ECLI:NL:RBROT:2021:2865

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
10/691065-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een ISD-maatregel na winkeldiefstal met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 27 november 2020 een winkeldiefstal heeft gepleegd bij een winkel aan het Zuidplein Hoog in Rotterdam. De verdachte heeft diverse goederen, waaronder een sleutelhanger, blikopener, sokken en een knoflookpers, weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte schuldig te verklaren en een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar op te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij ten tijde van de diefstal onder toezicht stond van de reclassering.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd, gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De reclassering heeft geadviseerd tot oplegging van de ISD-maatregel, omdat er geen mogelijkheden tot gedragsverandering zijn binnen een ambulant kader. De rechtbank heeft de belangen van de samenleving vooropgesteld en geoordeeld dat de veiligheid van personen en goederen vereist dat de verdachte voor twee jaar in een inrichting voor stelselmatige daders wordt geplaatst.

De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de eerdere veroordelingen van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen of voor een kortere periode dan twee jaar. De beslissing is genomen in het belang van de maatschappij en ter bescherming tegen verdere criminaliteit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/691065-20
Datum uitspraak: 25 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. J.W. Dijke, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. van der Maas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 27 november 2020 te Rotterdam
uit een winkel gelegen aan het Zuidplein Hoog
een sleutelhanger en blikopener en sokken en
knoflookpers, in elk geval enig goed
,die aan een ander
toebehoorden, te weten aan Xenos, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft diverse goederen bij de Xenos gestolen. Dit zijn hinderlijke feiten die niet alleen financiële schade meebrengen, maar ook voor veel ergernis en overlast zorgen voor de winkeliers en het winkelpersoneel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en ten tijde van het plegen van het onderhavige feit van meerdere veroordelingen in een proeftijd liep.
Rapportages
Reclassering GGZ Antes heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 februari 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Tijdens het afgelopen reclasseringstoezicht kwam de verdachte veelvuldig in aanraking met justitie. De reclassering ziet geen mogelijkheden tot gedragsverandering door middel van begeleiding binnen een ambulant (justitieel) kader en heeft daarom op 23 november 2020 geadviseerd tot beëindiging van het reclasseringstoezicht en tot tenuitvoerlegging van de eerder in drie strafzaken opgelegde voorwaardelijke straffen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De afgelopen periode heeft de reclassering bij herhaling, maar vergeefs gepoogd om de verdachte te motiveren om zich kortdurend klinisch te laten opnemen en daarna de ambulante behandeling voort te zetten in een forensisch kader. De verdachte heeft de reclassering onvoldoende inzage gegeven in hetgeen er speelde in zijn leven, waardoor ook het contact en samenwerking met andere betrokken hulpverleners en instanties onvoldoende tot stand kon komen.
De reclassering adviseert de oplegging van de ISD-maatregel. De verdachte zal bij overname van dit advies worden geplaatst op een ISD-afdeling en er zal een motiverende en diagnostische fase zijn om vast te stellen welke zorg geïndiceerd is. Voor de verdachte zal moeten worden onderzocht welk behandeltraject het meest passend is met het oog op zijn verslaving, intelligentieniveau en persoonlijkheidsstructuur. Daarnaast moeten zijn financiën in kaart worden gebracht en eventuele schulden worden geregeld. Contacten met zijn familie moeten zoveel als mogelijk worden gefaciliteerd. De reclassering acht het van belang dat de verdachte wordt toegeleid naar een passende beschermde woonvorm met de nodige nazorg en aandacht voor terugvalpreventie. Het ISD-kader biedt de mogelijkheid om de verdachte bij ontoelaatbaar gedrag voor een time-out in de penitentiaire inrichting te plaatsen. Voor zover de ernst van het gedrag dit toelaat, kan de behandeling daarna weer worden opgepakt. Dit komt de continuïteit van zorg ten goede en staat ten dienste van de bescherming van de maatschappij tegen criminaliteit.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2021 in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten ten minste driemaal onherroepelijk veroordeeld wegens een misdrijf tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf. Deze vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van de hierbij opgelegde straffen of maatregelen. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen.
De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Daarbij onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade staat thans het belang van de samenleving voorop. De veiligheid van personen of goederen vereist dat aan de verdachte wordt opgelegd de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Daarbij is mede gelet op de aard van het begane feit en de veelvuldigheid van de daaraan voorafgaande veroordelingen. De maatregel strekt er mede toe de maatschappij te beveiligen en verdere recidive door de verdachte tegen te gaan.
De raadsman heeft bepleit om de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel af te wijzen, omdat het reclasseringsrapport voldoende aanknopingspunten biedt om het eerdere opgelegde reclasseringstoezicht voort te zetten. Uit het door de officier van justitie op de terechtzitting overgelegde afloopbericht toezicht van GGZ Antes van 23 november 2020 blijkt echter dat de verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden en dat de reclassering heeft geadviseerd om over te gaan tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen. Gelet hierop dient de ISD-maatregel te worden opgelegd als ultimum remedium om de verdachte te begeleiden en te behandelen.
De rechtbank ziet, anders dan door de raadsman bepleit, geen aanleiding om te beslissen tot het opleggen van deze maatregel in voorwaardelijke vorm, dan wel - in onvoorwaardelijke vorm - voor een kortere periode dan twee jaar. Evenmin worden op dit moment redenen gezien voor een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en L. Stevens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 27 november 2020
te Rotterdam
in/uit een winkel/pand gelegen aan het Zuidplein Hoog
een of meer sleutelhanger(s) en/of blikopener(s) en/of sokken en/of
knoflookpers(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan Xenos,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
art 310 Wetboek van Strafrecht