ECLI:NL:RVS:2018:934

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
201703890/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verklaring omtrent gedrag voor taxichauffeur op basis van justitiële gegevens

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de minister voor Rechtsbescherming. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de staatssecretaris, die op 20 juli 2016 werd afgewezen. De staatssecretaris baseerde deze afwijzing op justitiële gegevens die in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) van [appellant] waren geregistreerd. Deze gegevens betroffen onder andere eerdere strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrifte en overtredingen van de Wet personenvervoer 2000.

De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarna hij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 28 februari 2018 werd [appellant] bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.M. Krommendijk, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door mr. V.N. Chaudron. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geweigerd de VOG af te geven, omdat de justitiële gegevens een risico voor de samenleving met zich meebrachten, vooral gezien de verantwoordelijkheden van een taxichauffeur voor de veiligheid van passagiers.

De Afdeling bevestigde dat de staatssecretaris de afwijzing op een juiste juridische grondslag had gebaseerd en dat de rechtbank de eerdere uitspraak terecht had gehandhaafd. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Afdeling concludeerde dat de belangen van de samenleving zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van [appellant] bij het verkrijgen van de VOG, gezien de aard en het aantal van de strafbare feiten die in het verleden waren gepleegd.

Uitspraak

201703890/1/A3.
Datum uitspraak: 21 maart 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 april 2017 in zaak nr. 16/8775 in het geding tussen:
[appellant]
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans: de minister voor Rechtsbescherming.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2016 heeft de staatssecretaris een aanvraag van [appellant] om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) afgewezen.
Bij besluit van 24 oktober 2016 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 april 2017 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2018, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.M. Krommendijk, advocaat te Zoetermeer, en de minister, vertegenwoordigd door mr. V.N. Chaudron, zijn verschenen.
Overwegingen
Wet- en regelgeving
1.     Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.    [appellant] heeft een aanvraag ingediend om afgifte van een VOG voor een chauffeurskaart als taxichauffeur. De staatssecretaris heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat binnen de terugkijktermijn in het Justitieel Documentatie Systeem (hierna: JDS) op naam van [appellant] is geregistreerd dat hij in aanraking is gekomen met Justitie. De terugkijktermijn bedraagt vijf jaren, vermeerderd met de duur van de preventieve hechtenis van [appellant] binnen die termijn van drie maanden en tien dagen. In het JDS staan de volgende relevante justitiële gegevens:
- een openstaande zaak wegens het tweemaal onjuist verstrekken van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, valsheid in geschrifte, gewoontewitwassen en het overtreden van de Wet personenvervoer 2000 door het verrichten van taxivervoer zonder een daartoe verleende vergunning op 24 december 2012 en wegens het overtreden van die wet door het verpachten of ter beschikking stellen van vergunningsbewijzen in de periode van 24 december 2012 tot en met 22 juni 2015;
- een bij strafbeschikking van 13 juni 2014 opgelegde geldboete van € 370,- wegens het niet voldoen aan een vordering van een ambtenaar in functie;
- een bij strafbeschikking van 13 juni 2014 opgelegde geldboete van € 180,- wegens het overtreden van de Wet personenvervoer 2000 door het niet aanwezig hebben van een geldig vergunningsbewijs in de taxi.
Beoordeling hoger beroep
3.    [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de VOG ten onrechte is geweigerd. De weigering berust op een onjuiste en onvolledige feitelijke en juridische grondslag. De in het JDS voorkomende justitiële gegevens staan niet in de weg aan een behoorlijke uitoefening van de functie waarvoor de VOG is verzocht. De in het toepasselijke specifieke screeningsprofiel vermelde risico’s doen zich niet voor, aldus [appellant].
