ECLI:NL:RBROT:2021:2571

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
25 maart 2021
Zaaknummer
7447625 CV EXPL 19-144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming VVE over de locatie van een poort in strijd met de redelijkheid en billijkheid

In deze zaak, die werd behandeld door de kantonrechter te Dordrecht, heeft de vereniging [eiseres] een vordering ingesteld tegen Topaas Investments B.V. over de besluitvorming van de VVE met betrekking tot de positionering van een poort. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 5 november 2020 al een aantal zaken vastgesteld en de hoofdsom van de vordering van [eiseres] van € 1.262,89 toegewezen, evenals de wettelijke rente. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd ook toegewezen, maar andere vorderingen van [eiseres] werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

In reconventie heeft Topaas haar vordering tot schadeloosstelling ingediend, stellende dat de besluitvorming over de poort in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter oordeelde dat de besluitvorming inderdaad in strijd was met deze beginselen, zoals vastgelegd in de artikelen 2:15 en 2:8 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter concludeerde dat Topaas schade had geleden door de slechte bereikbaarheid van haar bedrijfsunits als gevolg van de positionering van de poort. De zaak werd verwezen naar de schadestaatprocedure voor verdere beoordeling van de schade.

De kantonrechter heeft Topaas in het gelijk gesteld en [verweerster] veroordeeld tot schadevergoeding, evenals de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in besluitvorming binnen VVE's en de gevolgen van onrechtmatige besluiten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer/rolnummer: 7447625 CV EXPL 19-144
uitspraak: 25 maart 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
de vereniging
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J. Zoetelief-Verbaan (BoitenLuhrs),
tegen:
de besloten vennootschap
Topaas Investments B.V.,
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: [naam].
Partijen worden hierna [eiseres] en Topaas genoemd.

1..De procedure

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 november 2020;
- de akte van 2 december 2020 van de zijde van Topaas, met producties;
- de antwoordakte van 29 december 2020 van de zijde van [eiseres] , met producties.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

