ECLI:NL:RBROT:2021:5609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
18 juni 2021
Zaaknummer
10/046946-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenbezit, voorbereidingshandelingen voor drugshandel en witwassen

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een pistool, voorbereidingshandelingen voor de verkoop van cocaïne en het witwassen van € 8.750,00. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de P.I. Krimpen aan den IJssel. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning van de verdachte rechtmatig was, ondanks de verdediging die stelde dat er geen voldoende verdenking was voor het binnentreden. De rechtbank vond dat de politie voldoende informatie had verzameld om tot de doorzoeking over te gaan. Tijdens de doorzoeking werden een vuurwapen, cocaïne en contant geld aangetroffen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en het voorbereiden van de verkoop van cocaïne. Ook werd vastgesteld dat het geld afkomstig was van drugshandel, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/046946-21
Datum uitspraak: 17 juni 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] in [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
P.I. Krimpen aan den IJssel.
Raadsman mr. D.J. van Rinsum, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten (het voorhanden hebben van een pistool, de voorbereidingshandelingen voor het verkopen van cocaïne en het witwassen van € 8.750,00);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 2 maart 2021.

4..Waardering van het bewijs

4.1 (
On)rechtmatige doorzoeking en strafvermindering
4.1.1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er voorafgaand aan het binnentreden van de woning geen sprake was van een verdenking ex artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie. Een Meld-Misdaad-Anoniem-melding (MMA-melding) dat de verdachte vanuit een woning zou handelen in verdovende middelen en wapens alleen, een verificatie van de gegevens in de Basis Registratie Personen (BRP) van de verdachte en zijn strafblad zijn hiervoor ontoereikend. Doordat de verdachte ten onrechte als verdachte is aangemerkt, zijn de jegens hem toegepaste dwangmiddelen – het binnentreden, de aanhouding en de doorzoeking van de woning – onrechtmatig geweest.
Dit is een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het als gevolg van dit vormverzuim vergaarde bewijs, te weten de vondst van de verdovende middelen, het wapen en munitie en het geld is daarom onrechtmatig verkregen. Nu de verdachte na de vondst openheid van zaken heeft gegeven treft bewijsuitsluiting geen doel. Nu de verdachte is geschonden in zijn rechten, is slechts de constatering van het vormverzuim onvoldoende en dient er strafvermindering te volgen.
4.1.2
Beoordeling door de rechtbank
Op 18 februari ontvangt de politie een anonieme MMA-melding. De inhoud luidt als volgt:
“Vuurwapen, drugshandel - Gorinchem [naam verdachte] , woonachtig aan het [adres verdachte] ( [postcode verdachte] ) in Gorinchem, is in het bezit van meerdere vuurwapens 9 mm. Hij biedt deze wapens te koop aan en handelt ook in cocaïne. De wapens zouden in zijn huis liggen. De man is rond de 35 jaar oud en woont samen met zijn vriendin op eerder genoemd adres.”
Vervolgens heeft de politie de tip geverifieerd en de BRP-gegevens van de verdachte en zijn vriendin opgevraagd. Beiden zijn bevraagd in de landelijke politiesystemen en hieruit bleek dat de verdachte in 2002 in het bezit was van een vuurwapen. Hiervoor is de verdachte destijds ook veroordeeld. Daarnaast zijn de antecedenten van de verdachte opgevraagd en beoordeeld. De politie gaat daarna over tot het binnentreden van de woning van de verdachte op diezelfde avond.
Op grond van het voorgaande blijkt dat de politie met de MMA-melding, de verificatie van de BRP-gegevens en de antecedenten van de verdachte voldoende heeft gedaan ter veredeling van de informatie en onderzoek naar de melding. De uitkomst van dat onderzoek was voldoende voor een verdenking ex artikel 49 van de WWM. Naar het oordeel van de rechtbank is van enig vormverzuim op grond van artikel 359a Sv geen sprake.
4.2
Bewijswaardering feit 1 (wapenbezit)
4.2.1
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte onder dwang het vuurwapen in bewaring had voor een ander, te weten één van zijn dealers, en dat hij het niet voor zichzelf heeft gehouden.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de politie tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 18 februari 2021 een vuurwapen, dat openlijk op de grond in een slaapkamer lag, verdovende middelen en een aanzienlijk geldbedrag heeft aangetroffen.
De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij het vuurwapen in bewaring had voor een ander, zijn dealer, wiens naam hij niet wil noemen. De verdachte heeft ook verklaard dat hij het vuurwapen ten minste één week in zijn bezit heeft gehad in zijn woning.
Op basis van het voorgaande staat vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de WWM. Dat de verdachte het wapen voor een ander in bewaring had is niet gebleken en dat dat onder dwang was evenmin.
