Op 17 mei 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een verzoek van het CIZ voor een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf van een cliënt in een zorginstelling, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ het verzoek te laat heeft ingediend, maar dat dit geen sancties met zich meebrengt, aangezien de wetgever geen consequenties verbindt aan termijnoverschrijding. De rechtbank heeft de aanvraag beoordeeld als een verzoek tot een opvolgende machtiging, ondanks de termijnoverschrijding. De advocaat van de cliënt had bepleit dat de medische verklaring verouderd was, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring voldoende inzicht bood in de actuele situatie van de cliënt, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De rechtbank concludeerde dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om ernstig nadeel te voorkomen, gezien het gedrag van de cliënt en haar afhankelijkheid van 24-uurs zorg. De rechtbank verleende de machtiging voor de duur van vijf jaar, tot en met 30 april 2026.