ECLI:NL:RBROT:2021:6902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
C/10/618651 / JE RK 21-1323
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek verlenging uithuisplaatsing in verband met verblijf buiten Nederland

In deze zaak heeft de kinderrechter op 21 juni 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna aangeduid als [voornaam minderjarige], geboren in 2008. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van drie maanden, terwijl het verzoek om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is afgewezen. De vader van [voornaam minderjarige], die in België woont, heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing en heeft aangegeven dat hij en zijn stiefmoeder de zorg voor [voornaam minderjarige] willen op zich nemen, mits er hulp wordt ingezet. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de machtiging tot uithuisplaatsing is komen te vervallen, omdat deze niet is gebruikt gedurende een periode van meer dan drie maanden. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de GI niet in staat was om de uithuisplaatsing te verlengen, en heeft daarom het verzoek van de GI afgewezen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 4 oktober 2021 en heeft de GI de opdracht gegeven om de ondertoezichtstelling over te dragen aan België, zodat daar hulpverlening kan worden ingezet. De kinderrechter heeft ook een vervolgdatum vastgesteld voor de behandeling van het resterende deel van de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/618651 / JE RK 21-1323
datum uitspraak: 21 juni 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam vader] , hierna te noemen de vader, wonende in België .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 17 mei 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming inzake de tweejaars-toetsing van 17 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 18 juni 2021;
- de notities van de GI, ter zitting overgelegd;
- de pleitnotities van mr. K.J. Hoogerwerf, ter zitting overgelegd.
Op 21 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. K.J. Hoogerwerf,
- de stiefmoeder, mw. [naam stiefmoeder] , als informant,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de vader.
[voornaam minderjarige] verblijft sinds 9 juni 2021 op een leefgroep in Schiedam, nadat hij sinds februari 2021 in het gezin van de vader en stiefmoeder heeft verbleven.
Bij beschikking van 11 juni 2020 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 4 juli 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 21 december 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 4 juli 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie zorgaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd. De GI heeft ter zitting notities overgelegd. In aanvulling daarop is als volgt verklaard. [voornaam minderjarige] is in februari 2021 bij de vader geplaatst, omdat hij niet langer in het gezinshuis kon blijven. Samen met Enver, de vader en de stiefmoeder heeft een gesprek plaatsgevonden. De vader en stiefmoeder hebben daarbij aangegeven de zorg over [voornaam minderjarige] niet aan te kunnen zonder hulp. Omdat de vader en stiefmoeder in België wonen bleek de inzet van hulpverlening daar moeilijk. Daarbij heeft het KSCD de vader en de stiefmoeder negatief gescreend. Dit is voor de GI de leidraad geweest om voor [voornaam minderjarige] naar een andere plek te zoeken. [voornaam minderjarige] verblijft daarom sinds 9 juni jl. op een leefgroep in Schiedam in afwachting van een plek op Bergse Bos. Het is nog niet duidelijk wanneer hij naar Bergse Bos kan.
Gelet op de hierna onder de beoordeling genoemde wettelijke vereisten met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing heeft de GI als volgt verklaard. De GI erkent steken te hebben laten vallen bij de overplaatsing van [voornaam minderjarige] van de vader naar de leefgroep. Nu verlenging van de uithuisplaatsing niet mogelijk blijkt, kan de GI zich verenigen met een directe thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader en de stiefmoeder. Ondanks de negatieve screening van het KSCD, is wel duidelijk dat de vader en stiefmoeder heel graag voor [voornaam minderjarige] willen zorgen. Hulp in de thuissituatie is wel noodzakelijk. De GI zal er de komende maanden zorg voor dragen dat de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] wordt overgedragen naar België, wat er hopelijk voor zal zorgen dat daar hulp ingezet kan worden.

