ECLI:NL:RBROT:2021:7988
Rechtbank Rotterdam
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Toezichtkosten en exceptieve toetsing in bestuursrechtelijke context met betrekking tot de AFM
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres], een exploitant van een gereglementeerde markt, en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) over de in rekening gebrachte toezichtkosten voor het jaar 2019. De AFM had bij [eiseres] een bedrag van € 2.455.479,65 aan toezichtkosten in rekening gebracht, wat een substantiële stijging betekende ten opzichte van het voorgaande jaar. [Eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen deze kosten en stelde dat de Regeling bekostiging financieel toezicht 2019 (Rbft 2019) en het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 (Bbft 2019) in strijd waren met de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 (Wbft 2019) en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de AFM de kosten op een juiste wijze had berekend, rekening houdend met de nieuwe wetgeving en de toegenomen toezichttaken als gevolg van de Brexit. De rechtbank oordeelde dat de AFM voldoende gemotiveerd had dat de stijging van de toezichtkosten gerechtvaardigd was en dat er geen sprake was van onzorgvuldigheid of willekeur in de besluitvorming. Het beroep van [eiseres] werd ongegrond verklaard, en de rechtbank concludeerde dat de opgelegde heffing niet onevenredig hoog was. De uitspraak benadrukt de rol van exceptieve toetsing in bestuursrechtelijke geschillen en de noodzaak voor toezichthouders om transparant en zorgvuldig te opereren bij het vaststellen van kosten.