2.13.Zorgregeling
De reguliere zorgregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige 1]
2.13.1.Partijen zijn het uiteindelijk erover eens geworden dat ten aanzien van [voornaam minderjarige 1] de huidige co-ouderschapsregeling zal gelden waarbij hij om en om een week bij ieder van partijen verblijft met de maandag als wisseldag. Zowel de bijzondere curator als de GI en de raad onderschrijven deze regeling. De rechtbank zal dan ook dienovereenkomstig beslissen.
De reguliere zorgregeling ten aanzien van [voornaam minderjarige 2]
2.13.2.De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling haar verzoek gewijzigd, in die zin, dat zij verzoekt te bepalen dat [voornaam minderjarige 2] om de week van donderdag uit school tot maandag aanvang school bij de man zal verblijven.
2.13.3.De man heeft dit verzoek gemotiveerd betwist. Hij verzoekt de huidige zorg-regeling met [voornaam minderjarige 2] vast te stellen, waarbij zij om de week van woensdag uit school tot maandagochtend aanvang school bij de man verblijft.
2.13.4.De bijzondere curator heeft tweemaal met [voornaam minderjarige 2] gesproken en heeft haar tijdens die gesprekken als openhartig ervaren. [voornaam minderjarige 2] heeft beide keren verteld dat zij – in afwijking van de huidige regeling – drie van de veertien dagen bij de man wil zijn. De bijzondere curator ziet het als haar taak deze mening aan de rechtbank over te brengen, maar plaatst daarbij de kanttekening dat het haar niet goed duidelijk is geworden of [voornaam minderjarige 2] daadwerkelijk lijdt onder de huidige regeling. Daarnaast is het voor de bijzondere curator onduidelijk of de door [voornaam minderjarige 2] gewenste regeling (negatieve) gevolgen zal hebben voor de relatie met haar vader.
2.13.5.Zowel de GI als de raad achten het in het belang van [voornaam minderjarige 2] dat de huidige regeling met de man wordt gehandhaafd. Volgens de GI worstelt [voornaam minderjarige 2] met de gevolgen van de scheiding. De GI ziet een risico voor ouderverstoting in het geval bedoelde zorgregeling verder wordt ingeperkt.
2.13.6.De rechtbank stelt vast dat de verstandhouding tussen partijen zeer ernstig is verstoord en dat dit een grote impact heeft op de minderjarigen. Zoals hiervoor reeds is aangehaald, is inmiddels verschillende hulpverlening voor hen aangezocht en op gang gekomen. Hoewel die hulpverlening wenselijk is en zelfs noodzakelijk is gebleken, kan die uiteindelijk alleen uitkomst bieden als de aanleiding daarvoor wordt weggenomen. De wijze waarop partijen zich op dit moment tot elkaar verhouden, belast de minderjarigen. Zo gaat onder meer de overdracht in het kader van de zorgregeling met veel stress gepaard. Met name [voornaam minderjarige 2] heeft hier last van.
2.13.7.Er zijn naar het oordeel van de rechtbank geen contra-indicaties voor de huidige regeling. Uit de (afzonderlijke) gesprekken van de bijzondere curator met de minderjarigen blijkt dat het verblijf van hen bij de man op zich goed verloopt. De huidige regeling geeft de man ook de gelegenheid zijn band met [voornaam minderjarige 2] te onderhouden en te verdiepen, net zoals dit vice versa voor [voornaam minderjarige 2] geldt. Het is niet gebleken dat [voornaam minderjarige 1] zich misdraagt en/of ongepast gedrag vertoont jegens [voornaam minderjarige 2] .
2.13.8.De vrouw geeft aan dat haar verzoek weergeeft wat [voornaam minderjarige 2] op dit moment wil en maximaal aankan. Ze vindt het belangrijk dat naar [voornaam minderjarige 2] wordt geluisterd, zoals eerder ook – door de GI en daarop volgend door de kinderrechter – naar [voornaam minderjarige 1] is geluisterd. De rechtbank acht het echter aannemelijk dat de wens van [voornaam minderjarige 2] om de huidige zorgregeling te beperken, samenhangt met de echtscheidingsproblematiek van partijen. Ze lijkt in een loyaliteitsconflict te zijn geraakt. Om in de gegeven omstandigheden de mening van [voornaam minderjarige 2] leidend te laten zijn, acht de rechtbank niet in haar belang. Het legt teveel druk op haar alsook een mate van verantwoordelijkheid die niet past bij een tienjarig kind.
