ECLI:NL:RBROT:2021:4831

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
2 juni 2021
Zaaknummer
ROT 20/4112
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Verklaring Omtrent het Gedrag op basis van strafbare feiten en risico voor de samenleving

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Minister voor Rechtsbescherming om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) af te geven aan eiseres. De aanvraag voor de VOG was gedaan in verband met een chauffeurskaart. De Minister had de aanvraag afgewezen op basis van drie geregistreerde strafbare feiten in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS), die volgens de Minister een risico voor de samenleving vormden en een belemmering voor de uitoefening van de functie van taxichauffeur. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 30 april 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat twee van de drie feiten meer dan vier jaar geleden hadden plaatsgevonden en dat deze waren afgedaan met strafbeschikkingen. Eiseres stelde dat de Minister onvoldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van haar functie, waarin zij enkel met elektronisch betaalverkeer te maken zou hebben. De rechtbank oordeelde echter dat de Minister zich op het standpunt had kunnen stellen dat aan het objectieve criterium voor de afgifte van de VOG was voldaan, gezien de ernst van de feiten en de recente veroordeling voor witwassen.

De rechtbank concludeerde dat de belangen van eiseres niet opwogen tegen het belang van de samenleving bij bescherming tegen de risico's die voortvloeien uit de strafbare feiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4112

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de Minister voor Rechtsbescherming, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.M.H.V. van Kleef).

Procesverloop

Met het besluit van 31 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) afgewezen.
Met het besluit van 23 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 9 maart 2020 een VOG voor de aanvraag van een chauffeurskaart bij [naam bedrijf] aangevraagd.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het volgende ten grondslag gelegd. Binnen de terugkijktermijn zijn in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) op naam van eiseres drie strafbare feiten geregistreerd. Deze strafbare feiten vormen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is aangevraagd. Volgens verweerder geven de omstandigheden van het geval geen aanleiding om toch over te gaan tot afgifte van een VOG.
3.1
Voor de beoordeling van de aanvraag om de VOG heeft verweerder gebruikt gemaakt van de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (hierna: de Beleidsregels) en is het screeningsprofiel “65. Taxibranche; chauffeurskaart” van toepassing verklaard. Indien de aanvrager voorkomt in het JDS, maakt verweerder voor de beoordeling of de afgifte van een VOG gerechtvaardigd is, gebruik van een objectief criterium en een subjectief criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de in het JDS opgenomen feiten, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een risico vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie, taak of bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd. Het subjectieve criterium ziet op de omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving bij de aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
3.2
Voor de (verdere) relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat voldaan is aan het objectieve criterium. Twee van de drie feiten hebben ruim vier jaar geleden plaatsgevonden en zijn bovendien afgedaan met strafbeschikkingen. Tegen de veroordeling voor witwassen heeft eiseres hoger beroep ingesteld. Daarnaast heeft verweerder volgens eiseres onvoldoende rekening gehouden met het feit dat zij bij de uitoefening van haar functie enkel met elektronisch betaalverkeer te maken zal krijgen.
4.2
De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan het objectieve criterium is voldaan. Op 7 februari 2020 is eiseres veroordeeld wegens witwassen tot een gevangenisstraf van 14 dagen en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Ook is een schadevergoedingsmaatregel van € 9.355,-- opgelegd. Op 14 juli 2016 heeft eiseres een strafbeschikking van € 450,-- gekregen wegens het overschrijden van de maximumsnelheid. Op 13 juli 2016 heeft eiseres een strafbeschikking van € 500,-- gekregen wegens hennepteelt/aanwezig hebben van drugs. Alle drie de feiten vallen binnen de terugkijktermijn van vijf jaren. Gelet op paragraaf 3.2.1. van de Beleidsregels mocht verweerder ook de strafbeschikkingen bij zijn beoordeling betrekken. Van belang is ook dat het overschrijden van de maximumsnelheid niet te verenigingen is met de functie van taxichauffeur. Dat eiseres hoger beroep heeft ingesteld tegen de veroordeling voor witwassen, maakt niet dat verweerder deze veroordeling niet in zijn beoordeling kon betrekken. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat een veroordeling voor witwassen een belemmering vormt voor het beroep van taxichauffeur, omdat een taxichauffeur door het niet naar behoren uitvoeren van administratieve handelingen een werkgever en/of passagiers kan benadelen (zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:934). Het argument van eiseres dat zij enkel te maken zal krijgen met elektronisch betaalverkeer, maakt niet dat anders geoordeeld moet worden. De risico’s die zijn benoemd in het screeningsprofiel, zien zowel op contant geld als op giraal geld. De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens biedt geen ruimte voor het verlenen van een VOG onder voorwaarden. Niet uitgesloten kan dus worden dat eiseres alsnog met contant geld zal werken (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1816).
4.3
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat voldaan is aan het subjectieve criterium. De strafbeschikkingen dateren van ruim vier jaar geleden en deze feiten zijn eiseres licht aangerekend. Verweerder hecht ten onrechte veel waarde aan de veroordeling voor witwassen. Volgens eiseres moet haar belang zwaarder wegen dan het risico voor de samenleving.
4.4
Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat is voldaan aan het subjectieve criterium. Eiseres is binnen de terugkijktermijn meerdere keren met justitie in aanraking gekomen. Zij is laatstelijk veroordeeld voor witwassen op 7 februari 2020. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat uit de hoogte van de veroordeling voor het witwassen blijkt dat dit vergrijp eiseres niet licht is aangerekend. Verweerder behoefde geen nader onderzoek te doen naar de omstandigheden waaronder de delicten zijn gepleegd, omdat hiervoor volgens paragraaf 3.3.1 van de Beleidsregels alleen aanleiding bestaat in gevallen waarin, na weging van de omstandigheden van het geval, nog twijfel bestaat of een VOG kan worden afgegeven. Verweerder kon zich in dit geval op het standpunt stellen dat die twijfel er niet was. Verweerder heeft de belangen van eiseres kenbaar meegewogen en in redelijkheid kunnen concluderen dat deze belangen niet opwegen tegen het belang van de samenleving bij bescherming tegen het in het kader van de beoordeling van het objectieve criterium vastgestelde risico.
4.5
Eiseres heeft betoogd dat niet valt in te zien waarom de VOG niet zou kunnen worden verleend, nu verweerder zowel op 2 oktober 2019 als op 16 april 2021 wel een VOG heeft afgegeven.
4.6
De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. Ten tijde van de afgifte van de VOG in 2019 was eiseres nog niet veroordeeld voor witwassen. Verweerder heeft meer gewicht mogen toekennen aan een veroordeling dan aan een verdenking. Ook bij de recent verleende VOG waren de omstandigheden anders: er was sprake van een ander screeningsprofiel en er viel maar één strafbaar feit binnen de terugkijktermijn.
5. De conclusie is dat het beroep ongegrond is.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2021.
de griffier is buiten staat de rechter is verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage: juridisch kader

