ECLI:NL:RBROT:2021:6502

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
8594912
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor reparatiewerkzaamheden aan een auto

In deze zaak heeft Auto Wüst B.V. (eiseres) Tinc B.V. (gedaagde) gedagvaard voor het betalen van openstaande facturen voor verrichte reparatiewerkzaamheden aan een Mercedes-Benz. De procedure begon met een dagvaarding op 11 juni 2020, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een niet-ondertekende conclusie van antwoord van Tinc. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Tinc niet adequaat heeft gereageerd op de rolbeslissing van 19 maart 2021, waarin werd gevraagd om ondertekende conclusies in te dienen. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de werkbonnen die door de directeur van Tinc, [naam], zijn ondertekend, en heeft geconcludeerd dat Tinc als opdrachtgever moet worden beschouwd voor de verrichte werkzaamheden. Auto Wüst heeft een factuur van € 1.657,10 voor werkzaamheden in september 2017 en een factuur van € 4.691,30 voor werkzaamheden in maart 2018 verzonden, die beide onbetaald zijn gebleven. Tinc heeft betwist dat zij de opdrachtgever was en heeft aangevoerd dat [naam] de opdrachtgever was. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de ondertekening van de werkbonnen door [naam] voldoende bewijs levert dat Tinc als opdrachtgever heeft gefungeerd. De vordering van Auto Wüst is toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8594912 \ CV EXPL 20-20589
uitspraak: 4 juni 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Auto Wüst B.V.,
gevestigd te Oud-Beijerland,
eiseres,
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tinc B.V.,
gevestigd te Middelharnis,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam] .
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Auto Wüst” en “Tinc”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 11 juni 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, die niet is ondertekend;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met één productie;
  • de akte van Auto Wüst;
  • de rolbeslissing van 19 maart 2021.
1.2.
Tinc heeft, hoewel daartoe naar behoren in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd op de rolbeslissing van 19 maart 2021.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Auto Wüst heeft medio september 2017 opdracht gekregen reparatiewerkzaamheden te verrichten aan de auto van het merk Mercedes-Benz, type G320 3.2. open wagen met kenteken [kentekennummer] (hierna: ‘de auto’). Deze werkzaamheden zijn omstreeks 25 september 2017 afgerond.
2.2.
Auto Wüst heeft een factuur d.d. 25 september 2017 van € 1.657,10 inclusief btw aan Tinc gezonden. De factuur kent een betalingstermijn van 14 dagen na factuurdatum.
2.3.
Na het uitvoeren van de reparatie is bij het uit de garage rijden van de auto door Auto Wüst schade ontstaan aan de auto. Overeengekomen is dat Auto Wüst de schade kosteloos zou herstellen. Het schadeherstel heeft in de loop van februari 2018 plaatsgevonden.
2.4.
Naast de reparatie heeft in februari 2018 eveneens een APK-keuring van de auto plaatsgevonden. Daarbij bleek dat de auto diverse mankementen vertoonde, die verholpen dienden te worden alvorens de auto kon worden goedgekeurd. Auto Wüst heeft op
20 februari 2018 telefonisch de prijsopgave voor de noodzakelijke werkzaamheden met [naam] (hierna: ‘ [naam] ’), directeur van Tinc, besproken, waarop [naam] toestemming heeft gegeven voor het uitvoeren van de werkzaamheden. [naam] heeft telefonisch akkoord gegeven voor het vervangen van de banden door 4 stuks Michelin Alpin Latitude banden ten bedrage van € 233,00 exclusief btw per band.
2.5.
Bij het uitvoeren van de werkzaamheden bleek ook vervanging van de achterveren noodzakelijk. [naam] heeft telefonisch akkoord voor de werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande meerkosten gegeven.
2.6.
Auto Wüst heeft na afronding van de werkzaamheden op 30 maart 2018 een factuur aan Tinc gezonden ten bedrage van € 4.691,30 inclusief btw. Auto Wüst heeft van deze factuur een bedrag van € 31,73 - welk bedrag ziet op de kosten van de bullbarsleutel - gecrediteerd.

3..Het geschil

3.1.
Auto Wüst heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Tinc te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 8.203,62, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 6.316,67 vanaf 19 mei 2020 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van Tinc in de kosten van het geding.
3.2.
Aan haar vordering heeft Auto Wüst - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
Auto Wüst heeft zowel in september 2017 als in februari 2018 in opdracht en voor rekening van Tinc (reparatie)werkzaamheden verricht aan de auto. De werkzaamheden in september 2017 bestaan hoofdzakelijk uit het vervangen van een uitlaatpijp links en rechts en het verrichten van werkzaamheden aan de alarmhoorn. Auto Wüst heeft de in september 2017 bij het uit de garage rijden van de auto door haar veroorzaakte schade eerst in februari 2018 kunnen herstellen, doordat er onderdelen besteld dienden te worden en Tinc moeilijk te bereiken was. Het schadeherstel is kosteloos door Auto Wüst uitgevoerd. In het kader van een APK-keuring in februari 2018 zijn er diverse werkzaamheden aan de auto uitgevoerd, waaronder het vervangen van de banden en de achterveren.
