ECLI:NL:RBROT:2021:6377

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
ROT 19/6046
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete voor overtreding van dierenwelzijnsregels na melding NVWA-dierenarts

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een opgelegde boete aan eiseres wegens overtreding van artikel 2.53, eerste lid, van het Besluit houders van dieren. De eiseres, een pluimveehouder, kreeg een boete van € 3.000,- opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, omdat zij geen passende maatregelen had genomen ter verbetering van het dierenwelzijn na een melding van een NVWA-dierenarts. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en constateert dat de voetzoollaesiescores van de vleeskuikens duiden op slechte dierenwelzijnsomstandigheden. Eiseres heeft weliswaar maatregelen genomen, maar deze hebben niet geleid tot verbetering van het welzijn van de dieren. De rechtbank oordeelt dat de boete terecht is opgelegd, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij sneller had kunnen ingrijpen of meer maatregelen had kunnen nemen. De rechtbank bevestigt dat de wetgever een evenredige boete heeft vastgesteld voor dergelijke overtredingen en dat de verhoging van de boete wegens recidive gerechtvaardigd is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/6046

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: [naam],
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. I.C.M. Nijland.

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 3.000,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluit van 17 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, de directeur van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst in afwachting van de uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak ROT 19/4117. Ook zijn partijen in de gelegenheid gesteld om nog nadere stukken te overleggen. Verweerder heeft op 9 maart 2021 twee eerdere boetebesluiten aan de rechtbank gestuurd. Op 16 maart 2021 heeft de rechtbank van eiseres stukken over door haar getroffen maatregelen ontvangen. Bij brief van 31 maart 2021 heeft verweerder daarop gereageerd. Op 12 mei 2021 heeft deze rechtbank uitspraak gedaan in zaak ROT 19/4117 (ECLI:NL:RBROT:2021:4103). Met instemming van partijen is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiseres een boete opgelegd voor het volgende beboetbare feit: “Het niet nemen van passende maatregelen met betrekking tot het verbeteren van het dierenwelzijn na melding van een NVWA dierenarts.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.53, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.
2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 4 juni 2019 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De toezichthouder schrijft in het rapport over zijn bevindingen op 23 mei 2019 bij slachthuis Esbro B.V. onder meer het volgende:

Ik, dierenarts werkzaam bij de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA), stond tijdens de post mortem (PM) keuring om 14:18 en 16:01 uur ter hoogte van de potensnijder. Ik zag aan en stelde hier, bij de voorbij komende vleeskuiken karkassen van het koppel de volgende afwijkingen, vast:

Ik zag vleeskuikens met ernstige voetzoollaesies aan de poten. De door mij vastgestelde voetzoollaesiesscore was 168,5 punten. De vaststelling van deze score is gebaseerd op de werkwijze aangegeven in artikel 6.5 van de Regeling houders van dieren.
De resultaten van de keuring van het koppel wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandig-heden in deze stal.
Voetzoollaesies zijn een aantasting van de opperhuid van de voetzool van vleeskuikens. Wanneer de huid tot in de diepere lagen wordt aangetast worden de laesies pijnlijk voor het dier. Hierdoor wordt het welzijn aangetast. De hoeveelheid en ernst van de voetzoollaesies worden bepaald door middel van een puntenscore. Hoe hoger de score hoe meer kuikens in het koppel een ernstige vorm van voetzoollaesies hadden. De wettelijke norm betreffende de maximaal acceptabele score is 80 punten, de maximaal haalbare score is 200 punten.
Het zijn fysieke afwijkingen die niet in een paar dagen ontstaan, maar die zijn ontstaan gedurende een langere periode door slechte leefomstandigheden in de stal waar de vleeskuikens zijn gehouden. De genoemde afwijkingen kunnen onder andere zijn ontstaan door een slecht klimaat in de stal en/of onvoldoende kwaliteit voer en/of nat strooisel. De waargenomen fysieke afwijkingen hebben het welzijn van de vleeskuikens ernstig geschaad waardoor de dieren hebben geleden. Meer informatie over voetzoollaesies is te lezen in de bijlage ‘Minder voetzoollaesies via management’ geschreven door de Animal Sciences Group van Wageningen Universiteit & Research.