4.2.3
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 26, eerste lid, van de WWM, door een vuurwapen van categorie III voorhanden te hebben op 18 februari 2021.
4.3
Bewijswaardering feit 2 (voorbereidingshandelingen)
4.3.1.
Standpunt verdediging
Met betrekking tot de primair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen is aangevoerd dat deze niet bewezen kunnen worden voor de tenlastegelegde periode, te weten in of omstreeks 1 oktober 2017 tot en met 18 februari 2021. In 2017 ging het om wiet, terwijl enkel cocaïne ten laste is gelegd. Voor de periode 2018-2019 geldt dat hooguit kan worden vastgesteld dat de verdachte vermoedelijk cocaïne in bezit heeft gehad, maar niet dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne. Op basis van de berichten aan andere drugsgebruikers is niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte drugs dealde en evenmin is vast te stellen of het om cocaïne of wiet ging. Pas vanaf de zomer 2020 zou aan de hand van de berichten op de telefoon van de verdachte kunnen worden afgeleid dat de verdachte onder dwang van zijn dealer zich schuldig maakte aan het voorbereiden/bevorderen van het dealen van cocaïne.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde bezit van cocaïne.
4.3.2
Beoordeling
Vast staat dat tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 18 februari 2021 een grote hoeveelheid witte substantie is aangetroffen wat na later onderzoek 41,8 gram cocaïne bleek te zijn. Daarnaast werden o.a. een weegschaal, verpakkingsmateriaal en twee telefoons die van de verdachten bleken te zijn aangetroffen. Op de telefoons stonden diverse foto’s van vermoedelijk softdrugs en cocaïne en een lijst met kentekens van dienstvoertuigen van specialistische eenheden van de politie. Uit de berichten die vanaf de telefoons verstuurd en ontvangen werden, kan worden afgeleid dat de verdachte in het bezit was van een telefoonlijst met potentiële drugsgebruikers/kopers/afnemers. Uit de zoekhistorie van één van de telefoons is gebleken dat in januari en februari 2021 meerdere malen gezocht is naar ‘ponypacks kopen’, zijnde verpakkingsmateriaal voor drugs.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij vanaf de zomer 2020 klanten heeft geregeld voor zijn dealer en ‘ponypacks’ heeft gevuld met cocaïne ten behoeve van de verkoop. Hij heeft verklaard contact te hebben en te kunnen leggen met drugsgebruikers/afnemers omdat hij zelf gebruiker is. Ook heeft hij verklaard een grote hoeveelheid, 41,8 gram, cocaïne voorhanden te hebben gehad in zijn woning.
Op grond van deze verklaring van verdachte in combinatie met de bij de doorzoeking aangetroffen voorwerpen en stoffen is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor het verhandelen van cocaïne.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, zij het voor een kortere periode dan ten laste gelegd, te weten van
1 juni 2020 tot en met 18 februari 2021.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van de verwerking, verkoop, aflevering en verstrekking van cocaïne. Daarnaast is bewezen dat de verdachte cocaïne aanwezig heeft gehad, (‘deal’)telefoons, verpakkingsmateriaal, een weegschaal, een adreslijst/telefoonlijst met potentiële drugsgebruikers/kopers/afnemers en een lijst met kentekens van dienstvoertuigen van specialistische eenheden van de politie.
4.4
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 3
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij het geld bewaarde voor een ander tegen betaling in cocaïne. Het geld was afkomstig van de handel in drugs. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde witwassen. Verdachte heeft dit feit bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.5
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 18 februari 2021 te Gorinchem een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk/type Beretta 1934, kaliber .32 acp voorhanden heeft gehad;
2
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 18 februari 2021 te Gorinchem, om een feit,
bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen, opzettelijk, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, van een of meer hoeveelheden cocaïne, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I, voor te bereiden en te bevorderen, een of meer hoeveelheden cocaïne en een of meer ('deal')telefoons en verpakkingsmateriaal en een weegschaal en een adreslijst/telefoonlijst met potentiële drugsgebruikers/kopers/afnemers en een lijst met kentekens van dienstvoertuigen van specialistische eenheden van de politie, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3
hij op 18 februari 2021, te Gorinchem, een hoeveelheid geld (in totaal 8.750 euro) voorhanden heeft gehad , terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat voornoemd geldbedrag geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
2.
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/stoffen/gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;

3..witwassen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van acht maanden schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen voor het verhandelen van harddrugs. Het gebruik van drugs is schadelijk voor de gezondheid van die gebruikers. De handel in drugs vormt bovendien een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwricht. De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen situatie ten koste van de volksgezondheid en daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van die keten van criminele activiteiten.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen voorhanden gehad. Vuurwapens worden steeds meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten, zoals de handel in drugs, en kunnen tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid in de openbare ruimte met zich. Tegen het bezit van wapens moet dan ook fors worden opgetreden. Dit geldt ook voor defecte vuurwapens, zoals het onderhavige, nu een defect op zichzelf niet eraan in de weg hoeft te staan dat het voorwerp kan worden aangemerkt als een handwapen waarmee personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht.
