ECLI:NL:RBROT:2021:4188

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
ROT 20/1842
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelastingen en bewijsvoering van fiscale parkeerplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelastingen die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag, die op 1 juli 2019 was opgelegd, bedroeg in totaal € 66,78, bestaande uit € 4,08 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 62,70 aan kosten van naheffing. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd op 9 maart 2020 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 22 april 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs had geleverd dat de auto in een fiscale parkeerplaats stond. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de heffingsambtenaar foto’s van Google Maps had overgelegd, waaruit bleek dat de auto op een locatie stond waar alleen tegen betaling van parkeerbelasting mocht worden geparkeerd. De rechtbank heeft de bewijslast bij de verweerder gelegd en geconcludeerd dat de foto’s voldoende bewijs boden voor de aanwezigheid van een fiscale parkeerplaats.

Eiser voerde verder aan dat zijn auto met twee wielen op het trottoir stond en dat er daarom geen sprake was van parkeren in de zin van de Gemeentewet. De rechtbank heeft deze stelling verworpen, omdat de auto op een manier geparkeerd stond die het gebruik van de fiscale parkeerplaats door andere voertuigen belemmerde. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof ‘s-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1842

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 mei 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. D. El Manouzi.

Procesverloop

Verweerder heeft eiser bij beschikking van 1 juli 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelastingen opgelegd. De naheffingsaanslag beloopt in totaal € 66,78, bestaande uit
€ 4,08 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 62,70 aan kosten naheffing.
Bij uitspraak op bezwaar van 9 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2021.
Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door haar kantoorgenoot mr. D.J. Koopmans.

Overwegingen

1. De naheffingsaanslag is opgelegd omdat de auto met kenteken
[kentekennummer] (de auto) op 22 juni 2019 om 00:24 uur op de locatie Karel Doormanstraat te Rotterdam (parkeerplaats) stil stond en bij controle is gebleken dat geen geldig parkeerbewijs voor de auto was geregistreerd. De parkeerplaats is aangewezen als plaats waar alleen tegen voldoening van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3. Eiser voert aan dat verweerder door het overleggen van onduidelijke foto’s niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto in een fiscaal parkeervak stond.
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat op verweerder – bij betwisting door eiser – de bewijslast rust dat sprake is van een fiscale parkeerplaats. Verweerder heeft in dit kader foto’s van Google Maps overgelegd ter verduidelijking van de situatie ter plaatse. Tussen partijen is ten aanzien van deze foto’s niet in geschil dat dit de straat is zoals die was ten tijde van de constatering door de parkeercontroleur. Op de foto is te zien dat de manier van bestrating van het trottoir en het wegdek van de parkeerplaatsen van elkaar verschillen: de tegels op het trottoir zijn steeds horizontaal gelegd, terwijl de tegels van de parkeerplaatsen om en om horizontaal en verticaal zijn gelegd. Ook zijn de tegels op het trottoir aanzienlijk groter dan die van de parkeerplaatsen. Dit in aanmerking nemende, in combinatie met de foto’s van de scanauto waarop te zien is dat de auto zich niet bevindt op horizontaal geplaatste tegels, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder met de door hem overgelegde stukken aannemelijk heeft gemaakt dat de auto stond geparkeerd in een fiscale parkeerplaats.
4. Eiser voert vervolgens aan dat geen sprake is van parkeren in de zin van artikel 225, tweede lid Gemeentewet, in zijn beroepschrift: omdat de auto met twee wielen op het trottoir stond en - ter zitting - omdat de auto (ook) in overwegende mate op het trottoir is geplaatst. Er is volgens eiser sprake van een ‘Mulder’-feit, zodat geen naheffingsaanslag kan worden opgelegd.
4.1.
Uit de door verweerder overgelegde foto van Google Maps leidt de rechtbank het volgende af. In de Karel Doormanstraat geldt eenrichtingsverkeer. Aan de rechterkant van de Karel Doormanstraat (rechts wanneer men kijkt in de rijrichting) bevindt zich een fietspad. Het fietspad is aan de trottoirzijde afgegrensd met een witte lijn en aan de straatzijde met een onderbroken witte lijn. Op de foto van de scanauto is te zien dat de auto met het linker voorwiel op een witte lijn staat. Gelet op de foto van Google Maps betreft dit de afbakeningslijn tussen de parkeerplaats en de rijbaan voor fietsers. Aan de andere kant van de parkeerplaats bevindt zich het trottoir. De rechtbank acht het alleen al daarom niet aannemelijk dat de auto in overwegende mate op het trottoir stond. Voor zover eiser stelt dat de auto slechts met twee wielen (rechter voor- en achterwiel) op het trottoir stond, oordeelt de rechtbank als volgt. Als de auto van eiser met alleen het rechter voor- en achterwiel op het trottoir stond, kan het ter plaatse aan het trottoir grenzende fiscale parkeervak door de aanwezigheid van de auto van eiser niet (ook) door een andere auto worden gebruikt. Indien een auto nagenoeg geheel op de fiscale parkeerplaats staat op een zodanige wijze dat daar niet door een andere weggebruiker kan worden geparkeerd (zie o.a. Gerechtshof Den Haag van 1 mei 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:885), kan niet gezegd worden dat de auto op een plaats staat waar dat volgens een wettelijk voorschrift verboden is. De stelling van eiser dat dit uitgangspunt onjuist zou zijn, wat daar verder ook van zij, leidt niet tot een ander oordeel. Ook de verwijzing van eiser naar het arrest van Gerechtshof Amsterdam van 2 april 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1723 kan eiser niet baten, omdat de feiten en omstandigheden in de zaak anders waren dan die van het onderhavige geval: het voertuig stond in die zaak in zijn geheel buiten de aangegeven parkeervakken.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser met zijn auto geparkeerd stond op een plaats die aangewezen is als fiscaal parkeerplaats. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.L. Cheung, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof ‘s-Gravenhage (belastingkamer).