,- aan salaris gemachtigde;
verklaart bovengenoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645