ECLI:NL:RBROT:2021:2863

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
10/750476-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van meer dan 4,5 miljoen euro aangetroffen in verborgen ruimte

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd verdacht van het witwassen van een bedrag van meer dan 4,5 miljoen euro. Het geld was aangetroffen in een verborgen ruimte in een woning in Rotterdam. De verdachte ontkende enige kennis van het geld of de woning te hebben, maar het DNA van de verdachte werd aangetroffen op tassen waarin het geld was verpakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het witwassen van het geld, gezien de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen en de aanwezigheid van zijn DNA. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar achtte het witwassen van het grote geldbedrag bewezen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar op, waarbij de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de criminele activiteiten zwaar wogen. De rechtbank benadrukte dat witwassen een ernstige bedreiging vormt voor de legale economie en dat de verdachte door zijn handelen de opbrengsten van criminele activiteiten aan het zicht van justitie had onttrokken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750476-20
Datum uitspraak: 25 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Alphen, locatie Eikenlaan
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H. van Galen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feiten 2, 3 en 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte had geen wetenschap van en beschikkingsmacht over het geld dat in de woning aan de [adres delict] in Rotterdam is aangetroffen. Dit kan ook niet worden afgeleid uit de aanwezigheid van zijn DNA op een aantal van de tassen waarin het geld was verpakt, omdat dit verplaatsbare objecten betreft. Het is mogelijk dat de medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ) deze tassen uit de woning van de verdachte en zijn echtgenote heeft meegenomen. Subsidiair is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de tassen met geld in de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad, zodat ook om die reden vrijspraak dient te volgen.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen staat het volgende vast. Op 21 juli 2020 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in een woning aan de [adres delict] in Rotterdam. In de woning was op dat moment [naam medeverdachte] aanwezig. De woning werd sinds 1 januari 2018 gehuurd door [naam echtegenote verdachte] , de echtgenote van de verdachte en een nicht van [naam medeverdachte] . In deze woning was in het toilet een verborgen ruimte ingebouwd. Daarin is een bigshopper aangetroffen die was dichtgebonden met een wit touw. In deze tas is € 2.700.000,- aan contant geld aangetroffen. Op de hengsels van de bigshopper en op het witte touw is DNA van de verdachte gevonden. Verder lagen in die verborgen ruimte een zwarte sporttas en een zwarte rugzak met contante geldbedragen van respectievelijk € 230.000,- en € 450.000,-. Ook op de hengsels van deze tassen en het daaraan vastgebonden touw is DNA van de verdachte aangetroffen. In totaal is in de woning voor een bedrag van € 4.565.410,- aan contant geld gevonden.
Het aantreffen van het DNA levert een aanwijzing op dat de verdachte betrokken is geweest bij het plaatsen van de tassen in de verborgen ruimte. Zijn verklaring kan daarop echter een ander licht werpen. Door hem is op zitting verklaard dat hij niet wist dat zijn vrouw de woning huurde, dat hij daar nooit is geweest en dat hij niets wist van het aangetroffen geld. Over de aanwezigheid van zijn DNA op de hengsels van de tassen heeft de verdachte verwezen naar de op zitting afgelegde verklaring van [naam medeverdachte] , inhoudende dat het mogelijk is dat hij op enig moment tassen uit het huis van de verdachte en zijn echtgenote heeft meegenomen. In een eerder stadium van het onderzoek had de verdachte gezegd dat hij buiten de woning wel eens een zak had aangeraakt. Op zitting daarnaar gevraagd, heeft hij zijn verklaring op geen enkele manier concreet gemaakt. De juistheid daarvan is dan ook niet te verifiëren. Hierbij komt bovendien dat geen verklaring is gegeven voor het DNA op het touw dat aan de (hengels van de) tassen zat.
Een en ander betekent dat de reden van de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op de hengsels van de tassen en op het touw zal moeten worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien – zoals hiervoor besproken. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen dat de verdachte betrokken is geweest bij het plaatsen van de tassen met geld in de verborgen ruimte, maar ook bij het huren van de woning en dat hij dus wel degelijk bekend was met en toegang had tot die woning. In samenhang daarmee en gelet op de totale omvang van het gevonden geld acht de rechtbank eveneens bewezen dat de verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over het geld dat elders in de woning is aangetroffen. Dat hij de geldbedragen in ieder geval ook binnen de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad wordt opgemaakt uit het feit dat de woning vanaf 2018 aaneengesloten is gehuurd en dat [naam medeverdachte] in september 2020 heeft verklaard dat hij al 2 of 3 jaar in de woning verbleef en dat hij wist dat er geld lag.
Gelet op de hoogte van het geldbedrag en de wijze waarop het geld was verpakt en in de woning verborgen lag, kan het – bij het uitblijven van enige verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld – niet anders dan dat de verdachte wist dat dit geldbedrag afkomstig was uit enig misdrijf. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 4.565.410,-.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet voldoende worden vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan in een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Hij zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 juli 2019 tot en met 21 juli 2020, te Rotterdam,
althans in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 4.565.410,- EUR, daaronder begrepen:
- 33.510 euro en 5.000 Zwitserse Franken (Leonidas tasje)
- 450.000 euro (North face tas)
- 700.000 euro (bigshopper AH)
- 1.345 euro (portemonnee)
- 555 euro (enveloppe kast)
(aangetroffen in de verborgen ruimte in het toilet:)
- 230.000 euro (sporttas)
- 450.000 euro (rugzak)
- 2.700.000 euro (bigshopper Hoogvliet)
heeft voorhanden gehad,
terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van een geldbedrag van € 4.565.410,-. Het geld bevond zich in verschillende tassen, deels in een verborgen ruimte, in een woning in Rotterdam. Door zijn handelen heeft de verdachte opbrengsten van criminele activiteiten aan het zicht van justitie onttrokken. Witwassen faciliteert andere vormen van criminaliteit, niet zelden internationale drugshandel, en door zich daaraan schuldig te maken draagt verdachte bij aan de instandhouding daarvan. Het witwassen van crimineel geld tast voorts de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

