ECLI:NL:RBROT:2021:7085

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
C/10/618230 / FA RK 21-3615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en verzoek tot schadevergoeding in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Rotterdam was opgelegd op 7 mei 2021. De verzoeker, die in een instelling verblijft, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de verzoeker en zijn advocaat, mr. R. Moghni, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de burgemeester en een psychiater van de instelling. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend. De verzoeker stelde dat hij niet was gehoord door de burgemeester en dat er geen belangenafweging had plaatsgevonden. De burgemeester betwistte deze stellingen en voerde aan dat er wel degelijk rekening was gehouden met de situatie van de verzoeker. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had gehandeld op basis van de medische verklaring van de psychiater, die aangaf dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek tot schadevergoeding af, omdat de crisismaatregel rechtmatig was opgelegd. Tevens werd het verzoek tot proceskosten afgewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat partijen ieder hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/618230 / FA RK 21-3615
Beschikking van 28 mei 2021 betreffende het beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 van de Wvggz
ten aanzien van
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum verzoeker] te [geboorteplaats verzoeker],
hierna: verzoeker,
wonende te [woonplaats verzoeker],
thans verblijvende in Antes, locatie Prins Constatijnweg te Rotterdam,
advocaat mr. R. Moghni te Rotterdam.
tegen
de burgemeester van de gemeente Rotterdam,hierna: de burgemeester,

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met bijlage, ingekomen op 10 mei 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing van de burgemeester houdende het opleggen van de crisismaatregel van 7 mei 2021.
Tijdens de mondelinge behandeling is de medische verklaring, opgesteld door [naam 1], psychiater, ingekomen ter griffie.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021.
Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], verweerder namens de burgemeester; en
  • [naam 3], waarnemend psychiater, verbonden aan Antes.