Ik zag en stelde bij de keuring vast dat de vleeskuikens grote fysieke afwijkingen vertoonden die wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandigheden in de betreffende stal op het bedrijf van oorsprong. Op grond van artikel 2.53 Besluit houders van dieren, verstrekt de dierenarts verbonden aan de NVWA de gegevens van de PM keuring aan de houder. De houder moet naar aanleiding hiervan passende maatregelen nemen ter verbetering van de omstandigheden op het bedrijf, zodat het dierenwelzijn verbetert.
Dit zoals gesteld in artikel 2.53 lid 1 van het Besluit houders van dieren gelet op artikel 2.2 van de Wet dieren.
Deze bevindingen worden [eiseres] aangerekend.
[…]
De houder is door een eerder gestuurde schriftelijke waarschuwing d.d. 12 december 2018 (bijgevoegd, slachtdatum 14 november 2018) gewezen op het feit dat passende maatregelen genomen moeten worden. Dit om de omstandigheden in de stal 1 aan te passen zodat het welzijn van de vleeskuikens wordt verbeterd. Deze waarschuwing is opgesteld aan de hand van de resultaten van de destijds uitgevoerde post mortem (PM) keuring bij een koppel vleeskuikens uit de betreffende stal. De resultaten van deze PM keuring wijzen op slechtedierenwelzijnsomstandigheden in deze stal. De resultaten van de PM keuring van het huidige koppel wijzen wederom op slechte dierenwelzijnsomstandigheden in deze stal. Hieruit volgt dat de houder geen passende maatregelen heeft genomen. Dit zoals gesteld in artikel 2,53 lid 1 van het Besluit houders van dieren gelet op artikel 2.2 van de Wet dieren. De verzorging die de houder nu geeft en/of de omstandigheden in de stal zijn onvoldoende.
3. Eiseres voert aan dat zij bij de zienswijze een slachtrapport heeft meegestuurd van het slachthuis waarin sprake is van een veel lagere score. Dit is hetzelfde slachthuis als waar de toezichthoudend dierenarts de voetzoollaesiescores heeft vastgesteld. De door eiseres gestuurde stukken betreffen niet een ander slachthuis, zoals verweerder stelt. Slachthuis Esbro heeft alle kippen van eiseres uit stal 1 geslacht, aldus eiseres.
3.1.
Uit het rapport van bevindingen blijkt dat de constateringen door de toezichthouder zijn gedaan op slachthuis Esbro B.V. op 23 mei 2019 en kuikens betreffen uit stal 1 van eiseres. De stukken die eiseres heeft overgelegd zijn een slachtrapport en kwaliteitsbeoordeling van Frisia Food B.V. en betreffen kuikens van eiseres uit stal 1 met eveneens slachtdatum 23 mei 2019. Volgens eiseres zien de door haar overgelegde stukken op dezelfde slacht en dezelfde kuikens, maar zij heeft dit verder niet onderbouwd. Ook heeft zij hierover geen navraag gedaan bij Frisia Food B.V., van wie zij de stukken heeft ontvangen. Voor de rechtbank staat dan ook niet vast dat de stukken van eiseres zien op dezelfde kuikens als die door de toezichthouder zijn beoordeeld.
3.2.
Maar ook indien de rechtbank ervan uit zou gaan dat de stukken van Frisia Food B.V. wel over dezelfde kuikens gaan als het rapport van bevindingen, leidt dit nog niet tot het oordeel dat de door de toezichthouder vastgestelde voetzoollaesiescore onjuist moet zijn.
