4.2.1.Feiten
Op grond van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is besproken, kunnen de volgende feiten als vaststaand worden aangemerkt.
De toelating van het gewasbeschermingsmiddel Admire, geldend vanaf 15 maart 2017, luidt -voor zover van belang- als volgt:
“Artikel 1: koop
1. De koop van dit middel is verboden tenzij de koper bij de koop een melding doet bij een
distributeur die is geregistreerd bij [naam stichting] .
2. De koper toont bij de melding ofwel aan:
a. (…)
b. Dat hij een kas gebruikt zonder lozing. Hij overlegt daartoe een certificaat.
c. Dat hij een kas gebruikt die voldoet aan de voorwaarden onder i tot en met v. Hij
overlegt daartoe een certificaat.
i. Al het drainwater, drainagewater en filterspoelwater in de kas wordt,
voorafgaand aan lozing op het oppervlaktewater of het riool, gezuiverd met
een waterzuiveringsinstallatie.
ii. De waterzuiveringsinstallatie is vermeld op de lijst van de Beoordelingscommissie Zuiveringsinstallaties Glastuinbouw.
iii. De waterzuiveringsinstallatie bereikt aantoonbaar ten genoege van het Ctgb
een zuiveringsrendement van tenminste 99,5% voor imidacloprid.
iv. De waterzuiveringsinstallatie is daadwerkelijk in gebruik en wordt adequaat
onderhouden.
v. Er wordt een logboek bijgehouden van het tijdstip en hoeveelheid van gebruik
van het middel, van het gebruik en het onderhoud van de
waterzuiveringsinstallatie, en van de problemen die zich bij het gebruik van
de waterzuiveringsinstallatie voordoen.
3. Het certificaat, bedoeld in het tweede lid, onder b of c, wordt alleen verstrekt door een
daartoe geaccrediteerde organisatie na toetsing van alle in- en uitgaande waterstromen van
de kas en nadat is getoetst dat aan de onder b of c genoemde voorwaarden is voldaan.
Artikel 3: verkoop
Het is verboden dit middel te verkopen aan een koper die niet aantoont dat hij voldoet aan de eisen genoemd onder artikel 1, tweede lid. (…).”
[naam verdachte rechtspersoon] heeft op 22 maart 2017 twee verpakkingen Admire van 1,5 kilo verkocht aan [naam bedrijf 1] en op 25 augustus 2017 vijf verpakkingen Admire van 400 gram aan [naam bedrijf 2] .
[naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] waren op grond van artikel 1, tweede lid onder b respectievelijk onder c, van de toelating verplicht om bij de koop van Admire bij de distributeur, [naam verdachte rechtspersoon] , een melding te doen en daarbij een certificaat over te leggen waarmee werd aangetoond dat hun kas voldeed aan de daaraan te stellen eisen. [naam verdachte rechtspersoon] heeft naast de melding door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] van hen geen certificaten ontvangen.
4.2.2.Wettelijk kader
Uit het voorgaande volgt dat [naam verdachte rechtspersoon] door verkoop van Admire aan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] , terwijl door hen geen certificaat was overgelegd, heeft gehandeld in strijd met artikel 3 van de toelating van Admire.
De vraag die voorligt, is of dit handelen door [naam verdachte rechtspersoon] is aan te merken als een handelen in strijd met artikel 55 van de Verordening, zoals aan haar ten laste is gelegd.
Voor de beoordeling van deze vraag zijn in ieder geval de navolgende bepalingen, zoals die golden ten tijde van het ten laste gelegde, relevant.
a.
EG Verordening 1107/2009 van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp en doel
1. Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in hun commerciële aanbiedingsvorm en voor het op de markt brengen, het gebruik en de controle ervan binnen de Gemeenschap.
2. (…).
3. Het doel van deze verordening is een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van mensen en dieren en van het milieu te waarborgen en de werking van de interne markt te verbeteren door de regels voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, te harmoniseren en tegelijkertijd de landbouwproductie te verbeteren.
