ECLI:NL:RBROT:2021:4350

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
10/711019-20 en 10/702003-21 (gev.ttz.)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte vrijgesproken van woninginbraak, maar veroordeeld voor heling op basis van DNA-bewijs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2021, stonden de verdachte en zijn medeverdachte terecht voor twee woninginbraken. De verdachte werd vrijgesproken van de inbraak op 5 februari 2020, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had gepleegd. Wel werd hij veroordeeld voor heling van goederen die bij deze inbraak waren weggenomen, omdat hij deze spullen had verworven zonder te weten dat ze van diefstal afkomstig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzetheling had gepleegd, omdat hij had moeten vermoeden dat de goederen door een misdrijf waren verkregen.

In de tweede zaak, met betrekking tot de inbraak op 20 december 2019, werd de verdachte wel schuldig bevonden. Bloedsporen die in de woning waren aangetroffen, matchten met het DNA van de verdachte, en hij kon geen aannemelijke verklaring geven voor de aanwezigheid van zijn bloed. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door middel van braak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 78 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

De benadeelde partijen die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat hun vorderingen onvoldoende waren onderbouwd. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de verdachte, waaronder toezicht door de reclassering en het verkrijgen van een legaal inkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/711019-20 en 10/702003-21 (gev.ttz.)
Datum uitspraak: 17 mei 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/711019-20 en het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/702003-21;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 79 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering voorgesteld, en een taakstraf voor de duur van 240 uur.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdachte dient volledig te worden vrijgesproken. Ten aanzien van de woninginbraak op 5 februari 2020 is aangevoerd dat hij ontkent deze te hebben gepleegd: hij was die nacht thuis bij zijn zus en haar vriend. Over de bij die inbraak weggenomen spullen die hij in bezit had of heeft gehad, heeft de verdachte verklaard dat hij deze van een vriend had gekregen ter vereffening van een schuld en dat hij niet wist of had kunnen weten dat deze spullen afkomstig waren van een woninginbraak. Ook met betrekking tot de woninginbraak op 20 december 2019 ontkent de verdachte enige betrokkenheid. De bloedsporen die in de woning zijn aangetroffen en matchen met zijn DNA-profiel, bevonden zich op verplaatsbare voorwerpen en mogelijk is sprake van secundaire overdracht.
Beoordeling
In de zaak met parketnummer 10/711019-20.
Vaststaat dat in de nacht van 5 februari 2020, tussen 00.05 uur en 06.50 uur, is ingebroken in de woning aan de [adres delict 1] . Verder staat vast dat
een Nintendo Switch, twee Nintendo spellen en twee Nintendo controllers, die allemaal bij die inbraak waren weggenomen, diezelfde dag om 10:53 uur door de zus van de verdachte, de medeverdachte [naam medeverdachte] , via een andere zus te koop zijn aangeboden, dat in woning van de medeverdachte een Bose Soundbar, een Lenovo Ideapad, een Lenova tablet, een Samsung tablet en een Samsung tv zijn aangetroffen, ook allemaal weggenomen bij de inbraak, en dat de verdachte in die periode woonde bij de medeverdachte.
De verdachte heeft verklaard dat hij bekend is met de spullen en dat hij deze van iemand heeft gekregen die hem nog geld verschuldigd was. Hij kwam deze persoon op een ochtend tegen en die persoon vertelde hem dat hij het geld niet had, maar wel spullen in zijn woning had staan die de verdachte in ruil daarvoor kon meenemen. Hij is vervolgens met die persoon meegegaan naar een woning en heeft daar voornoemde spullen mogen meenemen. Dit alles zou volgens de verdachte in de ochtend van 5 februari 2020 kunnen hebben plaatsgevonden. Over de identiteit van de persoon of een adres heeft hij niets willen of kunnen zeggen.
Gelet op het tijdstip dat de medeverdachte de gestolen Nintendo Switch te koop heeft laten aanbieden, moet de verdachte zeer kort nadat de inbraak heeft plaatsgevonden de daarbij weggenomen spullen in zijn bezit hebben gekregen. Hoewel de rechtbank twijfels heeft bij de uitleg die de verdachte in dat verband heeft gegeven, moet hij daarvan ten aanzien van zijn betrokkenheid bij de woninginbraak het voordeel krijgen. Die twijfels vinden namelijk geen bevestiging in enig wettig bewijs dat het de verdachte is geweest die heeft ingebroken. Hij zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Om tot een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde heling te kunnen komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wist (opzetheling), dan wel redelijkerwijze had moeten vermoeden (schuldheling), dat die goederen door een misdrijf waren verkregen.