Daartoe is van belang dat volgens vaste jurisprudentie in beginsel mag worden uitgegaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door hiertoe bevoegde toezichthouders en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Zoals het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft overwogen in de uitspraak van 11 mei 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:477) wordt een toezichthouder geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden en kan daarom aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. De rechtbank ziet in deze zaak geen reden om te twijfelen aan de constateringen van de toezichthouder in het rapport van bevindingen. Uit het rapport en de daarbij gevoegde stukken blijkt eenduidig dat het om kuikens van eiseres gaat. Ook ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de voetzoollaesiescore van 168,5 punten die de toezichthoudend dierenarts op basis van zijn deskundigheid heeft vastgesteld. In de door eiseres overgelegde stukken staat een voetzoollaesiescore van 0,00. Volgens die stukken zou dus helemaal geen sprake zijn van voetzoollaesie en dat acht de rechtbank zeer onaannemelijk gelet op de in het rapport beschreven constateringen van de toezichthoudend dierenarts en de daarbij gevoegde foto’s en stukken. Daar komt bij dat de door eiseres overgelegde stukken afkomstig zijn van de slachterij en zien op vleeskeuringen die door medewerkers van het slachthuis zelf worden verricht.
4. De rechtbank ziet dus geen reden voor twijfel aan de juistheid van het rapport van bevindingen. De rechtbank gaat dus uit van de constatering dat op 23 mei 2019 bij kuikens van eiseres een voetzoollaesiescore van 168,5 is vastgesteld. Vervolgens is de vraag of verweerder op grond van die constatering terecht heeft vastgesteld dat eiseres een overtreding heeft begaan van artikel 2.53, eerste lid, van het Besluit houders van dieren. Daarin staat: “Wanneer een dierenarts verbonden aan de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit, aan de houder en een ambtenaar als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de wet, gegevens heeft verstrekt met betrekking tot de dagelijkse mortaliteit, de gecumuleerde dagelijkse mortaliteit of de resultaten van de post mortem keuring die wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandigheden, neemt de desbetreffende houder passende maatregelen ter verbetering van het dierenwelzijn.”
5. In dat verband voert eiseres aan dat zij wel degelijk maatregelen heeft getroffen na de eerdere waarschuwing. Zij wijst op het door haar overgelegde verbeterplan van 28 januari 2019 met maatregelen gericht op het voorkomen van voetzoollaesies. Alle genoemde maatregelen zijn door eiseres uitgevoerd. Zo heeft zij lekbakjes geplaatst bij de drinklijnen, is de watertoevoer gewijzigd en de verlichting aangepast. Ook is eiseres van voerleverancier gewijzigd, maar dit kon niet eerder dan na de ronde met slachtdatum 1 juli 2019 omdat eiseres haar contractuele verplichtingen met de voerleverancier moest nakomen. Ook heeft eiseres bedrijfsbehandelplannen overgelegd die zij samen met de dierenarts heeft opgesteld. Daaruit blijkt dat onder andere het entschema is gewijzigd na het achterhalen van de oorzaak (na 12 december 2018). Ook is eiseres overgestapt naar het houden van conceptkuikens waardoor de voetzoollaesie zou dalen. Eiseres kon dit niet sneller doen vanwege lopende afspraken met de slachterij en voerleverancier. Eiseres heeft de maatregelen genomen die in de schriftelijke waarschuwing zijn genoemd maar dat geeft nog geen garantie dat de voetzoollaesiescore gelijk in orde is, aldus eiseres.
5.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak van de meervoudige kamer van 12 mei 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:4103) overwogen dat artikel 2.53, eerste lid, van het Besluit houders van dieren voldoende duidelijk is; het omvat een verplichting voor de pluimveehouder om passende maatregelen te nemen als een toezichthoudend dierenarts gegevens heeft verstrekt die wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandigheden. Daarbij heeft de rechtbank verwezen naar de uitspraak van het CBb van 23 maart 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:324) waarin is geoordeeld dat een professioneel pluimveehouder, bijgestaan door een dierenarts, in staat dient te zijn om te bepalen welke maatregelen voor zijn bedrijf passend zijn zodat het dierenwelzijn wordt verbeterd. Dit betekent niet dat de pluimveehouder te allen tijde moet voorkomen dat zijn dieren ziek worden, maar veeleer dat hij, nadat de toezichthoudend dierenarts gegevens heeft verstrekt die wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandigheden, alert reageert en al naar gelang de omstandigheden op het bedrijf die maatregelen neemt die nodig zijn om het dierenwelzijn te verbeteren. Daarbij neemt het CBb als uitgangspunt dat de passende maatregelen ter verbetering van de dierenwelzijnsomstandigheden moeten resulteren in ten minste een zodanig niveau van dierenwelzijn dat een toezichthoudend dierenarts geen aanleiding vindt voor de conclusie dat sprake is van slechte dierenwelzijnsomstandigheden.