9. “ op de markt brengen”: het voorhanden hebben met het oog op verkoop binnen de Gemeenschap, met inbegrip van het ten verkoop aanbieden of enige andere vorm van overdracht, al dan niet gratis, alsmede de eigenlijke verkoop, de distributie en andere vormen van overdracht zelf, maar niet het retourneren aan de oorspronkelijke verkoper.
10. “ toelating van een gewasbeschermingsmiddel”: bestuursrechtelijk besluit waarmee de bevoegde instantie van een lidstaat toelaat dat een gewasbeschermingsmiddel op zijn grondgebied op de markt wordt gebracht;
18. “ goede gewasbeschermingspraktijken”: praktijken waarbij de behandelingen van een bepaalde plant of plantaardig product met gewasbeschermingsmiddelen volgens de voorschriften voor hun toegestane gebruik worden geselecteerd, gedoseerd en getimed om met een minimumhoeveelheid een aanvaardbare doeltreffendheid te verzekeren, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden en met de mogelijkheden voor teeltmaatregelen en biologische bestrijding;
HOOFDSTUK III GEWASBESCHERMINGSMIDDELEN
Artikel 28
Toelating voor het op de markt brengen en het gebruik
1. Een gewasbeschermingsmiddel wordt alleen op de markt gebracht of gebruikt wanneer het in de betrokken lidstaat overeenkomstig deze verordening is toegelaten.
Artikel 31
Inhoud van toelatingen
1. De toelating bepaalt op welke planten of plantaardige producten en in welke niet-agrarische gebieden (bv. spoorwegen, openbare ruimten, opslagplaatsen) en voor welke doeleinden het gewasbeschermingsmiddel mag worden gebruikt.
2. In de toelating worden de voorschriften voor het op de markt brengen en het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel vastgesteld. Deze voorschriften omvatten ten minste de nodige gebruiksvoorwaarden om te voldoen aan de voorwaarden en eisen van de verordening ter goedkeuring van de werkzame stoffen, beschermingsstoffen en synergisten. 3. (…).
4. Bij de in lid 2 bedoelde voorschriften kan het onder meer gaan om:
a. a) een beperking van de distributie en het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel ter bescherming van de gezondheid van de betrokken distributeurs, gebruikers, omstanders, omwonenden, consumenten of werknemers of het milieu, waarbij rekening wordt gehouden met krachtens andere Gemeenschapsvoorschriften geldende eisen; een eventuele beperking van die aard dient op het etiket te worden vermeld; (…).
AFDELING 2
Gebruik en informatie
Artikel 55
Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
Gewasbeschermingsmiddelen moeten op juiste wijze worden gebruikt.
Een juist gebruik houdt in dat de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken worden toegepast, en dat wordt voldaan aan de voorschriften die overeenkomstig artikel 31 zijn vastgesteld en op het etiket nader zijn aangegeven. Het voldoet ook aan de bepalingen van Richtlijn 2009/128/EG en met name aan de algemene beginselen van een geïntegreerde gewasbescherming als bedoeld in artikel 14 van en in bijlage III bij voornoemde richtlijn, die uiterlijk met ingang van 1 januari 2014 wordt toegepast.
Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Artikel 20. Overtredingen van de verordening
1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 28, eerste lid, (…), 55, (…), van verordening (EG) 1107/2009 of de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen.
Op grond van het vorenstaande komt de economische politierechter tot de volgende conclusies.
In de Verordening zijn regels gesteld voor de toelating, het op de markt brengen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de controle daarop binnen de Europese Gemeenschap.
Met de verkoop van Admire aan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] heeft [naam verdachte rechtspersoon], gelet op de definitie in artikel 3, onder 9 van de verordening, dit middel op de markt gebracht.
Artikel 55 van de Verordening schrijft voor dat gewasbeschermingsmiddelen op juiste wijze moeten worden gebruikt en bepaalt wat een ‘juist gebruik’ inhoudt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het begrip ‘gebruik’ ruim moet worden uitgelegd, in die zin dat niet alleen de gebruiker van een gewasbeschermingsmiddel zich aan deze eis moet houden, maar dat dit ook geldt voor een verkoper/distributeur van een gewasbeschermingsmiddel; een juist gebruik houdt mede in dat wordt voldaan aan de voorschriften die overeenkomstig artikel 31 van de Verordening zijn vastgesteld en deze voorschriften zien op zowel het op de markt brengen als het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel.
