ECLI:NL:RBROT:2021:7512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
ROT 20/5682
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.C.W. van der Feltz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven na geweldsmisdrijf met bedreiging en mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds, omdat zij zich slachtoffer voelde van een geweldsmisdrijf dat op 12 november 2013 had plaatsgevonden. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen, maar na bezwaar werd haar een uitkering van € 2.500,- toegekend, gebaseerd op letselcategorie 2, omdat zij was bedreigd met een mes en fysiek geweld had ondervonden. Eiseres was het niet eens met de toekenning van letselcategorie 2 en stelde dat zij recht had op letselcategorie 3, gezien de ernst van de mishandeling en de psychische gevolgen die zij had ondervonden.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiseres inderdaad met een mes was bedreigd en fysiek geweld had ervaren. Echter, de rechtbank oordeelde dat het toegepaste beleid van het Schadefonds, zoals neergelegd in de Letsellijst en de Beleidsbundel, niet kennelijk onredelijk was. De rechtbank concludeerde dat de toekenning van letselcategorie 2 gerechtvaardigd was, omdat er geen sprake was van zware mishandeling of andere omstandigheden die een hogere uitkering rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van het Schadefonds om de uitkering te baseren op letselcategorie 2.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor slachtoffers van geweldsmisdrijven om de ernst van hun letsel en de gevolgen daarvan goed te onderbouwen, vooral wanneer zij aanspraak maken op een hogere uitkering uit het Schadefonds. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat psychische klachten vaak multicausaal zijn en dat niet altijd een directe link kan worden gelegd tussen het geweldsmisdrijf en de psychische gevolgen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5682

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. van Baaren),
en

Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. Y. Pieters).

Procesverloop

Bij het besluit van 29 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen.
Bij het besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiseres op grond van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg) een uitkering van € 2.500,- wordt toegekend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 25 juni 2021 een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft daar bij brief van 1 juli 2021 op gereageerd.
Partijen hebben te kennen gegeven dat de rechtbank deze zaak zonder zitting kan afdoen. De rechtbank heeft hierop bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek op 22 juli 2021 gesloten.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Op 8 april 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (de aanvraag) omdat zij het slachtoffer stelt te zijn geworden van een geweldsmisdrijf op 12 november 2013. Van dit geweldsmisdrijf heeft zij aangifte gedaan.
1.2.
Bij het primaire besluit is de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg.
1.3.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit aan eiseres alsnog een uitkering van € 2.500,- toegekend, omdat hij in bezwaar alsnog aannemelijk heeft geacht dat eiseres slachtoffer is geworden van rechtstreekse bedreiging met een mes waarbij zij ook is mishandeld. Dat heeft ertoe geleid dat verweerder haar een uitkering heeft toegekend naar
letselcategorie 2 volgens de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (Letsellijst) en de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (Beleidsbundel), beide van 1 juli 2019.
Standpunten
2. Eiseres stelt zich, samengevat, op het standpunt dat verweerder haar een uitkering naar letselcategorie 3 had dienen toe te kennen in plaats van letselcategorie 2. Zij is namelijk niet alleen bedreigd met een mes maar is daarnaast geschopt, geslagen, op de grond en tegen een muur gegooid en gewurgd. Zij stelt dat de verwurging haar fataal had kunnen worden als de buurvrouw niet zou hebben aangebeld toen zij gewurgd werd. Verder stelt zij dat verweerder de ernst miskent van de psychische gevolgen van het geweldsmisdrijf. Kort nadien heeft zij een psychose gekregen, waaraan de mishandeling volgens haar zeker een grote bijdrage heeft geleverd. Inmiddels is eiseres volledig arbeidsongeschikt verklaard.
