ECLI:NL:RBROT:2021:4033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
TUL: 10/700130-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf en wijziging bijzondere voorwaarden in strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 3 mei 2021 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van een veroordeelde. De veroordeelde, die gedetineerd was in de penitentiaire inrichting Rotterdam, had een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd gekregen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, diende op 4 maart 2021 een vordering in tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf, omdat de veroordeelde niet voldeed aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere het zich melden bij de reclassering en opname in een forensische zorginstelling voor diagnostisch onderzoek.

Tijdens de behandeling van de vordering op de openbare terechtzittingen van 29 maart en 19 april 2021, werd duidelijk dat de veroordeelde weigerde mee te werken aan de klinische opname, wat de reclassering als noodzakelijk beschouwde voor het stellen van een diagnose. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet had nageleefd, het voor zowel de veroordeelde als de maatschappij wenselijk was dat hij begeleiding van de reclassering zou ontvangen. De rechtbank besloot daarom om slechts een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten 2 maanden, ten uitvoer te leggen, met de wijziging van de bijzondere voorwaarden. De veroordeelde zal zich, zodra er plek is, voor diagnostiek laten opnemen in een klinische setting voor maximaal drie maanden. De overige bijzondere voorwaarden blijven van kracht gedurende de rest van de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer TUL: 10/700130-20
Datum uitspraak: 3 mei 2021
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde:
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats veroordeelde] op [geboortedatum veroordeelde],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadslieden mrs. F. Laros en W.H.J.W. de Brouwer, advocaten te Rotterdam.

1..Vordering

Op 4 maart 2021 heeft de officier van justitie mr. R.H.I van Dongen een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel van de straf die de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank bij vonnis van 31 augustus 2020 aan de veroordeelde heeft opgelegd.
Aan de vordering ligt ten grondslag een tweetal rapportages van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) d.d. 12 januari 2021 en 4 maart 2021 over de veroordeelde.

2..Feiten

Bij het vonnis, dat onherroepelijk is geworden, is een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren (hierna: de voorwaardelijke straf). De gestelde bijzondere voorwaarden zijn:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als
die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt. Deze medewerking houdt onder andere in:
- de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- de veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
- de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de
reclassering;
- de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en
instanties die contact hebben met de veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
- de veroordeelde geeft openheid over alle leefgebieden;
2. de veroordeelde zal zich voor diagnostiek laten opnemen in een nader te bepalen
klinische setting geïndiceerd door het IFZ zoals een FPA of FPK. De behandeling
duurt zolang de reclassering en zijn behandelaren noodzakelijk achten om tot een
gedegen diagnostisch onderzoek te komen. De opname zal echter niet langer duren
dan maximaal 12 maanden;
3. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van de Forensische
polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en zijn behandelaren dat nodig vinden. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
4. de veroordeelde werkt mee aan nader te bepalen begeleid wonen traject geïndiceerd
door de reclassering teneinde te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of
een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of
namens de directeur van die instelling worden gegeven en verblijft aldaar zolang de
reclassering en de instelling dit noodzakelijk achten;
5. de veroordeelde zal zich onder bewind laten stellen door een nader te bepalen
bewindvoerder en zal zijn medewerking aan de bewindvoering verlenen.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 22 september 2020 aan de veroordeelde verzonden.
Op 4 maart 2021 is de veroordeelde op grond van artikel 6:3:15 van het Wetboek van Strafvordering aangehouden. De rechter-commissaris in deze rechtbank heeft op 5 maart 2021 op vordering van de officier van justitie de voorlopige tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf bevolen.

3..Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 29 maart 2021 en 19 april 2021.
Op de terechtzitting van 29 maart 2021 zijn officier van justitie mr. N. van der Meij en mr. F. Laros, de raadsman van de veroordeelde, gehoord. Op de terechtzitting van 19 april 2021 is officier van justitie mr. N. van der Meij, de veroordeelde en zijn raadsman W.H.J.W. de Brouwer gehoord. Tevens is degene die met het reclasseringstoezicht is belast, [naam] (hierna: de reclasseringswerker), op beide terechtzittingen als deskundige gehoord.

4..Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de als bijzondere voorwaarde opgenomen verplichting om zich voor diagnostisch onderzoek te laten opnemen in een nader te bepalen klinische setting geïndiceerd door het IFZ, zoals een FPA of FPK (was FPA Den Dolder). De officier van justitie heeft daarom gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf gedeeltelijk ten uitvoer wordt gelegd, te weten voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die veroordeelde krachtens het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging vastzit.

5..Standpunt verdediging en veroordeelde

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen en subsidiair dat de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd, in die zin dat de verplichting tot opname in een forensische zorginstelling komt te vervallen, dan wel dat de duur van de opname in de forensische zorginstelling wordt beperkt tot drie maanden.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard enkel mee te willen werken aan een klinische opname in een forensische zorginstelling indien hij deze mag verlaten zodra er een diagnose is gesteld, ongeacht of er voor hem op dat moment een plek beschikbaar is in een begeleid wonen-traject. De veroordeelde vreest dat hij (onnodig) in afwachting van een plaats voor begeleid wonen voor de maximale duur van 12 maanden in de kliniek zal moeten blijven en hij wil op voorhand duidelijkheid over het verloop van het toezicht.