De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
(…)
De Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 luiden – voor zover hier van belang – als volgt:
Paragraaf 3.2. Het objectieve criterium
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:
1. justitiële gegevens (strafbaar feit);
2. indien herhaald;
3. risico voor de samenleving en
4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.
Paragraaf 3.2.1. Justitiële gegevens
De relevante justitiële gegevens die voorkomen in het JDS op naam van de aanvrager, of die betrekking hebben op de betreffende rechtspersonen of daarmee gelijk gestelde organisaties worden meegewogen bij de beoordeling. Indien een aanvraag wordt gedaan ten behoeve van een rechtspersoon, worden ook de relevante justitiële gegevens op naam van ieder van de (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders van die rechtspersoon meegewogen. Ook de inhoud van een dagvaarding, een kennisgeving van (niet) verdere vervolging en beleidssepots kunnen een rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag. Ten aanzien van sepots geldt dat alleen sepotbeslissingen die op beleidsmatige gronden zijn genomen (de zogenoemde beleidssepots) in de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken. Sepotbeslissingen die zijn genomen omdat processuele omstandigheden een succesvolle vervolging in de weg staan (de zogenoemde technische sepots) worden niet in de beoordeling van een VOG-aanvraag betrokken.
(…)
Paragraaf 3.3.1. Omstandigheden van het geval
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
 de afdoening van de strafzaak;
 het tijdsverloop;
 de hoeveelheid antecedenten.
(…)
Omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
In het geval dat het COVOG na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden in de beoordeling betrokken.
(…)
Het Screeningsprofiel VOG NP luidt:
65. Taxibranche; chauffeurskaart
Dit screeningsprofiel heeft betrekking op aanvragen ten behoeve van het verkrijgen van een chauffeurskaart bij KIWA. In taxi’s worden maximaal acht personen vervoerd, de bestuurder niet meegerekend. Het vervoer per taxi betreft ook het rijden met rouw- en trouwauto’s en het vervoer met personenbusjes. Hierbij kan het ook gaan om het vervoer van (school)kinderen en het vervoeren van gehandicapten. Bij de toets aan dit screeningsprofiel geldt een terugkijktermijn van vijf jaren.
De houder van de chauffeurskaart is verantwoordelijk voor het welzijn en de veiligheid van de passagiers. Eén van de risico’s is dat de veiligheid van de passagiers en medeweggebruikers in gevaar wordt gebracht. Dit risico kan veroorzaakt worden door rijden onder invloed, overschrijding van de maximumsnelheid, gevaarlijk rijgedrag en/of agressief gedrag.
Als er een één op één relatie is, kunnen de passagiers in een tijdelijke afhankelijkheidspositie verkeren ten opzichte van de houder van de chauffeurskaart. Het risico bestaat van geweld- en zedendelicten, afpersing, chantage (afdreiging), diefstal, verduistering of vervalsing van bijvoorbeeld de chauffeurskaart. De houder van de chauffeurskaart is verantwoordelijk voor de veiligheid van goederen van de passagiers. Deze houders kunnen ook omgaan met contant en giraal geld. Het risico van diefstal en verduistering is aanwezig.
De houders van de chauffeurskaart komen in de uitoefening van hun functie vaak in aanraking met mensen in het uitgaanscircuit. Overtredingen van de Opiumwet zijn daarom onverenigbaar.