Het standpunt van de vader en de stiefmoeder

Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing. Mr. K.J. Hoogerwerf heeft ter zitting pleitnotities overgelegd. In aanvulling daarop is als volgt verklaard. Het verhaal van de vader en stiefmoeder over de overplaatsing naar Schiedam wijkt af van het verhaal van de GI. De vader is afgegaan op de mededeling van de GI dat deze [voornaam minderjarige] mochten verplaatsen vanwege de lopende ondertoezichtstelling. De vader was het er niet mee eens, maar dacht geen keuze te hebben. De vader wil dat [voornaam minderjarige] weer terug bij hem in zijn gezin komt wonen. De vader en stiefmoeder zijn ervan overtuigd dat zij de zorg voor [voornaam minderjarige] , tezamen met de zorg voor de andere kinderen uit het gezin, aan kunnen, mits er hulp wordt ingezet. De vader zal [voornaam minderjarige] zo snel mogelijk inschrijven op een school in België. De ervaring leert dat er dan via school hulp ingezet kan worden. De Nederlandse ondertoezichtstelling werkt echter belemmerend. De vader en de stiefmoeder kunnen ermee instemmen dat de ondertoezichtstelling wordt overgedragen aan België.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] van 22 februari 2021 tot 9 juni 2021 bij de vader heeft verbleven. Sinds 9 juni verblijft hij in een tijdelijke leefgroep.
Allereerst kan de vraag gesteld worden of een machtiging, feitelijk afgegeven voor een stabiele plaatsing van een jong kind (sinds november 2017) in een gezinshuis, door de GI gebruikt mag worden voor plaatsing in een tijdelijke leefgroep. Echter, gelet op het bepaalde in artikel 1:265c, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de bij beschikking 21 december 2020 afgegeven machtiging komen te vervallen, omdat deze gedurende de periode van 22 februari 2021 tot 9 juni 2021 – te weten een periode langer dan drie maanden – niet is gebruikt.
De GI heeft nog gesteld dat de vader instemde met de uithuisplaatsing op 9 juni 2021. Los van het feit dat de vader dit uitdrukkelijk betwist, laten de wet en de wetsgeschiedenis geen ruimte voor een vrijwillige uithuisplaatsing van een onder toezicht gestelde minderjarige (ECLI:NL:GHARL:2021:1736). Hieruit volgt dat [voornaam minderjarige] zonder geldende machtiging op 9 juni 2021 door de GI uit huis geplaatst is.
Voorts kan worden geconcludeerd dat, nu er geen lopende machtiging tot uithuisplaatsing is, verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing, zoals de GI heeft verzocht, niet mogelijk is. Het verzoek van de GI om verlenging zal daarom worden afgewezen. Gevolg hiervan zal zijn dat [voornaam minderjarige] weer bij de vader en de stiefmoeder zal verblijven.
Met betrekking tot de ondertoezichtstelling oordeelt de kinderrechter als volgt. Nu [voornaam minderjarige] per direct weer thuis gaat wonen is, ook volgens de vader en de stiefmoeder, inzet van hulpverlening op korte termijn noodzakelijk. Omdat het gezin in België woont, lijkt het meest in het belang van [voornaam minderjarige] te zijn dat de kinderbeschermende maatregel aan België wordt overgedragen. De kinderrechter acht een periode van drie maanden passend om de GI in de gelegenheid te stellen dit te regelen. De vader en de stiefmoeder kunnen hiermee instemmen.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van drie maanden en het verzoek met betrekking tot de ondertoezichtstelling voor de resterende duur aanhouden.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk een week voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen over de stand van zaken op dat moment en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 4 oktober 2021;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek om verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het resterende deel van de ondertoezichtstelling aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de vader en mr. K.J. Hoogerwerf in deze zaak zal plaatsvinden op
24 augustus 2021 te 10.45 uurin het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. A.A.J de Nijs, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de vader en mr. K.J. Hoogerwerf;
gelast de oproeping van mw. [naam stiefmoeder] , de stiefmoeder,
als informanttegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige] voor een
kindgesprektegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de GI uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de vader en mr. K.J. Hoogerwerf) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 juli 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.