6..Beoordeling vordering

De rapportages van de reclassering houden onder meer het volgende in. De veroordeelde heeft tijdens zijn detentie meermaals verklaard niet te zullen meewerken aan de opgelegde voorwaarde tot klinische opname. Tijdens zijn detentie sprak de veroordeelde de voorkeur uit voor ten uitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel. Na afloop van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf, heeft de veroordeelde op 4 maart 2021 geweigerd gebruik te maken van het transport vanuit de penitentiaire inrichting naar FPA Den Dolder, waar hij ter overbrugging zou verblijven tot er plaats was in FPA Rotterdam waar de klinische opname ter diagnose zou moeten plaatsvinden. Omdat er onduidelijkheid bestaat omtrent de gestelde diagnoses door de Pro-Justitia rapporteurs acht de reclassering de klinische opname noodzakelijk. Pas wanneer er een diagnose is gesteld kan er een passend traject worden opgezet in het kader van resocialisatie. De psychische problematiek van de veroordeelde is voor de reclassering een reden tot zorg. De veroordeling waarvoor de onderhavige voorwaardelijke straf is opgelegd, toont aan dat de veroordeelde zich als gevolg van zijn psychische problematiek volledig vastbijt in zijn eigen gelijk en niet schuwt anderen in gevaar te brengen om zijn gelijk te halen. De reclassering acht begeleiding binnen het voorwaardelijke kader niet haalbaar als niet tot een nadere diagnose gekomen kan worden en adviseert daarom ten uitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De reclasseringswerker heeft in aanvulling op het rapport op 19 april 2021 verklaard dat hij niet kan zeggen wanneer er voor de veroordeelde een plek beschikbaar is voor klinische opname in een forensische zorginstelling. Ten tijde van de terechtzitting op 29 maart 2021 was er per direct een plek voor de veroordeelde beschikbaar in FPA Den Dolder. Momenteel zit FPA Den Dolder tot 26 april 2021 echter in een lockdown en nemen zij dus geen nieuwe patiënten op. De reclasseringswerker gaat er voorzichtig van uit dat de veroordeelde na de lockdown waarschijnlijk wel weer in Den Dolder geplaatst kan worden. Wanneer er een diagnose is gesteld, kan de veroordeelde vervolgens geplaatst worden in een begeleid wonen-traject dat bij hem past.
Op grond van het voorgaande wordt vastgesteld dat de veroordeelde de hierboven onder 2 vermelde bijzondere voorwaarde verwijtbaar niet heeft nageleefd. Er is daarom in beginsel reden om de tenuitvoerlegging te gelasten van het voorwaardelijke strafdeel.
De rechtbank acht het echter voor zowel de veroordeelde als de maatschappij wenselijk en noodzakelijk dat de veroordeelde wordt begeleid door de reclassering. Omdat de deskundigen van het NIFP tot verschillende diagnoses zijn gekomen, is het voor de reclassering van belang dat er een nadere diagnose wordt gesteld op grond waarvan de reclassering het verdere begeleidingstraject kan bepalen. De rechtbank zal dan ook niet, zoals door de verdediging verzocht, de bijzondere voorwaarde van een klinische opname laten vervallen. Omdat de klinische opname in de forensische zorginstelling slechts bedoeld is voor het stellen van een diagnose, ziet de rechtbank wel aanleiding om de maximale opnameduur te beperken tot maximaal drie maanden.
Gelet op het bovenstaande zal slechts een deel van de voorwaardelijke straf, te weten 2 maanden gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd, met aftrek van de tijd die veroordeelde krachtens het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging vastzit,. De rechtbank zal daarnaast de bijzondere voorwaarden wijzigen in die zin dat de veroordeelde zich, zodra er plek is, voor het stellen van een diagnose laat opnemen in een klinische setting voor de duur van maximaal drie maanden. De overige bijzondere voorwaarden zullen blijven gelden voor het restant van het voorwaardelijke strafdeel gedurende de rest van de proeftijd.

7..Beslissing

De rechtbank:
gelast de
tenuitvoerleggingvan een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf, groot 2 maanden;
beveelt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van de voorlopige tenuitvoerlegging geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf;
wijzigt de onder 2 gestelde bijzondere voorwaarde, zodat die nu komt te luiden:
de veroordeelde zal zich, zodra er een plaats voor de veroordeelde beschikbaar is, voor diagnostiek laten opnemen in een nader te bepalen klinische setting geïndiceerd door het IFZ zoals een FPA of FPK, mogelijk FPK Den Dolder. De opname heeft tot doel het stellen van een diagnose en zal niet langer duren dan maximaal 3 maanden;
beveelt dat de overige bijzondere voorwaarden zullen blijven gelden voor het restant van het voorwaardelijke strafdeel gedurende de rest van de proeftijd.
Deze beslissing is genomen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 mei 2021.