3.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX0287), mocht de staatssecretaris afgaan op de justitiële gegevens zoals die in het JDS zijn vastgelegd en daarop zijn oordeel baseren mits uit de delictsomschrijving duidelijk is om welke gedraging het gaat. Nu duidelijk is om welke delictsomschrijvingen het in deze zaak gaat en [appellant] niet heeft toegelicht waarom de in het JDS voorkomende justitiële gegevens onjuist of onvolledig zouden zijn, mocht de staatssecretaris de weigering mede op die gegevens baseren.
Zoals de Afdeling eveneens eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2683), dient de staatssecretaris bij de toepassing van het objectieve criterium te onderzoeken of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving bestaat. Dit risico is door de staatssecretaris beoordeeld aan de hand van het van toepassing zijnde specifieke screeningsprofiel. De hierin opgesomde risico’s zijn niet limitatief. Het is dus mogelijk dat een VOG wordt geweigerd op grond van een justitieel gegeven dat niet wordt vermeld in een screeningsprofiel, indien dit gegeven relevant is voor de specifieke taak of bezigheid waarvoor de VOG wordt aangevraagd.
De staatssecretaris heeft toegelicht dat [appellant] in de functie van taxichauffeur belast is met de zorg voor het welzijn en de veiligheid van passagiers en hun eigendommen. Bij fraudedelicten, indien herhaald, is het risico aanwezig dat [appellant] zijn functie zal misbruiken om met deze delicten samenhangende criminele activiteiten te faciliteren of te bevorderen teneinde zichzelf of anderen financieel te bevoordelen. Daarbij bestaat het risico dat [appellant] zijn administratieve handelingen niet naar behoren verricht en hiermee zijn werkgever of passagiers benadeelt.
Ter zake van het niet voldoen aan de vordering van een ambtenaar in functie bestaat, indien herhaald, een risico dat aanwijzingen en bevelen van ambtenaren die zijn belast met het openbaar gezag niet worden gevolgd. Ter zake van de overtredingen van de Wet personenvervoer 2000 bestaat, indien herhaald, een risico dat [appellant] taxivervoer zal verrichten zonder te voldoen aan de daarvoor gestelde eisen, aldus de staatsecretaris. Deze overtredingen kunnen nadelige gevolgen hebben voor passagiers en voor controlerende instanties. Daarnaast bestaat een risico van concurrentievervalsing, omdat [appellant] hiermee taxichauffeurs die wel aan de eisen voldoen, kan benadelen.
Gelet op de specifieke taken en bezigheden die aan de functie van taxichauffeur zijn verbonden, heeft de staatssecretaris zich op het standpunt mogen stellen dat de strafbare feiten niet te verenigen zijn met deze functie. Dat [appellant] als gevolg van de weigering van de afgifte van een VOG de door hem beoogde functie niet kan uitoefenen hoefde de staatssecretaris niet zwaarder te laten wegen dan het belang van het beschermen van de samenleving tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico, in aanmerking genomen het beperkte tijdsverloop sedert de datum waarop [appellant] voor het laatst met Justitie in aanraking is gekomen en de hoeveelheid strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de staatssecretaris afgifte van een VOG mocht weigeren.
Het betoog faalt.
Slotsom
4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
Proceskosten
5.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. De Vries
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2018
582-859. BIJLAGE - Wettelijk kader
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 28
Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring van Onze Minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de afgifte is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Artikel 35
1. Onze Minister weigert de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan het doel waarvoor de verklaring omtrent het gedrag wordt gevraagd, in de weg zal staan.
[…]
Beleidsregels VOG-NP-RP 2013
Paragraaf 3
[…] Aan de aanvrager die niet voorkomt in het JDS, wordt zonder meer een VOG afgegeven.
Wanneer de aanvrager voorkomt in het JDS wordt de vraag of een VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium (zie hieronder paragraaf 3.2 en 3.3).
