ECLI:NL:RBROT:2021:6602

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
10/750145-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen en valsheid in geschrift met betrekking tot een valse leningsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen van een groot geldbedrag en valsheid in geschrift. De verdachte had verklaard dat zij een aanzienlijk bedrag had geleend van een Iraaks bedrijf, maar het onderzoek wees uit dat de leningsovereenkomst vals was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen legale herkomst van het geld kon aantonen, wat leidde tot de conclusie dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en de valse leningsovereenkomst werd als bewijsstuk onttrokken aan het verkeer. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, waarbij het witwassen van crimineel geld een bedreiging vormt voor de integriteit van de economie. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, maar de rechtbank vond de opgelegde straf passend gezien de omstandigheden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750145-17
Datum uitspraak: 8 juli 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [gebooredatum verdachte],
ingeschreven op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. M.M. Kuyp, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 200 uur subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht;
  • onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen administratie van [naam bedrijf], teruggave van de iPhone en verbeurdverklaring van de in beslag genomen Apple Macbook Air.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering van feit 2 (valsheid in geschrift)
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is door de verdediging geen verweer gevoerd. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering van feit 1 (witwassen)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is, kort samengevat, betoogd dat de geldbedragen niet uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het bewijsvermoeden zoals dat door het openbaar ministerie is geconstrueerd, is onvoldoende om een veroordeling voor witwassen te kunnen rechtvaardigen. De verklaring die de verdachte heeft afgelegd is concreet en niet op voorhand hoogst onaannemelijk. Subsidiair is een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de eerder door de rechtbank toegewezen getuige [naam getuige].
Beoordeling voorwaardelijk aanhoudingsverzoek
Op de regiezitting van 18 november 2019 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rechter-commissaris om [naam getuige] als getuige te horen. De rechter-commissaris heeft in een proces-verbaal van 9 maart 2021 geoordeeld dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. Daartoe is gerelateerd dat het horen door middel van een videoverbinding niet tot de mogelijkheden behoort, dat meermalen is geprobeerd om de getuige te laten afreizen naar Nederland, dat daarvoor een visum is vereist, dat vanwege de coronasituatie het niet mogelijk is om een visum te verkrijgen en dat het niet de verwachting is dat dit op korte termijn zal veranderen. Door de raadsman is aangevoerd dat de situatie in Irak zodanig is verbeterd dat reizen weer mogelijk is. De daartoe gegeven onderbouwing is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de getuige wel binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. De zaak zal daarom niet nogmaals naar de rechter-commissaris worden verwezen voor het horen van de getuige. Het voorwaardelijk verzoek wordt dus afgewezen. De rechtbank zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.
Beoordeling inhoudelijk
De verdachte wordt verdacht van het witwassen van meerdere geldbedragen. Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt, dient als uitgangspunt te worden genomen dat het onderzoek geen bewijs heeft opgeleverd dat de ten laste gelegde geldbedragen van een bepaald misdrijf afkomstig zijn. Naar vaste rechtspraak kan toch bewezen worden verklaard dat deze voorwerpen “uit enig misdrijf” afkomstig zijn, als op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden geconcludeerd moet worden dat die voorwerpen geen legale herkomst kunnen hebben.
Als de vastgestelde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als de verdachte met zo’n verklaring komt, dan ligt het vervolgens op de weg van de officier van justitie om naar aanleiding daarvan nader onderzoek te doen. Bij het ontbreken van een dergelijke verklaring zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Vooropgesteld dient te worden dat het onderzoek in deze zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de ten laste gelegde bedragen van een bepaald misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent, dat, zoals ook volgt uit het voorgaande, eerst moet worden vastgesteld of de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat er zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is. In dat verband wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat op de rekening van de verdachte gedurende een korte periode meerdere grote contante geldbedragen zijn gestort. De verdachte heeft tegenover de politie toegegeven deze bedragen zelf vanuit contant op haar rekening te hebben gestort. Ook op de rekening van de medeverdachte zijn in diezelfde periode aanzienlijke contante geldbedragen gestort. Door de medeverdachte zijn verder in deze periode flinke bedragen op de rekening van de verdachte overgemaakt. Vervolgens is door de verdachte, kort na die stortingen en overboekingen, tussen 26 oktober 2016 en 3 november 2016, in totaal meer dan € 170.000,- overgemaakt naar de rekening van een notaris. De medeverdachte heeft € 10.000,- overgemaakt aan de notaris.
Uit onderzoek naar aanleiding van deze geldstromen is gebleken dat deze niet in verhouding staan tot de inkomsten van de verdachten. Verder is gebleken dat de contante stortingen veelal bestaan uit biljetten van € 500,-. Dergelijke biljetten zijn ongebruikelijk in het dagelijkse betalingsverkeer. Ook zijn er aanwijzingen dat de verdachte en de medeverdachte betrokken zijn geweest bij het fysiek vervoer van contant geld, verpakt met chili flakes. Volgens de politie is dat bedoeld om speurhonden te misleiden.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Dat betekent dat van de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld mag worden verwacht.
De verdachte heeft verklaard dat zij dit geld heeft geleend van een bedrijf in Irak, de [naam bedrijf], dat dit door haar geleende geld door familie in delen naar Nederland is vervoerd en dat zij met dat geld onroerend goed heeft gekocht. Ter onderbouwing van haar verklaring heeft zij verwezen naar een geldleningsovereenkomst. Deze verklaring is concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Het openbaar ministerie heeft vervolgens nader onderzoek gedaan naar aanleiding van die verklaring. Uit dit onderzoek is gebleken dat de door de verdachte verstrekte overeenkomst vals is. Nadat zij hiermee is geconfronteerd, is enige andere verklaring uitgebleven. Zij heeft zich bij de politie en op zitting beroepen op haar zwijgrecht.
Omdat de door de verdachte gegeven verklaring, gelet op de valsheid van de leenovereenkomst, onaannemelijk is gebleken, is het vermoeden van witwassen niet weerlegd. Dit betekent dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen geen legale herkomst hebben. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat door de verdediging geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
zij in de periode van 10 januari 2016 tot en met 11 juli 2017 te Schiedam, tezamen en in vereniging met een ander b) meerdere geldbedragen heeft verworven en voorhanden gehad en overgedragen en omgezet en gebruik heeft gemaakt, terwijl
zijwist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
zij in de periode van 01 maart 2017 tot en met 18 april 2017 te Schiedam, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een overeenkomst van een lening tussen [naam bedrijf] en [naam verdachte], valselijk heeft opgemaakt door die overeenkomst zelf op te stellen en er vervolgens een afdruk met een bestelde bedrijfsstempel van [naam bedrijf] onder te zetten, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..medeplegen van witwassen;