Gelet op de zeer bijzondere omstandigheden waaronder de verdachte de spullen naar eigen zeggen in zijn bezit heeft gekregen gaat de rechtbank er vanuit dat hij ten tijde van de verwerving van de spullen wist dat deze spullen van een misdrijf afkomstig waren. Daarbij geldt tevens dat van hem had mogen worden verwacht dat als een groot aantal spullen bij een toevallige ontmoeting wordt aangeboden om een schuld af te lossen, hij de herkomst van de spullen nagaat. Uit niets blijkt dat hij op dit punt enige actie heeft ondernomen.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van opzetheling
In de zaak met parketnummer 10/702003-21
Op 20 december 2019 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning aan de [adres delict 2] . De ruit van de voordeur was hierbij verbroken en er zijn bloedsporen aangetroffen op de televisiekast in de woonkamer en op een ladekast en een stuk papier in de slaapkamer. Deze bloedsporen leverden een DNA-match op met de verdachte. De kans dat het van een andere persoon dan de verdachte is, is kleiner dan één op één miljard. De aangetroffen sporen kunnen, gelet op de plaats waar deze zijn aangetroffen en wanneer, namelijk direct na de inbraak, gekwalificeerd worden als delict-gerelateerde sporen. Voor het aantreffen van zijn bloed heeft de verdachte geen enkele aannemelijke verklaring kunnen geven. Door de verdediging zijn verschillende theoretische verklaringen gesuggereerd. Wat daarvan verder ook zij, deze leveren in geen enkel opzicht enig concrete verklaring voor de aanwezigheid van verdachtes bloed in de woning nadat de inbraak had plaatsgevonden. Een en ander leidt tot de conclusie dat de bloedsporen door de verdachte zijn achtergelaten toen hij die inbraak pleegde. Het feit is dus wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair (impliciet primair) ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/711019-20 en het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/702003-21 heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/711019-20
hij in de periode van 05 februari 2020 tot en met 09 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een televisie en een Nintendo spelcomputer met toebehoren en bijbehorende doos en computerspellen en een soundbar en
een laptop en tablets heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), dat het door diefstal, verkregen goederen betrof;
Parketnummer 10/702003-21
hij op 20 december 2019 te Rotterdam, uit een woning gelegen aan de Melchertstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, televisies en een Playstation 4 en twee controllers en zes Playstationspellen en een fotocamera (merk: Canon D1000) en een laptop (merk: Asus) en een Iphone 4 en een Iphone 5 en een Iphone 8 en een oorbel en een horloge (merk: Storm Limited Edition nummer 101) en een gouden hanger (davidster) en een afstandsbediening en vijftig euro,
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , zulks nadat hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/711019-20
subsidiair: medeplegen van opzetheling;
parketnummer 10/702003-21
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de heling van een televisie, een soundbar, meerdere computers en een Nintendo met computerspellen en controllers. Hiermee heeft hij geprofiteerd van de diefstal van die voorwerpen. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten nu hierdoor voor de daders van die delicten een afzetmogelijkheid wordt geschapen voor de als gevolg van hun misdrijven verkregen goederen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Daarbij werd een ravage aangericht en is een groot aantal goederen weggenomen. Dit is een ernstig feit, dat voor de benadeelde veel ergernis en financiële schade veroorzaakt en ook voor de nodige gevoelens van angst en onveiligheid kan zorgen. De verdachte stelde zijn eigen behoeften boven de nare gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Dit alles wordt hem flink aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, laatstelijk in 2015 is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 april 2020 en 20 april 2021. Deze rapporten houden onder meer het volgende in. Vanaf zijn jeugdjaren is de verdachte bekend met het plegen van vermogensdelicten en zijn justitiële documentatie toont meerdere achtereenvolgende veroordelingen op dit gebied. Hieruit is af te leiden dat er sprake is van een patroon in delict gedrag, maar niet doorlopend. Dit valt mogelijk te verklaren dat hij in die periodes niet in Nederland verbleef. Ten aanzien van de sociaal- maatschappelijke situatie worden criminogene factoren gezien in het niet hebben van een legaal inkomen en het niet hebben van een structurele dagbesteding. Ook beschikte de verdachte tot aan onderhavige feiten niet over eigen huisvesting. Daardoor ontbrak het hem aan een fundament om een constructief leven op te kunnen bouwen. Het recidive risico wordt ingeschat als gemiddeld. Naar aanleiding van de aan de verdachte opgelegde schorsingsvoorwaarden wordt gerapporteerd dat hij zich daaraan onvoldoende houdt. Hij toont geen transparantie over al zijn bezigheden en beschrijft zijn situatie positiever dan dat die blijkbaar is. Dit lijkt een bewuste keuze van de verdachte passend bij zijn pro-criminele houding. De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij momenteel werk heeft.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet op de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de relatieve ouderdom van de feiten zal de rechtbank echter afzien van het opleggen van een langer onvoorwaardelijk strafdeel dan hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd van na te noemen duur.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De straf is lager dan de eis omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij

De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/711019-20. De benadeelde partij vordert een vergoeding van ongeveer € 3250,- aan materiële schade en een vergoeding van aan immateriële schade, niet op waarde geschat.
