In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 april 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om een zorgmachtiging, aansluitend op een voortzetting van een crisismaatregel. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had het verzoek ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat betrokkene, die op dat moment verbleef bij Antes in Rotterdam, geen psychotische kenmerken vertoonde en zich aan de afspraken hield. De behandelaar gaf aan dat betrokkene haar somatische medicatie goed innam en dat er geen antipsychotica werd toegediend omdat betrokkene dit weigerde. De rechtbank concludeerde, in overeenstemming met de advocaat van betrokkene, dat er geen sprake was van een psychische stoornis die leidde tot ernstig nadeel dat weggenomen moest worden door verplichte zorg. De rechtbank wees het verzoek om zorgmachtiging dan ook af.
De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de bevindingen van de behandelaar en de omstandigheden rondom de situatie van betrokkene. De rechtbank oordeelde dat de weigering van betrokkene om antipsychotica te nemen niet proportioneel was om dwang toe te passen. De rechtbank benadrukte dat er op dat moment geen verdere behandeling plaatsvond en dat de situatie van betrokkene niet voldeed aan de criteria voor verplichte zorg. De beschikking is op 8 april 2021 mondeling gegeven door rechter M.C. Woudstra en op 15 april 2021 schriftelijk uitgewerkt.