3.3.
Tinc heeft de naar aanleiding van de werkzaamheden verzonden facturen d.d.
25 september 2017 van € 1.657,10 en d.d. 30 maart 2018 van € 4.691,30 onbetaald gelaten. Auto Wüst heeft van de factuur d.d. 30 maart 2018 een bedrag van € 31,73 gecrediteerd. Vanwege het betalingsverzuim is Tinc tevens de wettelijke handelsrente - berekend tot 19 mei 2020 een bedrag van € 1.194,53 - alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van € 692,42 verschuldigd.
3.4.
Tinc heeft de vordering betwist en heeft daartoe - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - aangevoerd. Auto Wüst heeft een onjuiste partij gedagvaard. Niet Tinc, maar [naam] is opdrachtgever ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden. Tinc betwist dat [naam] aan Auto Wüst zou hebben verzocht de opdracht en facturen op naam van Tinc te zetten. Volgens recente RDW-gegevens staat de auto sinds 24 januari 2012 tot heden onafgebroken op naam van [naam] geregistreerd. [naam] heeft ook steeds voor inname en ontvangst van de auto getekend. Tinc heeft de thans in geding zijnde facturen nooit in behandeling genomen.

4..De beoordeling

4.1.
Auto Wüst heeft (bij conclusie van repliek respectievelijk bij haar akte) gesteld dat de conclusie van antwoord en conclusie van dupliek dienen te worden gepasseerd omdat daaruit niet valt af te leiden door van wie deze stukken afkomstig zijn en deze bovendien niet ondertekend zijn. Vooropgesteld wordt dat schriftelijke conclusies en akten moeten zijn ondertekend door de partij zelf of door haar gemachtigde. Op niet overeenkomstig art. 83 ondertekende conclusies of akten kan geen acht worden geslagen (zie bijvoorbeeld HR 10 september 2010, NJ 2010/485). Bij rolbeslissing van 19 maart 2021 is gesteld dat Tinc haar conclusie van antwoord en conclusie van dupliek niet heeft ondertekend en is Tinc in de gelegenheid gesteld dit te herstellen en (alsnog) getekende exemplaren van deze conclusies in het geding te brengen. Tinc heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. Dit leidt er in elk geval toe dat op de inhoud van de conclusie van antwoord geen acht geslagen zal worden. Ten aanzien van de conclusie van dupliek heeft te gelden dat gebleken is dat Tinc bij het indienen van die conclusie, naast een niet-getekende versie, eveneens een door haar directeur [naam] ondertekende versie heeft ingediend. Dat betekent dat de conclusie van dupliek wel bij de beoordeling van het geschil zal worden betrokken.
4.2.
Ten aanzien van de door Auto Wüst ingediende akte van 17 februari 2021 geldt dat Auto Wüst in deze akte niet alleen op de bij de conclusie van dupliek gevoegde producties is ingegaan, doch ook op de inhoud van de conclusie van dupliek zelf. Hoewel door de griffie niet expliciet in de begeleidende brief vermeld, moet de gemachtigde van Auto Wüst - als professioneel gemachtigde - er bekend mee worden verondersteld dat zij in dat stadium van de procedure nog slechts op de aan de conclusie van dupliek gehechte productie(s) had mogen reageren en níet op de inhoud van de conclusie van dupliek. Dat leidt ertoe dat op de akte van Auto Wüst van 17 februari 2021 geen acht zal worden geslagen voor wat betreft de stellingen die rechtstreeks verband houden met de inhoud van de conclusie van dupliek.
4.3.
Tinc heeft aangevoerd dat [naam] als opdrachtgever van de uitgevoerde werkzaamheden heeft te gelden, zodat Auto Wüst met Tinc een onjuiste partij heeft gedagvaard.
4.4.
Ter weerlegging van de stelling van Tinc dat Timmer als opdrachtgever heeft te gelden, heeft Auto Wüst afschriften van de werkbonnen ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden in september 2017 en februari 2018 in het geding gebracht. Deze werkbonnen zijn door [naam] ondertekend, ter akkoordverklaring met de inname van de auto en - na het uitvoeren van de reparaties - de ontvangst van de auto. Van belang is dat zowel geheel rechtsbovenaan op de beide werkbonnen als ook onder het kopje ‘Klantgegevens’ duidelijk ‘Tinc B.V.’ als klant c.q. debiteur staat vermeld. Hoewel Tinc heeft betwist dat [naam] aan Auto Wüst heeft verzocht de opdracht en de daaruit voortvloeiende facturen op naam van Tinc te zetten, heeft [naam] vervolgens wél de werkbonnen - waarop Tinc tot tweemaal toe uitdrukkelijk als klant c.q. debiteur wordt genoemd - voor akkoord getekend.