Voorts heeft de verdachte door zich schuldig te maken aan witwassen opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden. Het vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. De verdachte lijkt zich daar niet over te hebben bekommerd.
De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder – maar langer dan vijf jaar geleden – is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, te weten het overtreden van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie.
7.3.2
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 maart 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft geen structurele dagbesteding en ontvangt een Wajong-uitkering. De verdachte is zijn woning kwijt geraakt als gevolg van onderhavige verdenking. De verdachte ervaart psychische klachten die te maken hebben met zijn belaste jeugd en het overlijden van alle dierbaren. Hij slaapt slecht en piekert veel. Dat zou ten tijde
van onderhavige delict niet anders zijn geweest. De verdachte kreeg hiervoor de medicatie Seroquel (antipsychotica) voorgeschreven, maar daar is hij een tijd geleden mee gestopt en wil geen medicijnen meer nemen. De verdachte wenst te proberen met sporten en
wiet/hasj zijn psychische klachten onder controle te houden. De reclassering ziet op basis
van het gesprek aanwijzingen voor LVB' problematiek en gebrekkige copingsvaardigheden en/of impulsbeheersing. Hij zou gehandeld hebben zonder hierbij goed over de consequenties na te denken.
Er zijn aanwijzingen voor problematisch middelengebruik. De verdachte zou naar eigen zeggen al jaren dagelijks ongeveer 5 gram wiet/hasj gebruiken om te kunnen ontspannen. Verder zou de verdachte naar eigen zeggen één of twee keer per week en dan meestal in het weekend cocaïne gebruiken. Er zou geen sprake zijn van alcoholgebruik. Ook zijn cocaïnegebruik zou geen probleem zijn gezien hij na detentie van plan is ermee te stoppen. De verdachte is van mening dit zelfstandig te kunnen doen. De verdachte wenst niet abstinent te raken van softdrugs aangezien hij alleen dan en met sporten tot rust kan komen. Het recidive risico wordt ingeschat als gemiddeld-hoog.
De reclassering adviseert de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en de hieruit voortkomende ambulante behandeling/begeleiding,
  • meewerken aan middelencontrole en
  • een inspanningsverplichting tot het vinden/behouden van huisvesting.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4
Strafmaatverweer
Het defect aan het wapen biedt reden om de straf te matigen. Dat de verdachte het wapen voor een ander in bewaring had, leidt niet tot strafvermindering.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf eveneens rekening met het feit dat de periode waarvoor de verdachte schuldig wordt geacht aan het treffen van voorbereidingshandelingen aanzienlijk korter is dan ten laste gelegd.
7.5
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank gaat boven de eis van de officier van justitie uit, nu de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een hogere straf rechtvaardigen. De rechtbank komt met name voor de voorbereidingshandelingen gedurende 8 maanden tot een hogere straf.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en een taakstraf en/of fors voorwaardelijk deel op te leggen. Hiervoor bestaat echter geen aanleiding, omdat de feiten hiervoor de ernstig zijn.
Nu de reclassering behandeling en bijzondere voorwaarden aanraadt, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 en 10a van de Opiumwet;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen/alcohol, met uitzondering van het gebruik van wiet/hasj als medicatie, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek, gedurende de proeftijd;
de veroordeelde zal zich inspannen tot het vinden en behouden van huisvesting;
de veroordeelde zal meewerken verdiepingsdiagnostiek gericht op zijn IQ en persoonlijkheid;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen dan wel laten begeleiden voor zijn problematiek door een door Reclassering Nederland aan te wijzen instelling, voor de duur die die instelling nodig acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en mr. N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen-Flier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 februari 2021 te Gorinchem (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, van het merk/type Beretta 1934, kaliber .32 acp voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2017 tot en met 18 februari 2021 te Gorinchem, althans in Nederland, om een feit,
bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een of meer hoeveelheden cocaine, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer hoeveelheden cocaine en/of een of meer ('deal')telefoons en/of en/of verpakkingsmateriaal en/of een weegschaal en/of (een) grote hoeveelhe(i)d(en) contant geld en/of een of meer vuurwapens (inclusief munitie) en/of een adreslijst/telefoonlijst met potentiele drugsgebruikers/kopers/afnemers en/of een lijst met kentekens van dienstvoertuigen van specialistische eenheden van de politie, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 februari 2021 te Gorinchem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 41,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
3
hij op of omstreeks 18 februari 2021, te Gorinchem, althans in Nederland, een hoeveelheid geld (in totaal 8.750 euro) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat voornoemd geldbedrag geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )