4.2.Bewijswaardering van feit 1 (witwassen)
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is, kort samengevat, betoogd dat de geldbedragen niet uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het bewijsvermoeden zoals dat door het openbaar ministerie is geconstrueerd, is onvoldoende om een veroordeling voor witwassen te kunnen rechtvaardigen. De verklaring die de verdachte heeft afgelegd is concreet en niet op voorhand hoogst onaannemelijk. Subsidiair is een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de eerder door de rechtbank toegewezen getuige [naam getuige].
Beoordeling voorwaardelijk aanhoudingsverzoek
Op de regiezitting van 18 november 2019 heeft de rechtbank de zaak verwezen naar de rechter-commissaris om [naam getuige] als getuige te horen. De rechter-commissaris heeft in een proces-verbaal van 9 maart 2021 geoordeeld dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. Daartoe is gerelateerd dat het horen door middel van een videoverbinding niet tot de mogelijkheden behoort, dat meermalen is geprobeerd om de getuige te laten afreizen naar Nederland, dat daarvoor een visum is vereist, dat vanwege de coronasituatie het niet mogelijk is om een visum te verkrijgen en dat het niet de verwachting is dat dit op korte termijn zal veranderen. Door de raadsman is aangevoerd dat de situatie in Irak zodanig is verbeterd dat reizen weer mogelijk is. De daartoe gegeven onderbouwing is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de getuige wel binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord. De zaak zal daarom niet nogmaals naar de rechter-commissaris worden verwezen voor het horen van de getuige. Het voorwaardelijk verzoek wordt dus afgewezen. De rechtbank zal dan ook overgaan tot een inhoudelijke beoordeling.
Beoordeling inhoudelijk
De verdachte wordt verdacht van het witwassen van meerdere geldbedragen. Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt, dient als uitgangspunt te worden genomen dat het onderzoek geen bewijs heeft opgeleverd dat de ten laste gelegde geldbedragen van een bepaald misdrijf afkomstig zijn. Naar vaste rechtspraak kan toch bewezen worden verklaard dat deze voorwerpen “uit enig misdrijf” afkomstig zijn, als op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden geconcludeerd moet worden dat die voorwerpen geen legale herkomst kunnen hebben.
Als de vastgestelde feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Als de verdachte met zo’n verklaring komt, dan ligt het vervolgens op de weg van de officier van justitie om naar aanleiding daarvan nader onderzoek te doen. Bij het ontbreken van een dergelijke verklaring zal over het algemeen geen andere conclusie kunnen worden getrokken dan dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Vooropgesteld dient te worden dat het onderzoek in deze zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de ten laste gelegde bedragen van een bepaald misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent, dat, zoals ook volgt uit het voorgaande, eerst moet worden vastgesteld of de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden zodanig zijn dat er zonder meer van een vermoeden van witwassen sprake is. In dat verband wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat op de rekening van de verdachte gedurende een korte periode meerdere grote contante geldbedragen zijn gestort. De verdachte heeft tegenover de politie toegegeven deze bedragen zelf vanuit contant op haar rekening te hebben gestort. Ook op de rekening van de medeverdachte zijn in diezelfde periode aanzienlijke contante geldbedragen gestort. Door de medeverdachte zijn verder in deze periode flinke bedragen op de rekening van de verdachte overgemaakt. Vervolgens is door de verdachte, kort na die stortingen en overboekingen, tussen 26 oktober 2016 en 3 november 2016, in totaal meer dan € 170.000,- overgemaakt naar de rekening van een notaris. De medeverdachte heeft € 10.000,- overgemaakt aan de notaris.
Uit onderzoek naar aanleiding van deze geldstromen is gebleken dat deze niet in verhouding staan tot de inkomsten van de verdachten. Verder is gebleken dat de contante stortingen veelal bestaan uit biljetten van € 500,-. Dergelijke biljetten zijn ongebruikelijk in het dagelijkse betalingsverkeer. Ook zijn er aanwijzingen dat de verdachte en de medeverdachte betrokken zijn geweest bij het fysiek vervoer van contant geld, verpakt met chili flakes. Volgens de politie is dat bedoeld om speurhonden te misleiden.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Dat betekent dat van de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld mag worden verwacht.
De verdachte heeft verklaard dat zij dit geld heeft geleend van een bedrijf in Irak, de [naam bedrijf], dat dit door haar geleende geld door familie in delen naar Nederland is vervoerd en dat zij met dat geld onroerend goed heeft gekocht. Ter onderbouwing van haar verklaring heeft zij verwezen naar een geldleningsovereenkomst. Deze verklaring is concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Het openbaar ministerie heeft vervolgens nader onderzoek gedaan naar aanleiding van die verklaring. Uit dit onderzoek is gebleken dat de door de verdachte verstrekte overeenkomst vals is. Nadat zij hiermee is geconfronteerd, is enige andere verklaring uitgebleven. Zij heeft zich bij de politie en op zitting beroepen op haar zwijgrecht.
Omdat de door de verdachte gegeven verklaring, gelet op de valsheid van de leenovereenkomst, onaannemelijk is gebleken, is het vermoeden van witwassen niet weerlegd. Dit betekent dat geen andere conclusie mogelijk is dan dat de geldbedragen geen legale herkomst hebben. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen.