In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen besluiten van de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had op 28 januari 2021 een huisverbod opgelegd aan verzoeker, dat op 5 februari 2021 werd verlengd. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aanwezigheid van verzoeker in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van de achterblijvers, waaronder minderjarigen. Dit leidde tot de conclusie dat het huisverbod gerechtvaardigd was en dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid tot verlenging gebruik heeft kunnen maken. De verzoeken om voorlopige voorziening zijn afgewezen, evenals het verzoek om de burgemeester in de proceskosten te veroordelen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om het huisverbod op te heffen, aangezien de situatie ongewijzigd bleef en er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De beroepen zijn ongegrond verklaard.