In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is de eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen van Berte Advocaten, in geschil met de gedaagden, vertegenwoordigd door mr. drs. A.Ch. Osté van Advocatenkantoor Osté. De zaak betreft een bewijsopdracht die aan de gedaagden is opgelegd om aan te tonen dat zij een koopovereenkomst hebben gesloten met de eiser voor de verkoop van een muntenverzameling ter waarde van € 6.500,00. De kantonrechter heeft op 5 maart 2021 uitspraak gedaan na het horen van getuigen en het bestuderen van schriftelijke verklaringen.
De gedaagden hebben geprobeerd te bewijzen dat er een koopovereenkomst was, maar de kantonrechter oordeelt dat de verklaringen van de gedaagden en de getuigen niet voldoende zijn om de stelling van de gedaagden te onderbouwen. De verklaring van de eiser staat lijnrecht tegenover die van de gedaagden, en de kantonrechter concludeert dat er geen bewijs is geleverd voor de gestelde koopovereenkomst.
Daarnaast heeft de eiser een schadevergoeding gevorderd wegens onrechtmatig handelen van de gedaagden, die zouden hebben geprobeerd om zonder toestemming van de eiser betalingen te verrichten. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor onrechtmatig handelen en wijst deze vordering af. Uiteindelijk worden de gedaagden veroordeeld tot betaling van € 6.500,00 aan de eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en worden zij ook veroordeeld in de proceskosten.