4.5.
De werkbonnen waaruit volgens Auto Wüst blijkt dat [naam] namens Tinc akkoord is gegaan met de inname en ontvangst van de auto, hebben te gelden als een onderhandse akte in de zin van artikel 156 lid 3 Rv. Een dergelijke akte levert op grond van artikel 157 lid 2 in samenhang met artikel 151 lid 2 Rv. tussen partijen dwingend bewijs op. Dwingend bewijs wil in dit geval zeggen dat er in beginsel van wordt uitgegaan dat het waar is wat op de werkbonnen staat. Naar het oordeel van de kantonrechter volgt om die reden uit de ondertekening van de werkbonnen door [naam] dat [naam] zich namens de op de werkbonnen vermelde klant c.q. debiteur, Tinc derhalve, akkoord verklaart met de inname en ontvangst van de auto.
4.6.
Tegen de dwingende bewijskracht staat tegenbewijs open. Voor het slagen van tegenbewijs is voldoende dat het door de andere partij geleverde bewijs erdoor wordt ontzenuwd. Tinc heeft ten aanzien van de werkbonnen gesteld dat deze ‘hooguit een seconde’ en ‘terloops’ ter ondertekening aan [naam] zijn getoond, waarbij er bij [naam] geen behoefte heeft bestaan om de werkbonnen nader te onderzoeken. Deze stelling van Tinc wordt verworpen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [naam] zich door ondertekening van de werkbonnen uitdrukkelijk akkoord verklaard met de inhoud van die werkbonnen. Dat er aan de zijde van [naam] geen behoefte zal hebben bestaan om de werkbonnen nader te onderzoeken, kan niet aan Auto Wüst tegengeworpen worden. De inhoud van de werkbonnen is bovendien dermate summier en overzichtelijk van aard, dat de kantonrechter het niet geloofwaardig acht dat [naam] niet in de gelegenheid zou zijn geweest de inhoud van de werkbonnen voorafgaand aan de ondertekening nader te controleren. Van [naam] , nota bene zelf advocaat, had verwacht mogen worden dat hij niet iets tekent waarvan hij de inhoud niet (volledig) kent.
4.7.
Ook de stelling van Tinc dat de auto volgens recente RDW-gegevens op naam van [naam] staat is niet voldoende om het door Auto Wüst geleverde bewijs te ontzenuwen. Nog daargelaten dat het feit dat de auto op naam staat van [naam] nog niet betekent dat [naam] ook de eigenaar van de auto is, draait het in de onderhavige zaak om de feitelijke vraag wie als opdrachtgever ten aanzien van de uitgevoerde werkzaamheden heeft te gelden. Op wiens naam de auto staat geregistreerd bij de RDW is daarvoor niet relevant. Het enkele feit dat de auto op naam van [naam] staat, brengt geenszins met zich mee dat daaruit dan ook zou volgen dat [naam] als opdrachtgever heeft te gelden.
4.8.
Naast het voorgaande is tevens van belang dat Auto Wüst haar facturen steeds heeft gericht aan Tinc en ook de gemachtigde van Auto Wüst haar correspondentie steeds aan Tinc heeft gericht. Hoewel [naam] zowel op de correspondentie van Auto Wüst als op die van de gemachtigde van Auto Wüst heeft gereageerd, heeft hij zich in zijn e-mails van
6 juni 2018 aan Auto Wüst en 30 maart 2020 aan de gemachtigde van Auto Wüst nimmer op het standpunt gesteld dat niet Tinc, maar [naam] zelf als contractspartij heeft te gelden. [naam] gaat in voornoemde e-mails inhoudelijk op de vordering van Auto Wüst in zonder enig bezwaar tegen het feit dat Tinc telkenmale als contractspartij wordt genoemd.
4.9.
Door Auto Wüst is onweersproken gesteld dat Tinc voorafgaand aan de onderhavige procedure nimmer enig verweer heeft gevoerd tegen het feit dat Auto Wüst Tinc als opdrachtgever heeft beschouwd. Indien [naam] van mening was dat Tinc geen contractspartij was, had het op zijn weg gelegen dit meteen na ontvangst van de eerste prijsopgave en de facturen aan Auto Wüst kenbaar te maken en niet eerst drie jaar later tijdens de onderhavige procedure. Daarbij komt nog dat [naam] zijn e-mail van 30 maart 2020 ook nadrukkelijk heeft verstuurd namens ‘TINC Advocatuur’ en bij het versturen van zijn e-mails ook steeds gebruik heeft gemaakt van het zakelijke e-mailadres van Tinc. Juist als het volgens [naam] een privéaangelegenheid betrof ligt het gebruik van het duidelijk aan Tinc gelinkte e-mailadres niet voor de hand.
