Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[persoon A],
1..De procedure
- de dagvaarding van 25 augustus 2020, met zes producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in voorwaardelijke reconventie, met zes producties;
- de oproepingsbrieven van de rechtbank van 12 november 2020 en 17 november 2020; waarin partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 11 februari 2021 maar uiteindelijk bepaald op 12 januari 2021;
- de brief van de rechtbank van 16 december 2020 waarin aan partijen opgave is gedaan van de ter zitting te bespreken onderwerpen;
- de akte in het geding brengen producties en (gedeeltelijke) wijziging grondslag van eis van Culimer Europe c.s., met producties 7 tot en met 18 a/b;
- de brief van 29 december 2020 van mr. Ester en de daarbij toegezonden producties 7 tot en met 10;
- de ter mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van beide zijden;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 januari 2021;
- de akte uitlaten partijen inzake verwijzing ex. artikel 93, van de zijde van Culimer Europe c.s.;
- de akte ter uitlating inzake verwijzing ex 93 Rv, van de zijde van [persoon A] .
2..De feiten
3..Het geschil
in conventie
4..De beoordeling
5..De beslissing
woensdag 19 mei 2021 om 10:00 uur,
artikel 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.