ECLI:NL:RBROT:2021:2993

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
ROT 20/2071
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan pluimveehouder wegens onvoldoende toegang tot drinkwater voor dieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een pluimveehouder (eiser) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (verweerder). De zaak betreft een boete van € 1.500,- die aan de pluimveehouder was opgelegd wegens een vermeende overtreding van de Wet dieren, specifiek het niet zorgen voor een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit voor de dieren. De rechtbank heeft vastgesteld dat tijdens een controle op 26 november 2018 de dieren niet beschikten over schoon drinkwater, maar dat het rapport van bevindingen onvoldoende bewijs bood om te concluderen dat de pluimveehouder de overtreding had begaan. De pluimveehouder verklaarde dat hij de waterbakken regelmatig vulde en dat de controle op een moment plaatsvond waarop de dieren niet actief dronken. De rechtbank oordeelde dat er geen duidelijke indicaties waren dat de dieren langdurig verstoken waren van water, en dat de eerdere inspecties en meldingen niet voldoende waren om de boete te rechtvaardigen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, waardoor de boete verviel. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

zittingsplaats Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/2071

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. C.A. van Kooten-de Jong,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. M.A.D. Klein-Pietersen.

Procesverloop

Bij besluit van 12 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een boete opgelegd van € 1.500,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluit van 9 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2021. Deze zaak is tegelijk behandeld met ROT 19/4859. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is de echtgenote van eiser, [naam] , verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. R. Stevens.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiser de boete opgelegd voor het volgende beboetbare feit: “De houder van dieren zorgde er niet voor dat de dieren toegang hebben tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit, of op andere wijze aan zijn behoefte van water kan voldoen.”
Volgens verweerder heeft eiser daarmee een overtreding begaan van: artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 1.7, aanhef en onder f, van het Besluit houders van dieren.
2.. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 7 december 2018 is opgemaakt door twee toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De toezichthouders schrijven in het rapport onder meer het volgende.

Aanleiding:
Dit rapport van bevindingen is opgesteld naar aanleiding van een inspectie (4608560) in het kader van Welzijn meldingen. Ik, toezichthouder [toezichthouder] , las in de melding onder andere het volgende:
“kippen in hokjes stonden op ca 30 cm ontlasting. Konden zich niet bewegen en waren bijna uitgehongerd. Ze vielen zo aan op een klein stukje brood dat in de kooitjes werd gegooid, onder het mom van “even gezellig voeren” ik heb nog nooit zoiets gezien. Ondragelijke amoniak stank. Geen bewegingsruimte. Geen daglicht. Kippen waren zo bang en gestresst. Vreselijk gewoon. Nergens in de hokken was water of voer aanwezig. In de grotere ren trouwens ook niet. Nergens was voer of water aanwezig. Er staan tal van advertenties op marktplaats van deze man. Bij de ene staat [naam] , andere staat[naam] . Adres van de loods is echter: [adres] .”
En
“Via marktplaats wilde ik een kip kopen voor bij mijn andere kippen. Op de vele advertenties van “ [naam] ” stonden prachtige foto’s. Echter we werden op een heel ander adres dan de advertentie uitgenodigd. We moesten een loods binnen volgestouwd met hondenbenches vol met kippen. De stank was bijna ondragelijk en ik vond het werkelijk mensonterend hoe de boel erbij stonden. Een ren gedeelte was in iets betere conditie. Deze man mag gewoon geen kippen verkopen. Het is gewoon een schande. Kleinere kippen waren soms 8 a 10 in een kooitje. Ik heb ook ernstige twijfels of deze kippen allemaal even gezond zijn. Gezien de geheimzinnigheid en meerdere woonplaatsen bij de advertenties is dit duidelijk iets waarvan de belasting niets van weet en waarvan liever niemand iets mag weten. Ik heb gevraagd waarom de kippen in dermate kleine hokjes zaten en hij gaf aan dat ze toch binnen een week verkocht worden. Deze indruk gaven de beesten helaas niet en de bergen ontlasting (dit leken wel boomstronken waar de kippen op zaten) ook niet.”
