Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten (het voorhanden hebben van een pistool, de voorbereidingshandelingen voor het verkopen van cocaïne en het witwassen van € 8.750,00);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 2 maart 2021.
4..Waardering van het bewijs
1 juni 2020 tot en met 18 februari 2021.
5..Strafbaarheid feiten
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen/stoffen/gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
3..witwassen.
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
- meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en de hieruit voortkomende ambulante behandeling/begeleiding,
- meewerken aan middelencontrole en
- een inspanningsverplichting tot het vinden/behouden van huisvesting.
8..Toepasselijke wettelijke voorschriften
- 14a, 14b, 14c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
9..Bijlagen
10..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;