In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 juni 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis. De rechtbank heeft deze beslissing genomen na een eerdere vernietiging door de Hoge Raad, die oordeelde dat de rechtbank geen aansluitende zorgmachtiging had kunnen verlenen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 24 juni 2021 gehouden, waarbij betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en verslavingsstoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel en risico's voor zijn veiligheid en die van anderen. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat betrokkene onder invloed van alcohol geen zorg op vrijwillige basis accepteert. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met inachtneming van de termijnoverschrijding bij de indiening van het verzoek door de officier van justitie.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging bekort tot en met 19 februari 2021, rekening houdend met de overschrijding van de termijn van acht dagen. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het toezicht op betrokkene. De rechtbank concludeert dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is.