3. Verweerder stelt zich, samengevat, op het standpunt dat er in dit geval geen grond is voor een uitkering naar letselcategorie 3. Op grond van de Letsellijst wordt een uitkering naar letselcategorie 2 toegekend, indien er sprake is van een rechtstreekse bedreiging met een mes, eventueel met fysiek geweld of het toebrengen van oppervlakkige snijverwondingen. Met het fysieke geweld (slaan, schoppen, wurgen) is dus rekening gehouden. Van zware mishandeling of steekverwondingen waarbij inwendige organen of vitale structuren zijn geraakt is echter geen sprake, zodat het fysieke geweld niet heeft geleid tot een uitkering naar letselcategorie 3. Door het geweldsmisdrijf kan wel een psychose naar boven zijn gekomen, maar een eenduidige oorzaak voor het ontstaan van een psychose is niet aan te wijzen, iets wat een algemeen aanvaard medisch gegeven is. Een psychose kan worden geluxeerd door een gebeurtenis, maar de precieze oorzaak wordt vaak niet duidelijk. De psychische klachten van eiseres hebben meerdere oorzaken, zoals blijkt uit het verslag van het psychiatrisch onderzoek van 27 februari 2015, dat onder meer melding maakt van huiselijk geweld tussen de ouders van eiseres. Haar psychische klachten zijn daarom niet allemaal te herleiden tot het geweldsincident.
Beoordeling
4. Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg kunnen uit het fonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
4.1.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Wsg wordt de uitkering naar redelijkheid en billijkheid bepaald. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald welke bedragen ten hoogste kunnen worden uitgekeerd. Deze bedragen kunnen verschillen naar gelang van de aard van de schade.
4.2.
Ter nadere invulling van de in de Wsg neergelegde bevoegdheid hanteert verweerder beleid dat is neergelegd in de Beleidsbundel, die onder 1.2.2 vermeldt dat verweerder een letsellijst heeft ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen. De Letsellijst maakt onderscheid tussen zes letselcategorieën, waar vaste uitkeringsbedragen aan zijn gekoppeld. Op basis van de ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepaalt het Schadefonds welke letselcategorie van toepassing is en welk uitkeringsbedrag hierbij hoort. Verder vermeldt de Letsellijst (evenals de Beleidsbundel) dat als door een geweldsmisdrijf meervoudig fysiek letsel, al dan niet in combinatie met (voorondersteld) psychisch letsel, is opgelopen, het ernstigste letsel bepaalt in welke categorie het geval moet worden ingedeeld. Deze letselcategorie bepaalt dan de hoogte van de uitkering. De Beleidsbundel vermeldt onder het kopje ‘Vooronderstellen van ernstig letsel’, subkopje ‘Rechtstreekse bedreiging met mes of vuurwapen’ voor zover hier van belang:
‘Het Schadefonds vooronderstelt ernstig letsel als een slachtoffer rechtstreeks is bedreigd met een mes of vuurwapen.(…)
4.3.
In hoofdstuk 1 van de Letsellijst (Fysiek letsel) staat onder meer het volgende vermeld:
‘Om te bepalen of fysiek letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen hanteert het Schadefonds de volgende algemene uitgangspunten. De gedachte achter deze uitgangspunten is dat letsel ernstiger wordt beschouwd naarmate de beperkingen en afhankelijkheid door het letsel toenemen en langer duren.(…)’Onder letselcategorie 3 staat vermeld:
‘Fysiek letsel met blijvende hinderlijke beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit).’en
‘Fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep, ter afwending van direct levensgevaar, noodzakelijk is.’
4.4.
In hoofdstuk 2 van de Letsellijst (Psychisch letsel) staat onder ‘Letselcategorie 2’, bij ‘Rechtstreekse bedreiging met een mes’ vermeld:
‘eventueel met fysiek geweld of het toebrengen van oppervlakkige snij- of steekverwonding(en).’In de letsellijst is bij ‘Rechtstreekse bedreiging met een mes’ onder ‘Letselcategorie 3’ bepaald:
‘naar de aard en gevolgen ernstiger dan categorie 2. Bijvoorbeeld met een zware mishandeling of het toebrengen van snij- of steekverwonding(en) waarbij inwendige organen en/of vitale structuren zijn geraakt.’
5. Vooropstaat dat verweerder bij het nemen van een besluit over de hoogte van de uitkering beslissingsruimte heeft. Het bestreden besluit dient daarom terughoudend te worden getoetst. Ter toetsing staat dus of het besluit van verweerder om een uitkering in categorie 2 toe te kennen, redelijk is. De rechtbank acht het beleid van verweerder als vervat in de Beleidsbundel en de Letsellijst niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist, zodat verweerder van dat beleid heeft kunnen uitgaan. Daarbij komt dat de Letsellijst een indicatief karakter heeft; verweerder bepaalt de letselcategorie op basis van de omstandigheden van het geval (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2613).