Locatie: [adres]
Historie:
03-08-2011 Niet akkoord
10-08-20 11 Niet akkoord, bevindingenbrief
12-12-20 11 Akkoord
18-07-2012 Akkoord
21-06-2012 Akkoord
21-06-2013 Akkoord
11-07-20 13 Akkoord
23-09-2013 Akkoord
06-03-2014 Akkoord
28-07-2014 Niet akkoord
14-10-2015 Niet akkoord (drinkwater, hygiëne en gebrek aan licht)
Er zijn naar aanleiding van bovenstaande controles geen besluiten naar overtreder verstuurd.
19-07-2018 Niet akkoord (drinkwater en gebrek aan daglicht) - herstelbrief metreferentie 145229/111179/24285.
Bovengenoemde herstelbrief met referentienummer 145229/111179/24285 is alsbijlage bij dit rapport gevoegd.
Bevinding(en):
Op 26 november 2018 om 8.25 uur bevonden wij, toezichthouder [toezichthouder] en [toezichthouder] , ons op [adres] . Het was mij, toezichthouder [toezichthouder] , bekend dat [eiser] hier pluimvee houdt in een schuur. Wij, toezichthouders, troffen de ons bekende [eiser] niet aan op dit adres. Wij zagen dat er een telefoonnummer op de deur van de schuur hing. Ik, toezichthouder [toezichthouder] , heb om 8.30 uur dit nummer gebeld en heb de voicemail van [eiser] ingesproken met de mededeling dat we naar aanleiding van een melding op [adres] aanwezig waren.
Wij, toezichthouders [toezichthouder] en [toezichthouder] , hebben schone, ontsmette laarzen en een nieuwe wegwerpoverall aangetrokken en zijn de schuur binnen gegaan. In deze schuur zagen wij diverse bokken en benches waarin pluimvee werd gehouden.
Tijdens de inspectie heb ik, toezichthouder [toezichthouder] , foto’s gemaakt. Deze zijn als bijlage 2 aan dit rapport toegevoegd.
Ik, toezichthouder [toezichthouder] , zag dat er in vergelijking met de vorige inspectie in juli 2018 minder benches met kippen en ik zag dat er twee grote hokken bij waren gebouwd.
Bij binnenkomst in de schuur zagen we, toezichthouders, aan de rechterkant twee grote hokken met enkele tientallen kippen en twee konijnen. We zagen dat de dieren in deze hokken beschikten over drinkwater en schone huisvesting. Aan de achterkant van de schuur zagen we twee vergelijkbare hokken. Ook hier zagen we dat de dieren de beschikking hadden over drinkwater en schone huisvesting.
Aan de linkerkant van de schuur zagen we wat hokken en benches met pluimvee staan. We zagen een konijnenhok met ten minste 25 kwartels. We zagen dat het drinkwater in dit hok bevuild was met mest en strooisel. We zagen dat deze dieren niet de beschikking hadden over vers en schoon drinkwater en niet op een andere manier in hun behoefte aan drinkwater konden voorzien.
Ook zagen we een roze geverfd hok met ten minste 14 kwartels. We zagen dat de bakken in het hok, die kennelijk bestemd waren voor drinkwater, leeg waren. We zagen de kwartels in deze bakken pikken. We zagen dat deze dieren niet de beschikking hadden over vers en schoon drinkwater en niet op een andere manier in hun behoefte aan drinkwater konden voorzien.
In een bak tegen de buitenmuur zagen we 7 zijdehoenders gehouden worden. We zagen dat het drinkwater in dit hok bevuild was met mest en strooisel. We zagen dat deze dieren niet de beschikking hadden over vers en schoon drinkwater en niet op een andere manier in hun behoefte aan drinkwater konden voorzien.
Gelet op het voorgaande werd aan ten minste 36 stuks pluimvee de nodigeverzorging onthouden en wordt het welzijn van dit dier hierdoor zonder redelijk doel benadeeld doordat zij geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit.
[…]
Op 26 november 2018 omstreeks 9.30 uur sprak ik, toezichthouder [toezichthouder] , telefonisch met [eiser] en heb ik hem op de hoogte gebracht van onze bevindingen.