De economische politierechter volgt dit standpunt niet.
Ingevolge artikel 55 van de Verordening is sprake van een juist gebruik als aan drie voorwaarden wordt voldaan:
-de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken worden toegepast;
-er wordt voldaan aan de bepalingen van Richtlijn 2009/128/EG en met name aan de algemene beginselen van een geïntegreerde gewasbescherming, en
- er wordt voldaan aan de voorschriften die overeenkomstig artikel 31 zijn vastgesteld en op het etiket nader zijn aangegeven.
Gebruik overeenkomstig de beginselen van goede gewasbeschermingspraktijken ziet volgens de daarvan gegeven definitie, op de behandeling van planten of plantaardige producten. Richtlijn 2009/128/EG stelt een kader vast voor de totstandbrenging van een duurzaam gebruik van pesticiden. Beide voorwaarden zien op de feitelijke toepassing van een gewasbeschermingsmiddel en richten zich daarmee tot de gebruiker van een gewasbeschermingsmiddel.
De economische politierechter is van oordeel dat dit, in lijn met de twee hiervoor genoemde voorwaarden, ook voor de derde voorwaarde geldt.
Volgens artikel 31 van de Verordening worden in de toelating voorschriften vastgesteld voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en voorschriften voor het gebruik daarvan.
In artikel 55 van de Verordening wordt dit onderscheid niet gemaakt, maar wordt verwezen naar de voorschriften die overeenkomstig artikel 31 zijn vastgesteld
énop het etiket
naderzijn aangegeven. Voorschriften die op een etiket worden vermeld, zijn gebruiksvoorschriften. Het woord ‘voorschriften’ in artikel 55 van de Verordening moet dan ook worden gelezen als ‘gebruiksvoorschriften’. De wetgever heeft met deze voorwaarde bepaald dat een juist gebruik mede inhoudt dat een gebruiker zich dient te houden aan de gebruiksvoorschriften die in toelating van het desbetreffende gewasbeschermingsmiddel zijn vermeld en die op het etiket van dat gewasbeschermingsmiddel zijn aangegeven.
Het vorenstaande vindt steun in de Memorie van Toelichting bij artikel 20 Wgb, waarin het verbod is opgenomen te handelen in strijd met artikel 55 van de Verordening. In de Memorie van Toelichting is opgenomen:
“De essentie van de verordening is hetzelfde gebleven vergeleken met de richtlijn 91/414/EEG, namelijk dat slechts toegelaten middelen mogen worden verhandeld en gebruikt, zoals artikel 28 van de verordening bepaalt. Voorts mogen zij slechts volgens voorschrift worden gebruikt, hetgeen is vastgelegd in artikel 55 van de verordening. Beide voorschriften zijn aan te merken als kernbepalingen van de verordening.”
Ook hieruit blijkt dat artikel 55 van de Verordening zich richt tot de gebruiker van een gewasbeschermingsmiddel en niet ook, zoals artikel 28, tot de verkoper/distributeur.
Voor de ruime uitleg die de officier van justitie aan het begrip ‘juist gebruik’ heeft gegeven, is geen grond gevonden.
Het vorenstaande betekent dat [naam verdachte rechtspersoon] , zoals de verdediging heeft betoogd, niet heeft kunnen handelen in strijd met artikel 55 van de Verordening.
Voor zover [naam verdachte rechtspersoon] heeft gehandeld in strijd met artikel 28 van de Verordening door een gewasbeschermingsmiddel op de markt te brengen terwijl dat op dat moment in Nederland niet was toegelaten zonder ontvangst van een certificaat van de koper, is dit niet ten laste gelegd. Hierop zal dan ook niet nader worden ingegaan.
Omdat handelen in strijd met artikel 55 van de Verordening ten laste is gelegd maar dit niet bewezen kan worden verklaard, wordt [naam verdachte rechtspersoon] vrijgesproken van het ten laste gelegde.