Paragraaf 3.1
Bij de beoordeling van de justitiële gegevens van de aanvrager wordt een terugkijktermijn in acht genomen. […]
Paragraaf 3.1.1
[…]
Van de terugkijktermijn van vier jaren wordt afgeweken indien:
[…]
b. de aanvraag voor een VOG samenhangt met een bijzondere wet of regeling waarin een andere termijn is opgenomen of samenhangt met de duur van een vergunning. In dat geval wordt aangesloten bij de duur van de vergunning of de in de desbetreffende wet- of regeling opgenomen termijn;
[…]
e. de aanvrager gedurende de voor zijn aanvraag relevante terugkijktermijn enige tijd een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan. In dat geval wordt de van toepassing zijnde terugkijktermijn (telkens) vermeerderd met de feitelijke duur van de vrijheidsbeneming. Dit totdat de terugkijktermijn bestaat uit in totaal vier jaren, dan wel de termijn als bedoeld onder a, b, c of d, waarin geen sprake is geweest van vrijheidsbeneming.
[…]
Paragraaf 3.1.2
Om te bepalen of een relevant justitieel gegeven binnen de terugkijktermijn valt wordt als uitgangspunt genomen:
a. de datum van rechterlijke uitspraak in eerste aanleg, of bij gebreke daarvan
b. de datum dat het Openbaar Ministerie een strafbeschikking heeft uitgevaardigd, of bij gebreke daarvan
c. de datum van de transactie zoals vermeld in het JDS, of bij gebreke daarvan
d. de datum dat het Openbaar Ministerie de beslissing heeft genomen de zaak te seponeren, of bij gebreke daarvan
e. de pleegdatum.
[…]
Paragraaf 3.2
De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.
[…]
Paragraaf 3.2.2
Het COVOG toetst of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving ontstaat.
Toepassing van het objectieve criterium ziet slechts op de vraag of er sprake zou zijn van een risico voor de samenleving wanneer dit of een soortgelijk strafbaar feit zou worden gepleegd door een persoon in de uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Bij de beoordeling van het objectieve criterium is niet relevant of het feit plaatsvond in de privésfeer. Evenmin is het relevant of er sprake is van een reëel recidivegevaar.
Paragraaf 3.2.3
Bij de vaststelling van het risico voor de samenleving wordt een onderverdeling gemaakt in risico’s voor informatie, geld, goederen, diensten, zakelijke transacties, proces, aansturen organisatie en personen. Met behulp van een algemeen screeningsprofiel en een aantal specifieke screeningsprofielen worden de risico’s nader uitgewerkt. Op basis hiervan kan worden beoordeeld of een justitieel gegeven als relevant moet worden beschouwd voor het doel van de aanvraag.
Paragraaf 3.3
Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.
[…]
Paragraaf 3.3.1
Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.
Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:
- de afdoening van de strafzaak;
- het tijdsverloop;
- de hoeveelheid antecedenten.
[…]
Screeningsprofielen VOG NP
[…]
De risicogebieden van het algemeen screeningsprofiel en de specifieke screeningsprofielen geven weer welke risico’s zich voor kunnen doen. De risico’s die worden benoemd zijn niet limitatief. Het is dus mogelijk dat een VOG wordt geweigerd op grond van een justitieel gegeven dat niet wordt vermeld in het risicogebied of het specifieke screeningsprofiel. […]
Taxibranche; chauffeurskaart
[…] Bij de toets aan dit screeningsprofiel geldt een terugkijktermijn van vijf jaren.
De houder van de chauffeurskaart is verantwoordelijk voor het welzijn en de veiligheid van de passagiers. Eén van de risico’s is dat de veiligheid van de passagiers en medeweggebruikers in gevaar wordt gebracht. Dit risico kan veroorzaakt worden door rijden onder invloed, overschrijding van de maximumsnelheid, gevaarlijk rijgedrag en/of agressief gedrag.
Als er een één op één relatie is, kunnen de passagiers in een tijdelijke afhankelijkheidspositie verkeren ten opzichte van de houder van de chauffeurskaart. Het risico bestaat van geweld- en zedendelicten, afpersing, chantage (afdreiging), diefstal, verduistering of vervalsing van bijvoorbeeld de chauffeurskaart. De houder van de chauffeurskaart is verantwoordelijk  voor de veiligheid van goederen van de passagiers. Deze houders kunnen ook omgaan met contant en giraal geld. Het risico van diefstal en verduistering is aanwezig.
[…]