Te nemen maatregelen:
Draag er zorg voor dat al uw dieren te allen tijde toegang hebben tot voldoende vers drinkwater
Opmerking toezichthouders:
Genoemde overtredingen kunnen eenvoudig opgeheven worden door zorg te dragen voor een goed drinkwatersysteem en het vaker verversen van het drinkwater.
Ten opzichte van vorige inspecties heeft de houder duidelijk verbeteringen in de huisvesting van zijn pluimvee aangebracht. Er zijn grotere hokken bijgemaakt waardoor er minder kippen in benches en kleinere hokken gehuisvest worden en waardoor het drinkwater minder snel vervuild wordt.
Opmerking overtreder:
“Ik ben goed op weg en heb hard gewerkt aan verbetering. Niet alle kippen kunnen in de grote hokken, daar is niet altijd ruimte voor. Ik ververs het water regelmatig. Toen jullie er waren, was ik nog niet langs geweest.”
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van een overtreding. In alle pluimveehokken waren drinkwatervoorzieningen aanwezig. Op één moment op 26 november 2018 zouden drinkbakken leeg zijn geweest dan wel gevuld met vervuild water. Dit is echter een momentopname; ervoor en erna had het pluimvee water ter beschikking. Eiser heeft 25 november 2018 laat in de avond alle waterbakken gevuld met schoon drinkwater, voldoende voor de hele nacht. Tijdens de controle was het nog donker buiten en in de stal en dan drinkt pluimvee niet. Iedere ochtend komt eiser in de stal om de waterbakken te vullen, zo ook op 26 november 2018 om 9.00 uur. Eiser verwijst naar de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 1 maart 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:81) en 19 september 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:382) en voert aan dat de toezichthouders niet hebben vastgesteld hoe lang het pluimvee zich in de hokken bevond en hoe lang de drinkbakken leeg of vervuild waren. Een bezoek van minder dan 20 minuten is daarvoor te kort. De verwijzing naar de eerder controle op 19 juli 2018 gaat niet op omdat toen niet is besloten een bestuurlijke boete op te leggen, omdat nergens uit blijkt dat het om hetzelfde pluimvee gaat, en omdat ook die controle kort duurde. Bovendien is tijdens een controle daarna, op 31 augustus 2018, alles in orde bevonden. Voorts voert eiser aan dat niet goed is vastgesteld in welke mate het water vervuild is geweest; het rapport is onduidelijk. Er zit bij het rapport een foto van een waterbak met een steen erin, maar dat is om ervoor te zorgen dat de bak niet wordt omgestoten. Daarnaast is in het rapport uitgebreid gerelateerd over meldingen die zijn gedaan bij de NVWA maar wanneer en door wie wordt niet vermeld. Eiser kan die meldingen niet verifiëren. Ook wordt in het rapport verwezen naar eerdere controles waarbij zaken niet op orde zouden zijn geweest terwijl er geen melding wordt gemaakt van de controle op 31 augustus 2018 waarbij alles in orde is bevonden.
4.1.
In artikel 1.7, aanhef en onder f, van het Besluit houders van dieren - het voorschrift dat eiser volgens verweerder heeft overtreden - staat:
“Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier toegang heeft tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan voldoen.”
Wat precies een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit betekent zal per zaak verschillen. In de Nota van Toelichting bij dit voorschrift (Staatsblad 2014, 232) staat: “Afhankelijk van de behoefte van het dier, dient dit toegang te hebben tot een toereikende hoeveelheid gezond en geschikt voer en vers water (artikel 1.7, onderdelen e en f). Voor de meeste diersoorten zal dit inhouden dat zij in de ruimte waar zij in gehouden worden te allen tijde toegang hebben tot vers en schoon drinkwater. Voor sommige diersoorten, zoals konijnen, betekent dit bijvoorbeeld dat ze altijd toegang hebben tot geschikt ruwvoer. Voor andere diersoorten, zoals honden en katten, is onbeperkt toegang tot voedsel niet zonder meer altijd noodzakelijk en veelal zelfs onwenselijk.”
4.2.