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het feit op de tenlastelegging met parketnummer 10/711019-20. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 145,88 aan materiële schade en een vergoeding van € 700,- aan immateriële schade.
Standpunt officier van justitie
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] is de gevorderde materiële schade geen schade rechtstreeks het gevolg van de inbraak. De gevorderde immateriële schade dient naar redelijkheid en billijkheid te worden vastgesteld op € 350,- vermeerderd met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
Gelet op bepleite vrijspraak dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering. Subsidiair wordt aangevoerd dat de vorderingen niet voldoende zijn onderbouwd.
Beoordeling
De benadeelde partijen vorderen vergoeding van de bij de inbraak in hun woning weggenomen goederen, de aanschaf van beveiligingsmaatregelen voor de woning na de inbraak, vergoeding van opgenomen verlofuren en vergoeding voor geleden immateriële schade.
De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering van [naam benadeelde 1] , is, gelet op de betwisting onvoldoende onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld of de gevorderde schade rechtstreeks verband houdt met de bewezenverklaarde opzetheling. De vordering van [naam benadeelde 2] is wel nader gespecificeerd, maar de gevorderde schade staat te ver verwijderd van de bewezenverklaarde opzethelling.
Omdat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard, zullen zij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/711019-20 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair (in de vorm van opzetheling) ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/711019-20 en het ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/702003-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
78 (achtenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering Nederland hem geeft en moet hij zich binnen de proeftijd blijven melden zolang en zo frequent als deze instelling nodig acht;
2. de veroordeelde zal zich inzetten voor het verkrijgen en behouden van een legaal inkomen middels werk;
3. de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en mogelijke schulden. Indien de reclassering nodig acht werkt de veroordeelde mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of andere hulpverlening om tot een plan van aanpak hieromtrent te komen;
4. de veroordeelde zal zich inzetten voor het verkrijgen van een zelfstandige woonplek;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren,waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/711019-20
hij op of omstreeks 05 februari 2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente
Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een televisie en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of een Nintendo
spelcomputer met toebehoren en/of bijbehorende doos en/of reistas en/of een of
meer computerspellen en/of een soundbar en/of een laptop en/of een of meer
tablet(s) en/of een map met administratie en/of een hoeveelheid sieraden en/of
geld en/of een handtas en/of een portemonnee en/of een of meer (andere)
pasje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2]
en/of [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, dat/die weg te nemen geld en/of
goed(eren) onder zijn bereik had gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door een deur van die woning open te flipperen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 05 februari 2020 tot en met 09 februari
2020 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer goed(eren), te weten een televisie en/of een bankpas en/of een
rijbewijs en/of een Nintendo spelcomputer met toebehoren en/of bijbehorende
doos en/of reistas en/of een of meer computerspellen en/of een soundbar en/of
een laptop en/of een of meer tablet(s) en/of een map met administratie en/of
een hoeveelheid sieraden en/of geld en/of een handtas en/of een portemonnee
en/of een of meer (andere) pasje(s) heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit/deze goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, althans enig (ander)
misdrijf, verkregen goed(eren) betrof;
Parketnummer 10/702003-21
hij op of omstreeks 20 december 2019 te Rotterdam, uit een woning gelegen
aan de [adres delict 2] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen twee, althans een of meer televisies en/of een Playstation 4 en/of
twee, althans een of meer controllers en/of zes, althans een of meer
Playstationspellen en/of een fotocamera (merk: Canon D1000) en/of een laptop
(merk: Asus) en/of een Iphone 4 en/of een Iphone 5 en/of een Iphone 8 en/of
een oorbel en/of een horloge (merk: Storm Limited Edition nummer 101) en/of
een gouden hanger (davidster) en/of een afstandsbediening en/of vijftig euro,
althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen voornoemd(e) goederen
en/of geldbedrag, onder zijn bereik had gebracht door middel van braak en/of
verbreking.