In conventie

2.1
Overeenkomstig het tussenvonnis zal de hoofdsom van de vordering van [eiseres] (€ 1.262,89) worden toegewezen. Ook de gevorderde wettelijke rente vanaf de dagvaarding is toewijsbaar.
2.2
[eiseres] heeft aanspraak gemaakt op de wettelijke rente tot aan de dagvaarding ter hoogte van € 61,75. [eiseres] heeft het gevorderde bedrag niet aangepast aan haar vermindering van eis. Het is dus niet duidelijk wat het juiste bedrag is. Deze post is daarom niet toewijsbaar.
2.3
Aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van de vordering met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten (inclusief BTW) is voldaan. In overeenstemming met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen een bedrag van € 189,43, vermeerderd met € 39,78 BTW, in totaal dus € 229,21.
2.4
Het gevorderde bedrag van € 6,05 ter zake van “kosten kadastrale recherche t.b.v. bewijs” is onvoldoende onderbouwd. Deze post is daarom niet toewijsbaar.
2.5
Topaas zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.
In reconventie
2.6
Overeenkomstig het tussenvonnis zullen de primaire en de subsidiaire vorderingen van Topaas worden afgewezen.
2.7
Het gaat alleen nog om de meer subsidiaire vordering: de vordering tot schadeloosstelling vanwege de positionering van de poort. De grondslag van deze vordering is dat de besluitvorming over de positionering van de poort in strijd is met de redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 2:15 lid 1, aanhef en onder b, en artikel 2:8 lid 1 BW en bovendien jegens Topaas onrechtmatig (zie ook 4.11 van het tussenvonnis).
2.8
De termijn waarbinnen Topaas vernietiging had kunnen vorderen, is verstreken (zie ook 4.10 van het tussenvonnis). Dit betekent niet dat Topaas [verweerster] niet meer zou kunnen aanspreken op grond van onrechtmatige daad (vgl. de uitspraak van de Hoge Raad van 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1061).
2.9
Topaas heeft de meer subsidiaire vordering als volgt toegelicht. Door de te smalle doorgang van de poort zijn de bedrijfsunits van Topaas niet of lastig bereikbaar voor grote vrachtwagens. Grote vrachtwagens kunnen namelijk de draai niet goed maken. Hierbij speelt ook de nabijgelegen oprijbaan een rol. Topaas heeft (mogelijk) meer belang bij een goede bereikbaarheid dan de andere eigenaars. Dit heeft (mogelijk) te maken met het feit dat Topaas eigenaar is van de twee grootste van de vijf grotere bedrijfsunits, terwijl er verder alleen kleine bedrijfsunits zijn. Topaas heeft daarom een oplossing voorgesteld waarbij de doorgang van de poort wordt verbreed. Aanvankelijk had Topaas hierover met het bestuur overeenstemming bereikt. In de oplossing waarvoor uiteindelijk op de vergadering van 16 september 2019 is gekozen (het blauwe voorstel), wordt de doorgang niet groter maar juist kleiner, omdat het kleine hek aan de linkerkant niet bruikbaar is. De bedrijfsunits van Topaas worden door de slechte bereikbaarheid minder aantrekkelijk voor verhuur. Hierdoor lijdt Topaas schade.
2.1
De kantonrechter oordeelt dat [verweerster] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de bedrijfsunits van Topaas als gevolg van de positionering van de poort niet of lastig bereikbaar zijn voor grote vrachtwagens. Topaas heeft situatietekeningen overgelegd waarin de door een grote vrachtwagen te maken bocht is ingetekend. Volgens deze situatietekeningen is de doorgang van de poort te smal. Verder heeft Topaas met foto’s van een grote vrachtwagencombinatie en een verklaring van een huurder onderbouwd dat grote vrachtwagens de bocht moeilijk kunnen maken. [verweerster] heeft hier onvoldoende tegenover gesteld. Het bezwaar van [verweerster] dat Topaas haar vordering niet tijdig heeft onderbouwd omdat de genoemde foto’s en de verklaring van de huurder pas ter zitting zijn overgelegd, wordt verworpen. De genoemde situatietekeningen heeft Topaas immers al bij haar akte wijziging van eis van 9 maart 2020 overgelegd.
2.11
In haar akte na het tussenvonnis heeft Topaas voldoende toegelicht waarom in de situatietekening van het blauwe voorstel het kleine hek aan de linkerkant gesloten is. Volgens Topaas is het niet reëel om ervan uit te gaan dat chauffeurs van grote vrachtwagens van deze ruimte gebruikmaken omdat de aanslag van de poort ongeveer 20 cm boven de grond uitkomt en vrachtwagens hier niet zonder schade (aan de aanslag zelf dan wel aan de banden van de vrachtwagen) overheen kunnen rijden. Topaas heeft deze stelling onderbouwd met foto’s. [verweerster] heeft deze stellingen in haar antwoordakte niet bestreden. Topaas heeft in dit verband verder gesteld dat kort achter het kleine hek dikwijls auto’s staan geparkeerd, zodat ook om die reden chauffeurs niet van het kleine hek gebruik zullen maken. [verweerster] heeft deze stelling onvoldoende gemotiveerd betwist. Ook uit de door [verweerster] zelf overgelegde foto’s blijkt dat de ruimte tussen het hek en de geparkeerde auto’s zo beperkt is dat aangenomen moet worden dat van die auto’s een belemmerende werking uitgaat.
2.12
