ECLI:NL:RBROT:2021:4225
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging WOZ-beschikking en vaststelling onroerende zaakwaarde
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de waarde van een onroerende zaak voor het belastingjaar 2020. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Bakker, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, die de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 743.000,-. Eiseres was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat de waarde op € 489.000,- moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij de waarde van de onroerende zaak werd vastgesteld op € 614.000,-. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde te hoog was vastgesteld, en dat eiseres in bezwaar niet had verzocht om nadere stukken, waardoor er geen schending was van artikel 40 lid 2 van de Wet WOZ. De rechtbank heeft ook bepaald dat de heffingsambtenaar het door eiseres betaalde griffierecht van € 48,- dient te vergoeden en dat de proceskosten van eiseres worden vergoed op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.