In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot het gezamenlijk ouderlijk gezag en de omgangsregeling voor twee minderjarigen. De man en de vrouw, die in een conflict verwikkeld waren, hebben na een heftige strijd overeenstemming bereikt over de omgang tussen de man en de kinderen. De rechtbank heeft de interventie 'Ouderschap in Overleg' ingezet om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en hen te helpen bij het maken van afspraken over het ouderlijk gezag. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2021 zijn beide ouders, bijgestaan door hun advocaten, verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de oudste minderjarige haar mening heeft kunnen geven over de situatie.
De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat de man verzoekt om gezamenlijk ouderlijk gezag, terwijl de vrouw hier gemotiveerd verweer tegen voert. Ondanks de eerdere conflicten hebben de ouders constructief overleg weten te hervatten, wat heeft geleid tot een verbetering van hun onderlinge relatie. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van de uitkomst van het traject 'Ouderschap in Overleg'.
De rechtbank heeft ook verzoeken van de man om een informatie- en consultatieregeling en ondertoezichtstelling van de minderjarigen aangehouden, omdat deze verzoeken samenhangen met de uitkomst van het ouderlijk gezag. De rechtbank heeft de omgangsregeling voorlopig vastgesteld, waarbij de minderjarigen om de veertien dagen een weekend bij de man zullen verblijven. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar het ouderlijk gezag en de informatie- en consultatieregeling, en heeft bepaald dat de behandeling van de zaak pro forma wordt aangehouden tot 1 oktober 2021.