2..Beoordeling

2.1.
Ontvankelijkheid
2.1.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan een verzoeker door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2.1.2.
Op 7 mei 2021 is door de burgemeester een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker. Verzoeker heeft op 10 mei 2021 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het verzoek is derhalve tijdig ingesteld.
2.1.3.
Beroepsgrond 1: verzoeker is niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord.
Verzoeker stelt dat hij niet door de burgemeester is gehoord. De burgemeester heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de wil van verzoeker waarmee het besluit tot oplegging van de crisismaatregel onzorgvuldig tot stand is gekomen. Tijdens de mondelinge behandeling brengt de advocaat namens verzoeker naar voren dat de motivering van de burgemeester omtrent het horen summier is gemotiveerd. Daarnaast verklaart de advocaat dat hij niet kan herleiden waar de meerdere pogingen van de burgmeester, om verzoeker te horen, uit bestaan. De advocaat bepleit namens verzoeker dat de burgemeester minstens een poging had moeten doen om verzoeker te horen ondanks dat de verpleging aangaf dat verzoeker niet kon worden gehoord omdat hij in een extra beveiligde kamer verbleef.
De burgemeester betwist dat er op geen enkele wijze rekening is gehouden met de wil van verzoeker en stelt dat aan de hoorplicht is voldaan. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 20 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1806) geoordeeld dat van de burgmeester kan worden verlangd dat hij, ingeval bij de aanvraag van de crisismaatregel uitsluitend wordt vermeld dat verzoeker niet kan of wil worden gehoord en daarvoor in het bij de aanvraag behorende dossier geen aanknopingspunt te vinden is, nagaat op welke omstandigheden de desbetreffende vermelding berust en dat hij daarvan verantwoording aflegt in zijn besluit. Wel kan, indien de burgemeester heeft nagelaten van zijn bevindingen in het besluit melding te maken, dat verzuim ingeval van een beroep tegen de crisismaatregel bij de rechter worden hersteld.
Tijdens de mondelinge behandeling brengt verweerder naar voren dat namens de burgemeester telefonisch contact is opgenomen met de instelling om na te gaan op grond van welke omstandigheden aangegeven werd dat verzoeker niet gehoord kon worden. Hierbij heeft verweerder van de verpleging vernomen dat verzoeker net aanspreekbaar was omdat hij een onrustige avond had gehad en dat het daarom onwenselijk werd geacht om verzoeker te wekken om hem op die manier alsnog te horen. Daarnaast heeft de advocaat ter zitting onderkent dat verzoeker in die periode zelf aangaf niet gehoord te willen worden.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de burgemeester terecht vertrouwen heeft gehad in het deskundige oordeel van de verpleging en heeft voldaan aan de verplichting om verzoeker in de gelegenheid te stellen om zich voorafgaand aan de oplegging van de crisismaatregel te doen horen.
2.1.4.
Beroepsgrond 2: er heeft geen belangenafweging plaatsgevonden.
Tevens stelt de advocaat namens verzoeker dat er voorafgaand aan het besluit geen belangenafweging heeft plaatsgevonden.
De burgemeester betwist dat voorafgaand aan de crisismaatregel geen weloverwogen belangenafweging heeft plaatsgevonden. In overeenstemming met de wet heeft de burgemeester voorafgaand aan de crisismaatregel ervoor zorg gedragen dat een psychiater in een medische verklaring zijn bevindingen vermeldt over de actuele gezondheidstoestand van verzoeker. Daarnaast stelt de burgemeester zich op het standpunt dat verzoeker verzuimd aan te geven met welke belangen verweerder bij het nemen van de crisismaatregel onvoldoende rekening heeft gehouden. De burgemeester is van mening dat de crisismaatregel op goede grond en in overeenstemming met de wet is opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van verzoeker voldoende is weersproken door de burgemeester en is daarnaast van mening dat verzoeker het gestelde onvoldoende heeft onderbouwd.
2.1.5.
Beroepsgrond 3: er is geen sprake van onmiddellijk dreigen ernstig nadeel.
Ten derde bepleit de advocaat om het beroep gegrond te verklaren omdat er geen sprake zou zijn geweest van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Ook bepleit de advocaat namens verzoeker dat het gedrag van verzoeker niet dermate ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
De burgemeester stelt dat verzoeker geen toelichting geeft op de stelling dat er geen sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Uit de medische verklaring blijkt dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel en dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De psychiater heeft toegelicht op basis van welke omstandigheden, symptomen en gedragingen hij tot de medische verklaring is gekomen. Ook heeft de psychiater onder andere benoemd dat verzoeker fysiek dreigend en denigrerend was jegens anderen en dat de emoties snel hoog opliepen wat zich uitte in zowel verbale als fysieke agressie en schreeuwen.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester op basis van de deugdelijk gemotiveerde medische verklaring en van de onderliggende stukken uit mocht gaan van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. De burgemeester heeft terecht vertrouwen gehad in het deskundige oordeel van de onafhankelijk psychiater. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
2.1.6.
Beroepsgrond 4: er is niet gezocht naar alternatieve mogelijkheden danwel minder ingrijpende middelen.
De advocaat stelt namens verzoeker dat de crisismaatregel disproportioneel is opgelegd omdat er onvoldoende is onderbouwd dat de burgmeester voorafgaand aan het opleggen van de crisismaatregel naar alternatieve mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis heeft gezocht.
De burgemeester betwist bij gebrek aan enige onderbouwing van verzoeker de stelling dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel kon worden weggenomen door het opleggen van een minder zwaar middel. Verzoeker verzette zich tegen het verlenen van de noodzakelijke zorg en hij stond sterk ambivalent tegenover verblijf in de kliniek waarbij hij ageerde tegen medicatie en separatie. De psychiater heeft in de medische verklaring aangegeven geen mogelijkheden te zien om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis te verlenen. De burgemeester is daarom van mening dat er geen andere (vrijwillige) mogelijkheden voor zorg bestonden.
Uit de medische verklaring is gebleken dat er geen mogelijkheden waren om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis te verlenen. Verzoeker verzette zich tegen zorg op vrijwillige basis. De burgemeester heeft op grond van het voornoemde rechtmatig jegens verzoeker gehandeld.
2.1.7.
Conclusie
Het beroep tegen de crisismaatregel is ongegrond.
2.2.
Verzoek tot schadevergoeding
2.2.1.
Namens verzoeker is betoogd dat de crisismaatregel onrechtmatig is genomen. Verzoeker verzoekt om een schadevergoeding aan hem toe te kennen vanwege de onrechtmatigheid van de opgelegde crisismaatregel omdat hij hierdoor immateriële schade heeft geleden. Verzoeker stelt dat hij ten onrechte van zijn vrijheid is beroofd en ten onrechte gedwongen zorg heeft gekregen waardoor hij immateriële schade heeft geleden.
2.2.2.
De burgemeester is van mening dat de wet in acht is genomen bij het opleggen van de crisismaatregel wat betekent dat er geen grond is voor schadevergoeding en het verzoek daartoe dient te worden afgewezen.
2.2.3.
De rechtbank is van oordeel dat, nu het beroep ongegrond is, er geen aanleiding bestaat voor het toekennen van de verzochte schadevergoeding jegens de burgemeester. De rechtbank wijst het verzoek tot schadevergoeding daarom af.
2.3.
Verzoek tot proceskosten
2.3.1.
De advocaat verzoekt voorts de verweerder te veroordelen in de proceskosten.
2.3.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het verzoek tot veroordeling in de proceskosten dient te worden afgewezen. Verweerder verzoekt de rechtbank te bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt. De advocaat van verzoeker is toegevoegd en voor het indienen van het verzoek is verzoeker overigens geen griffierecht verschuldigd.
2.3.3.
Het is in dit soort geschillen gebruikelijk dat de kosten worden gecompenseerd en partijen de eigen kosten dragen. Hetgeen de advocaat van verzoeker heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen aanleiding daar anders in te beslissen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat partijen ieder de eigen kosten dragen.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het beroep tegen de crisismaatregel van 10 mei 2021 ongegrond;
3.2.
wijst het verzoek tot schadevergoeding af;
3.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 28 mei 2021 mondeling gegeven door mr. M. van Kuilenburg, rechter, in tegenwoordigheid van G. de Man, griffier, en op 7 juni 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat, voor zover het betreft het beroep tegen de crisismaatregel, het rechtsmiddel van cassatie open. Voor zover het betreft het verzoek tot schadevergoeding kan tegen deze beschikking door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.