ECLI:NL:RBROT:2021:8071

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
ROT 20/5392
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring door burgemeester en wethouders van Nissewaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag voor een urgentieverklaring had ingediend, en de burgemeester en wethouders van Nissewaard, die deze aanvraag hadden afgewezen. Eiseres bevond zich in een tijdelijke woonsituatie en stelde dat haar situatie bijzonder en schrijnend was, wat toepassing van de hardheidsclausule zou rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet in staat was aan te tonen dat haar situatie afweek van die van andere woningzoekenden en dat er geen bijzondere, onvoorziene omstandigheden waren die een urgentieverklaring rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor de urgentieverklaring terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden die in de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 zijn vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5392

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. H.M. Hueting,
en

burgemeester en wethouders van Nissewaard, verweerder,

gemachtigde: E.H. Heun.

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring afgewezen.
Bij besluit van 4 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Nadat geen van partijen heeft aangegeven ter zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft bij verweerder een aanvraag voor een urgentieverklaring ingediend. Als reden hiervoor heeft zij ‘doorstroming vanuit opvanginstellingen’ opgegeven.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet voor een urgentieverklaring in aanmerking komt, omdat geen van de urgentiegronden op haar van toepassing zijn. Ook de urgentiegrond die eiseres heeft aangekruist omdat deze het meest geschikt leek, is niet van toepassing. Verweerder ziet geen reden om de hardheidsclausule toe te passen, omdat eiseres zich niet in een bijzondere en schrijnende situatie bevindt. Daarnaast is er volgens verweerder niet toegezegd dat eiseres een urgentieverklaring wordt verstrekt.
3. Eiseres voert aan dat zij al twee jaar lang niet meer over eigen woonruimte beschikt en noodgedwongen tijdelijk verblijft bij een kennis die zij heeft leren kennen tijdens haar verblijf bij het Leger des Heils. Haar situatie is onzeker, maakt haar angstig en bezorgt haar veel stress.
4.1.
Er is in de regio Rotterdam schaarste aan sociale huurwoningen en er zijn veel mensen die met spoed op zoek zijn naar een (andere) woning. Die mensen kunnen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. Met een urgentieverklaring heeft iemand voorrang boven andere woningzoekenden. Dat betekent dat iemand met een urgentieverklaring meer kans maakt op een bepaald type woning dan andere woningzoekenden, mits de woning aan de voorwaarden van urgentie voldoet. Omdat woningen schaars zijn, zijn de voorwaarden voor urgentieverklaring streng: als een woningzoekende voorrang krijgt, betekent dat immers dat anderen langer moeten wachten. De voorwaarden voor het verkrijgen van een urgentie in de regio Rotterdam staan in de Verordening Woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (de Verordening)
4.2.
Vaststaat dat geen van de in de artikelen 5.1 tot en met 5.8 van bijlage 1 bij de Verordening (bijlage) genoemde urgentiegronden zich hier voordoet. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of eiseres een geslaagd beroep kan doen op artikel 2.5. van de bijlage, de hardheidsclausule.
4.3.
Artikel 2.5, eerste lid, van de bijlage luidt als volgt:
“Het bestuursorgaan dat belast is met het beslissen op aanvragen om een urgentieverklaring is, indien strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
a. weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
b. sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch […] een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.”
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (bijvoorbeeld de uitspraak van 24 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:616) volgt dat verweerder bij het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule beoordelingsruimte heeft en dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere feiten en omstandigheden voordoen, die maken dat de weigering van de urgentieverklaring in haar geval leidt tot een schrijnende situatie.
5.2.
Eiseres is hier niet in geslaagd. Dat zij geen eigen woonruimte meer heeft en noodgedwongen tijdelijk bij een kennis verblijft, waar zij op een opblaasmatras onder de trap moet slapen en geen enkele vorm van privacy heeft, is schrijnend maar is niet het gevolg van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene omstandigheden.
De situatie waarin eiseres zich bevindt verschilt niet van die waarin veel andere woningzoekenden zich bevinden.
De rechtbank acht daarnaast van belang dat eiseres op 26 november 2018 vanwege huurachterstand haar woning is uitgezet, maar zich pas op 27 maart 2020 heeft ingeschreven als woningzoekende en in de periode eind maart-eind juni 2020 slechts vijf maal heeft gereageerd op een woningaanbod. Door actiever op zoek te gaan naar woonruimte en ook genoegen te nemen met niet zelfstandige en/of tijdelijke woonruimte of bijvoorbeeld te reageren op DirectKans woningen kan eiseres haar kansen op de woningmarkt vergroten.
6.1.
Eiseres betoogt dat haar tijdens een gesprek dat na tussenkomst van de Gemeentelijke Ombudsman heeft plaatsgehad is toegezegd dat zij een urgentieverklaring zou krijgen als zij aan een aantal voorwaarden voldoet, zoals op tijd haar post bij de gemeente ophalen en maandelijks een rechtmatigheidsformulier inleveren. Zij heeft zich aan deze voorwaarden gehouden, afgezien van een klein misverstand in verband met de corona-lockdown.
6.2.
Verweerder ontkent dat hij eiseres heeft toegezegd dat zij een urgentieverklaring krijgt als zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. Anders dan eiseres stelt, blijkt uit de door eiseres overgelegde e-mail van 9 april 2020 van de Klachtencoördinator Gemeente Nissewaard niet dat aan eiseres is toegezegd dat haar, indien zij zich aan de afspraken zou houden, een urgentieverklaring zou worden verstrekt. Eiseres heeft verder geen stukken ingediend waaruit kan worden opgemaakt dat verweerder een dergelijke toezegging wel heeft gedaan. Nu de rechtbank van een toezegging niet is gebleken, slaagt het betoog van eiseres niet.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 6 augustus 2021.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.