5.2.
In de waarschuwing die op 12 december 2018 aan eiseres is gegeven staat dat een voetzoollaesiescore van meer dan 150 punten is vastgesteld en uit het rapport van bevindingen blijkt een voetzoollaesiescore van 168,5 punten. Gelet op wat deze rechtbank en het CBb hebben overwogen in de hiervoor genoemde uitspraken, stelt verweerder terecht dat die scores wijzen op slechte dierenwelzijnsomstandigheden. Na de waarschuwing van 12 december 2018 dat eiseres passende maatregelen moest nemen ter verbetering van het dierenwelzijn, is op 23 mei 2019 opnieuw een hoge voetzoollaesiescore geconstateerd. Zoals volgt uit genoemde uitspraak van het CBb, biedt dit voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat er naar aanleiding van de waarschuwing geen passende maatregelen zijn genomen ter verbetering van het dierenwelzijn.
5.3.
Eiseres stelt dat zij wel allerlei maatregelen heeft genomen maar duidelijk is dat dit niet heeft geleid tot verbetering van het dierenwelzijn, aangezien opnieuw een hoge voetzoollaesiescore is vastgesteld. Het enkel proberen de voetzoollaesies te verminderen is ook niet voldoende. In genoemde uitspraak heeft het CBb geoordeeld dat sprake is van een resultaatsverplichting. De genomen maatregelen moeten dus ook daadwerkelijk tot het resultaat leiden dat het dierenwelzijn verbetert. En dat resultaat is hier niet bereikt, gelet op de opnieuw vastgestelde hoge voetzoollaesiescore. De rechtbank is ook niet gebleken dat eiseres niet in staat was dat resultaat tijdig te bereiken. Op 12 december 2019 is eiseres gewaarschuwd en na ruim vijf maanden is opnieuw een te hoge voetzoollaesiescore vastgesteld. In die tussentijd heeft eiseres op 28 januari 2019 een verbeterplan opgesteld met maatregelen om de voetzoollaesies te reduceren. Of en wanneer die maatregelen zijn uitgevoerd blijkt niet uit de door eiseres overgelegde stukken. Wel geeft eiseres zelf aan dat de wijziging van voerleverancier pas na 1 juli 2019 heeft plaatsgevonden en ook blijkt uit de bedrijfsgezondheidsplannen dat tussen april en juli 2019 is overgestapt naar een ander type kuiken. De rechtbank begrijpt dat niet alle maatregelen direct kunnen worden uitgevoerd en direct tot een positief resultaat leiden, maar niet is gebleken dat eiseres niet sneller had kunnen ingrijpen of nog aanvullende maatregelen had kunnen nemen om het dierenwelzijn te verbeteren.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres artikel 2.53, eerste lid, van het Besluit houders van dieren heeft overtreden. Verweerder was dus bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
7. Over de hoogte van de boete overweegt de rechtbank dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met de Wet dieren gediende doel, het waarborgen van dierenwelzijn, staat voorop. De rechtbank vindt de gebruikelijk boete van € 1.500,- voor dit soort overtredingen in het algemeen evenredig. In dit geval heeft verweerder de boete verhoogd omdat sprake is van recidive. Eiseres heeft eerder op 6 april 2018 en 15 juni 2018 ook een boete gekregen voor overtreding van artikel 2.53, eerste lid, van de Wet dieren. Die eerdere boetebesluiten zijn door verweerder overgelegd. Conform artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren heeft verweerder de boete verhoogd naar € 3.000,-. De rechtbank acht ook dit bedrag in dit geval niet onevenredig. Eiseres heeft ook geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder het boetebedrag had moeten matigen.
8. Het beroep is dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 6 juli 2021.
de rechter is verhinderd
deze uitspraak te tekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.