[verweerster] heeft aangevoerd dat er in de praktijk nauwelijks grote vrachtwagens op het terrein komen of behoeven te komen. Ook heeft [verweerster] gesteld dat een grote vrachtwagen achteruit door de poort kan rijden en dan kan doorrijden tot aan de oprijbaan, waarna de lading met een palletwagen gelost kan worden. Volgens [verweerster] heeft Topaas daarom geen belang bij een bredere doorgang. De kantonrechter volgt [verweerster] hierin niet. Zelfs als het zo zou zijn dat er bij de huurders van Topaas momenteel maar af en toe grote vrachtwagens komen, moet worden aangenomen dat bedrijfsunits als die van Topaas ook voor grote vrachtwagens goed bereikbaar moeten zijn. Van een goede bereikbaarheid kan niet worden gesproken als grote vrachtwagens niet verder kunnen rijden dan de oprijbaan.
2.13
Ter zitting heeft [verweerster] nog naar voren gebracht dat geen sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid omdat, als Topaas haar standpunt over de te smalle doorgang eerder deugdelijk had onderbouwd, de besluitvorming anders had kunnen verlopen. De kantonrechter volgt [verweerster] hierin niet. Het was destijds voldoende duidelijk dat Topaas er belang bij had dat de poort zou worden verbreed, zoals ook blijkt uit haar voorstel dat bij de vergaderstukken was gevoegd. Het feit dat Topaas haar standpunt destijds nog niet had onderbouwd met bijvoorbeeld situatietekeningen, betekent niet dat niet achteraf kan worden geoordeeld dat de besluitvorming in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
2.14
[verweerster] heeft voorts aangevoerd dat van strijd met de redelijkheid en billijkheid geen sprake is omdat Topaas het bereiken van een oplossing zelf in de weg heeft gestaan. Voor die conclusie is echter in de stellingen van partijen en in de overgelegde stukken onvoldoende grond te vinden. [verweerster] heeft gesteld dat Topaas op de vergadering van 16 september 2019 niet heeft ingestemd met de voorgestelde wijziging van de splitsingsakte. (Die wijziging was volgens het bestuur nodig voor een oplossing waarbij de doorgang van de poort zou worden verbreed.) Dit is echter niet onbegrijpelijk in het licht van het feit dat het bestuur Topaas kort daarvóór nog een ander voorstel had gedaan, waarbij een wijziging van de splitsingsakte niet nodig was. Dat zo’n alternatieve oplossing op zichzelf mogelijk was, blijkt ook uit het feit dat het bestuur en Topaas hierover na de vergadering van 16 september 2019 hebben onderhandeld. Een onderdeel van de oplossing waarover toen is onderhandeld was de verkoop van één of meer parkeerplaatsen van Topaas aan [verweerster] . Over de verkoopprijs hiervan zijn over en weer voorstellen gedaan. Uiteindelijk hebben partijen geen overeenstemming bereikt. Dat dit (overwegend) aan de onredelijke opstelling van Topaas te wijten zou zijn, is de kantonrechter niet gebleken. Wel blijkt uit de correspondentie dat het bestuur als argument in de onderhandeling heeft gebruikt dat het niet tot onderhandelen verplicht was omdat de vergadering al had ingestemd met het blauwe voorstel. Dat argument is echter niet valide omdat, zoals volgt uit dit vonnis, bij deze besluitvorming de redelijkheid en billijkheid niet in acht is genomen. Het verwijt dat Topaas misbruik heeft gemaakt van de situatie door haar schuld aan [verweerster] in de onderhandelingen in te brengen, kan de kantonrechter niet volgen. Partijen hebben immers geruime tijd onderhandeld en ook het bestuur heeft (tegen)voorstellen gedaan waarvan finale kwijting deel uitmaakte.
2.14
De conclusie is dat in het kader van de besluitvorming over de positionering van de poort is gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:15 lid 1, aanhef en onder b, en artikel 2:8 lid 1 BW. Dit levert tevens een ten opzichte van Topaas gepleegde, aan [verweerster] toerekenbare onrechtmatige daad op. De als gevolg hiervan door Topaas geleden schade moet [verweerster] vergoeden.
2.15
Topaas heeft de mogelijkheid van schade aannemelijk gemaakt, nu zij heeft gesteld dat haar bedrijfsunits door de slechtere bereikbaarheid minder aantrekkelijk zijn geworden. Het is echter niet mogelijk de schade direct in deze procedure te begroten. De zaak zal daarom naar de schadestaatprocedure worden verwezen.
2.16
[verweerster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

3..De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
- veroordeelt Topaas tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 1.262,89, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt Topaas tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 229,21 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt Topaas in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 103,81 aan deurwaarderskosten, € 486,-- aan griffierecht en € 374,-- aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
- veroordeelt [verweerster] tot vergoeding van de door Topaas geleden schade als gevolg van de positionering van de poort, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van Topaas begroot op nihil;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Veling en uitgesproken ter openbare terechtzitting door mr. C. van Steenderen-Koornneef.
45869