Het voorschrift spreekt niet over permanente toegang tot drinkwater. Ter zitting heeft verweerder ook aangegeven dat bij pluimvee er niet van wordt uitgegaan dat ze permanent toegang tot schoon drinkwater moeten hebben. Er moet een toereikende hoeveelheid water zijn om in de behoefte van de dieren te voorzien. Het vaststellen van een overtreding van dit voorschrift is niet altijd eenvoudig, nu een controle vaak slechts een momentopname is. Des te meer is van belang dat in het rapport van bevindingen de constatering van de overtreding voldoende gemotiveerd wordt omschreven, in het bijzonder de omstandigheden op grond waarvan wordt geconcludeerd dat de dieren geen toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid schoon water. Uit de uitspraken van het CBb waarnaar eiser heeft verwezen volgt ook het belang van de vermelding in het rapport van duidelijke indicaties over hoe lang de dieren verstoken waren van drinkwater.
4.3.
Uit de bevindingen in het rapport van 7 december 2018 blijkt dat in een konijnenhok met kwartels en een bak met zijdehoenders het drinkwater was bevuild met mest en strooisel en dat in een roze hok met kwartels de drinkwaterbakken leeg waren. Op dat moment beschikten bepaalde dieren dus niet over (schoon) drinkwater. In het rapport worden echter geen indicaties genoemd waaruit kan worden afgeleid dat dit al zo lang duurde dat niet meer in de behoefte van de dieren werd voorzien. Verweerder heeft gewezen op de in het rapport beschreven constatering dat kwartels in lege bakken pikten maar in het rapport of de daarbij gevoegde veterinaire verklaring is niet beschreven dat dit duidt op een tekort aan drinkwater bij de kwartels. De gemachtigde van verweerder ter zitting heeft gesteld dat het pikken betekent dat de kwartels dorst hadden maar aan die enkele niet onderbouwde aanname gaat de rechtbank voorbij; niet is gebleken dat de gemachtigde veterinair deskundig is. Bovendien heeft eiser een andere verklaring gegeven voor het pikken in de bakjes, namelijk dat de dieren met de komst van de toezichthouders dachten gevoerd te worden.
Ook is in het rapport niet beschreven hoe lang de dieren (vermoedelijk) verstoken waren van (schoon) drinkwater. Daarbij is van belang dat eiser heeft verklaard dat hij laat in de avond de waterbakken vult met voldoende water voor de nacht en de volgende ochtend rond 9.00 uur (dus vlak na het tijdstip van deze controle) de bakken weer ververst. Uit het rapport kan niet worden afgeleid dat die verklaring van eiser voor onjuist moet worden gehouden en de rechtbank acht die verklaring ook niet onaannemelijk.
Verder heeft verweerder ter zitting ook gewezen op de bevindingen bij een eerdere inspectie op 19 juli 2018 en op de anonieme meldingen die in het rapport zijn weergegeven, maar daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat in dit geval sprake was van een voortdurende situatie. Vaststaat dat na de inspectie op 19 juli 2018 er nogmaals een controle is geweest op 31 augustus 2018 waarbij wel alles in orde is bevonden. Daarnaast kunnen de niet verifieerbare anonieme meldingen niet aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag worden gelegd. Dergelijke meldingen kunnen enkel een aanleiding geven voor de NVWA om een controle uit te voeren en alleen op basis van de bevindingen die daarbij worden gedaan door een toezichthouder van de NVWA kan eventueel een overtreding worden vastgesteld.
4.4.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het rapport van bevindingen onvoldoende grond biedt om te kunnen vaststellen dat eiser artikel 1.7, aanhef en onder f, van het Besluit houders van dieren heeft overtreden. Verweerder heeft dus ten onrechte de overtreding vastgesteld en was niet bevoegd de boete op te leggen. Gelet op deze conclusie behoeven de overige gronden van eiser geen bespreking meer.
5. Het beroep is dus gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Voorts zal de rechtbank gelet op artikel 8:72a van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de boete vervalt.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. Daarnaast ziet de rechtbank in de gegrondverklaring van het beroep aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.136,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1). Ook heeft eiser gevraagd om vergoeding van de reiskosten. Deze kosten stelt de rechtbank conform opgave vast op € 24,-. Het totaal van de door verweerder te vergoeden proceskosten bedraagt dus € 2.160,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.160,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 8 april 2021.
de griffier is buiten staat de rechter is verhinderd
deze uitspraak te tekenen deze uitspraak te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.