2.
valsheid in geschrift.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen en maatregel

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van aanzienlijke geldbedragen. De bedragen werden telkens contant op de rekening van de verdachte gestort en vervolgens overgemaakt naar een notaris met het doel om een pand aan te schaffen. Dit is een ernstig strafbaar feit. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging voor het legale economie en tast de integriteit van het financiële- en economische verkeer aan. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte heeft een leenovereenkomst gemaakt met daarop een door haar zelf bestelde stempel met daarop het logo van de [naam bedrijf]. De leenovereenkomst is ingebracht om een pand te kopen. De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen. Door zo te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat anderen in de juistheid van geschriften moeten kunnen stellen ernstig beschaamd.
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2019 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden, het tijdsverloop en de ernst van de feiten wordt de door de officier van justitie geëiste taakstraf voor de duur van tweehonderd uren passend en geboden geacht.

8..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen administratie en de Apple Macbook Air te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen voorwerpen terug te geven aan de verdachte.
Beoordeling
De in beslag genomen Apple Macbook Air zal worden verbeurd verklaard, omdat het onder feit 2 bewezen verklaarde strafbare feit met behulp van dit voorwerp is begaan.
De in beslag genomen administratie, te weten de valse leenovereenkomst, zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat het voorwerp is vervaardigd en bestemd tot begaan van het onder 1 of 2 bewezen verklaarde misdrijf.
Ten aanzien van de in beslag genomen Iphone 7 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 47, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
192 (honderdtweeënnegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
96 (zesennegentig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 2: Apple Macbook Air (415449);
- verklaart onttrokken aan het verkeer: administratie Halabjagroup (415328);
- gelast de teruggave aan verdachte van: Apple Iphone 7 (415448).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.P. van Beek, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 10 januari 2016 tot en met 11 juli 2017 te Schiedam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
a. a) van een of meer voorwerp(en), te weten meerdere, althans een, geldbedrag(en) van in totaal ongeveer 202.173,86 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat voornoemde voorwerp(en) was,
dan wel
b) een of meer voorwerp(en), te weten meerdere, althans een, geldbedrag(en) van in totaal ongeveer 202.173,86 euro heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
zij in of omstreeks de periode van 01 maart 2017 tot en met 18 april 2017 te Schiedam, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een overeenkomst van een lening tussen [naam bedrijf] en [naam verdachte], valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door die overeenkomst zelf op te stellen en er vervolgens een afdruk met een zelf ontworpen en bestelde bedrijfsstempel van [naam bedrijf] onder te zetten, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.