4.10.
Het enkele feit dat op de als productie 4 bij dagvaarding overgelegde prijsopgave van Auto Wüst uit februari 2018 het woord ‘Tinc’ niet voorkomt, maakt het voorgaande niet anders. Deze prijsopgave is het enige document waarop Tinc niet expliciet als klant c.q. debiteur wordt genoemd. Op alle overige documenten (de eerste prijsopgave, beide facturen, beide werkbonnen en alle correspondentie van zowel Auto Wüst als haar gemachtigde) wordt Tinc wel als klant c.q. debiteur vermeld. Bovendien betreft de prijsopgave uit februari 2018 slechts een intern document nu het niet daadwerkelijk door Auto Wüst aan Tinc verstrekt is, doch slechts telefonisch is besproken.
4.11.
Het bovenstaande leidt dan ook tot de slotsom dat Tinc onvoldoende heeft aangevoerd om het door Auto Wüst middels de ondertekende werkbonnen geleverde bewijs dat Tinc als opdrachtgever ten aanzien van de verrichte werkzaamheden heeft te gelden, te ontzenuwen. De stellingen van Tinc zijn verder onvoldoende om aanleiding te vinden hem tot tegenbewijs toe te laten, nog afgezien van het feit dat Tinc op dit punt ook geen concreet bewijsaanbod heeft gedaan.
4.12.
Het vorenstaande betekent dat voldoende vast is komen te staan dat Tinc als opdrachtgever heeft te gelden ten aanzien van de door Auto Wüst verrichte werkzaamheden. Tinc heeft zich slechts op het standpunt gesteld geen partij bij de overeenkomst te zijn en heeft voor het overige geen inhoudelijk verweer tegen de vordering van Auto Wüst gevoerd, ook niet subsidiair voor het geval geoordeeld wordt dat Tinc wel als opdrachtgever heeft te gelden. Nu het standpunt van Tinc zal worden verworpen, bestaat er - gelet op het vereiste van concentratie van verweer - dan ook geen aanleiding Tinc de gelegenheid te bieden nader verweer tegen de vordering te voeren. Dat leidt tot de conclusie dat de gevorderde hoofdsom van in totaal € 6.316,67 zal worden toegewezen.
4.13.
De gevorderde wettelijke handelsrente tot 19 mei 2020 van € 1.194,53 alsmede de wettelijke handelsrente over de toe te wijzen hoofdsom vanaf 19 mei 2020, zullen, als op de wet gegrond en inhoudelijk niet weersproken, worden toegewezen op de wijze zoals hierna in het dictum vermeld.
4.14.
Auto Wüst maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Vooropgesteld wordt dat, indien in een business-to-businessverhouding de schuldenaar in verzuim is en de schuldeiser incassohandelingen heeft verricht waartoe hij in redelijkheid kon overgaan, de schuldenaar ex artikel 6:96 lid 4 BW (minimaal) de volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genormeerde vergoeding is verschuldigd, ongeacht de aard en de omvang van de incassohandelingen (Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405). Nu niet in geschil is dat de gemachtigde van Auto Wüst meerdere aanmaningen aan Tinc heeft gestuurd en ook inhoudelijk met Tinc over de vordering heeft gecorrespondeerd, staat vast dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Gesteld noch gebleken is dat Auto Wüst niet in redelijkheid tot die incassohandelingen heeft kunnen overgaan, zodat Tinc een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten aan Auto Wüst verschuldigd is. Voor de hoogte van die vergoeding zoekt de kantonrechter aansluiting bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Derhalve is aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 690,83 toewijsbaar.
4.15.
Tinc zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van Auto Wüst worden veroordeeld. Ten aanzien van de kosten van de dagvaarding zijn de aan het slot van het exploot gevorderde informatiekosten toewijsbaar tot een bedrag van € 4,61, gezien de daarvoor geldende tarieven.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Tinc om aan Auto Wüst tegen kwijting te betalen € 6.316,67 aan hoofdsom,
€ 1.194,53 aan tot 19 mei 2020 vervallen wettelijke handelsrente en € 690,83 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over € 6.316,67 vanaf 19 mei 2020 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Tinc in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Auto Wüst vastgesteld op € 586,99 aan verschotten (waarvan € 499,00 aan griffierecht en € 87,99 aan dagvaardingskosten) en € 622,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487