5.1.
Niet is in geschil dat eiseres rechtstreeks met een mes is bedreigd en fysiek geweld heeft ondervonden dat bestond uit schoppen, slaan, op de grond en tegen een muur gooien en verwurging. Verder is niet in geschil dat eiseres kort na het geweldsmisdrijf in een psychose is geraakt.
5.2.
Verweerder heeft in redelijkheid kunnen overwegen dat voor een uitkering naar letselcategorie 3 in dit geval geen grond bestaat. Dat zou volgens de Letsellijst anders kunnen zijn in het geval van zware mishandeling of het toebrengen van snij- of steekverwonding(en) waarbij inwendige organen en/of vitale structuren zijn geraakt. Verweerder heeft kunnen oordelen dat hiervan geen sprake is. Het eiseres aangedane geweld is verdisconteerd in de omschrijving van ‘rechtstreekse bedreiging met een mes’ in de Letsellijst, waar onder ‘Letselcategorie 2’ immers staat vermeld ‘eventueel met fysiek geweld’. Voor zover eiseres betoogt dat het fysieke geweld ten onrechte niet als ‘zware mishandeling’ als hiervoor bedoeld is aangemerkt, volgt de rechtbank haar daarin dus niet.
De rechtbank betrekt daarbij dat het bij fysiek geweld in letselcategorie 3 volgens de Letsellijst moet gaan om geweld waarbij het slachtoffer fysiek letsel oploopt met blijvende hinderlijke beperkingen in het dagelijks beroeps- of bedrijfsmatig functioneren (of een daaraan gelijk te stellen activiteit) dan wel fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep, ter afwending van direct levensgevaar, noodzakelijk is. Daarvan is hier niet gebleken. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het fysieke geweld zodanig is geweest dat verweerder dit in letselcategorie 3 had moeten indelen en dat dit als het meest ernstige letsel bepalend had moeten zijn voor de indeling in die letselcategorie.
5.3.
In de omstandigheden dat eiseres psychische klachten heeft, kort na het geweldsmisdrijf in een psychose is geraakt en inmiddels volledig arbeidsongeschikt is verklaard, heeft verweerder evenmin aanleiding hoeven zien om eiseres een uitkering toe te kennen in een hogere letselcategorie.
Voordat het geweldsincident plaatsvond, had eiseres al psychische klachten. Die zijn te herleiden tot meerdere oorzaken (multicausaal), waaronder huiselijk geweld tussen de ouders van eiseres. Verweerder neemt wel aan dat er een verband bestaat tussen het geweldsmisdrijf en het optreden van een psychose bij eiseres in 2013. Verweerder heeft in dit verband echter ook gesteld dat een algemeen aanvaard medisch gegeven is dat er geen eenduidige oorzaak is aan te wijzen voor het ontstaan van een psychose en dat een psychose kan worden geluxeerd (tot uiting kan komen) door een gebeurtenis, maar dat de precieze oorzaak vaak niet duidelijk wordt. Eiseres heeft de juistheid van die stelling niet betwist, zodat daarvan dient te worden uitgegaan. Verder blijkt uit het hiervoor vermelde verslag van het psychiatrisch onderzoek van 27 februari 2015 dat eiseres heeft verklaard dat zij tevreden is over hoe het gaat, geen klachten meer heeft, zich 100% de oude voelt en voldoende energie heeft.
Voor zover eiseres met haar enkele stelling dat zij inmiddels volledig arbeidsongeschikt is verklaard betoogt dat al bestaande psychische klachten door het geweldsmisdrijf zijn verergerd, heeft verweerder ook daarin geen aanleiding hoeven zien om een uitkering toe te kennen in een hogere letselcategorie dan 2, nu de Letsellijst vermeldt dat indien door het geweldsmisdrijf reeds bestaande psychische klachten zijn verergerd, in beginsel letselcategorie 1 wordt toegekend (Letsellijst, p. 11).
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande kan van het besluit van verweerder om aan eiseres een uitkering toe te kennen van € 2.500,-, behorend bij letselcategorie 2 niet worden gezegd dat dit onredelijk is. Het beroep is daarom ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.C.W. van der Feltz, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.