De in beslag genomen vuurwapens, patroonhouders, munitie en geluiddemper zullen - zoals gevorderd door de officier van justitie - worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog
niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
Voorwerp
Waarde/omschrijving
Goednummer
vuurwapen
Revolver – Taurus Brazil .38 special
[beslagnummer 1]
kogels
5 stuks
[beslagnummer 2]
geluidsdemper
wapens / munitie / springstof
[beslagnummer 3]
automatisch vuwa
Cz Vz 61 pistoolmitrailleur 7.65 mm
[beslagnummer 4]
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 21 juli 2020, te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
van een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 4.565.410,- EUR, daaronder begrepen onder meer:
- 33.510 euro en 5.000 Zwitserse Franken (Leonidas tasje)
- 450.000 euro (North face tas)
- 700.000 euro (bigshopper AH)
- 1.345 euro (portemonnee)
- 555 euro (enveloppe kast)
(aangetroffen in de verborgen ruimte in het toilet:)
- 230.000 euro (sporttas)
- 450.000 euro (rugzak)
- 2.700.000 euro (bigshopper Hoogvliet)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp voorhanden heeft gehad,
en/of
een voorwerp, te weten een geldbedrag, totaal 4.565.410,- EUR, daaronder begrepen onder meer:
- 33.510 euro en 5.000 Zwitserse Franken (Leonidas tasje)
- 450.000 euro (North face tas)
- 700.000 euro (bigshopper AH)
- 1.345 euro (portemonnee)
- 555 euro (enveloppe kast)
(aangetroffen in de verborgen ruimte in het toilet:)
- 230.000 euro (sporttas)
- 450.000 euro (rugzak)
- 2.700.000 euro (bigshopper Hoogvliet)
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
2.
hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 21 juli 2020 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
een wapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1,
categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistoolmitrailleur, van het merk cz Vz 6’, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren
en/of
(daarbij horende) onderdelen van een vuurwapen in de zin van artikel 3 onder 1
van de Wet Wapens en Munitie, te weten twee patroonhouders, kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 21 juli 2020, te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Taurus Brazil, kaliber .38 special zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
(daarbij horende) munitie in de zin van artikel 1
onder 4, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III, van de Wet wapens en munitie, te weten
5 stuks kogelpatronen van het merk/type Taurus Brazil, kaliber .38 special
voorhanden heeft gehad.
4.
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 17 november 2020, te Rotterdam, een wapen(s), van categorie I, onder 1o of 3o, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.