2.13.9.De rechtbank acht het – met de GI en de raad – van belang om de huidige regeling te handhaven. Partijen moeten een manier vinden om hun nahuwelijkse relatie, als ouders van twee minderjarige kinderen, zodanig vorm te geven dat die regeling onbelast kan worden uitgevoerd. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen beiden bereid zijn hieraan te werken. In dit verband is gesproken over het coachingstraject dat de man onlangs is gestart bij [naam persoon] . Dit traject is, anders dan het SCHIP-traject waaraan partijen eerder zijn begonnen, niet gericht op het verleden, maar op de toekomst. Met de man acht de vrouw die methode beter. Ze heeft dan ook desgevraagd laten weten voor bedoelde coaching open te staan.
2.13.10.De rechtbank ziet aanleiding in hetgeen door de vrouw naar voren is gebracht om zich ook rechtstreeks tot [voornaam minderjarige 2] te richten.
[voornaam minderjarige 2] , de rechtbank heeft gesproken met je vader en je moeder. Daarbij waren ook de gezinsvoogden, de bijzondere curator mr. Lösing en de Raad voor Kinderbescherming aanwezig. We hebben met zijn allen ook gesproken over jouw wens om minder vaak naar je vader te gaan. Je hebt dat ook met je moeder en mr. Lösing besproken. De rechtbank vindt jouw mening belangrijk maar heeft toch beslist om de regeling zoals die nu voor jou geldt, niet te veranderen. De rechtbank denkt dat jouw wens ook veel te maken heeft met de problemen en ruzie tussen je ouders. De rechtbank heeft tegen je ouders gezegd dat voor alle kinderen het leven heel ingewikkeld wordt als ouders ruzie maken. Kinderen worden daar ook heel verdrietig van. De rechtbank heeft daarom tegen je ouders gezegd dat ze daarmee moeten stoppen. Je ouders hebben tegen de rechtbank gezegd dat zij ook willen dat de ruzie stopt en dat zij daarvoor hun best gaan doen. De rechtbank denkt dat als de ruzie stopt, jij het bij je vader net zo naar je zin zult hebben als bij je moeder. Daarom wordt de regeling niet veranderd.
2.13.11.Partijen zijn het ten aanzien van de vakanties op de volgende punten eens:
- voorjaarsvakantie: in de even jaren bij de man en in de oneven jaar bij de vrouw.
- meivakantie: in de even jaren de eerste helft bij de man en de tweede helft bij de vrouw. In de oneven jaren de eerste helft bij de vrouw en de tweede helft bij de man, waarbij de overdracht op zaterdag 18:00 uur plaatsvindt;
- herfstvakantie: in de oneven jaren bij de man en in de even jaren bij de vrouw;
- kerstvakantie: in de even jaren de eerste helft en de Eerste Kerstdag bij de man en de tweede helft en de Tweede Kerstdag bij de vrouw en in de oneven jaren de tweede helft alsmede de Tweede Kerstdag bij de man en de eerste helft en de Eerste Kerstdag bij de vrouw.
2.13.12.Partijen zijn verdeeld over de zomervakantie. De man verzoekt een verdeling bij helfte – waarbij de minderjarigen in de even jaren de eerste drie weken bij hem verblijven en in de oneven jaren de laatste drie weken – terwijl de vrouw verzoekt te bepalen dat de minderjarigen vier weken bij haar en twee weken bij de man zullen verblijven.
2.13.13.De bijzondere curator acht een verdeling bij helfte aangewezen. Dit geldt ook voor de GI en de raad.
2.13.14.De rechtbank ziet in de stellingen van de vrouw geen aanleiding om ten aanzien van de zomervakantie af te wijken van een gebruikelijke verdeling bij helfte zoals die door partijen overigens ook ten aanzien van de overige vakanties is overeengekomen.
2.13.15.Partijen zijn het erover eens dat de minderjarigen de verjaardagen van partijen alsmede Moederdag en Vaderdag bij de ouder die het betreft zullen doorbrengen. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van de man daarbij bepalen dat de minderjarigen al vanaf de avond daarvoor bij die ouder zullen verblijven.
2.13.16.Partijen zijn het er tevens over eens dat de verjaardagen van de minderjarigen om en om bij ieder van partijen zullen worden gevierd. Dat partijen – zoals de vrouw voorstelt –daarbij zoveel mogelijk samen aanwezig zullen zijn, is een goed streven maar waarschijnlijk op dit moment niet haalbaar. De rechtbank zal dit dan ook niet opnemen in het dictum.
De rechtbank zal bepalen dat de verjaardag van [voornaam minderjarige 1] in de oneven jaren bij de man wordt gevierd en in de even jaren bij de vrouw en dat de verjaardag van [voornaam minderjarige 2] in de even jaren bij de man wordt gevoerd en in de oneven jaren bij de vrouw.
2.13.17.Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling overeengekomen dat de overige feestdagen zullen worden doorgebracht bij de ouder bij wie de kinderen zich dan in het kader van voormelde regelingen bevinden.