ECLI:NL:RBROT:2021:8578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2021
Publicatiedatum
1 september 2021
Zaaknummer
ROT 20/453 en ROT 20/454
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boetes opgelegd aan slachterij wegens niet ontsmetten van messen met voldoende heet water

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 september 2021 uitspraak gedaan in de zaken ROT 20/453 en ROT 20/454, waarbij eiseres, een slachterij, twee boetes van elk € 2.500,- opgelegd kreeg door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De boetes waren het gevolg van overtredingen van de Wet dieren, specifiek het niet ontsmetten van slachtgereedschap met heet water van ten minste 82 °C. De rechtbank heeft vastgesteld dat de toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) op 6 en 7 november 2018 inspecties heeft uitgevoerd en daarbij heeft geconstateerd dat de temperatuur van het ontsmettingswater in de sterilisatoren te laag was en dat er geen alternatieve ontsmettingssystemen aanwezig waren.

Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de toezichthouder mogelijk niet correct heeft gemeten en dat er geen overtreding was omdat zij zelf geen afwijkingen had geconstateerd. De rechtbank oordeelde echter dat de bewijslast bij de verweerder ligt en dat de bevindingen van de toezichthouder voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen, waaronder de stelling dat de boetes niet proportioneel waren, en geconcludeerd dat de opgelegde boetes terecht waren. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 20/453 en ROT 20/454

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2021 in de zaken tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. F.Th.M. Peters,
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. ing. H.D. Strookman.

Procesverloop

Bij besluiten van 20 mei 2019 en 24 mei 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder eiseres twee boetes opgelegd van elk € 2.500,- vanwege een overtreding van de Wet dieren.
Bij besluiten van 13 december 2019 en 16 december 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft aan eiseres twee keer een boete van € 2.500,- opgelegd omdat eiseres er niet voor zorgde dat het gereedschap waarmee als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren worden geslacht, werd ontsmet met heet water van ten minste 82° C of met een alternatief systeem met een gelijkwaardig effect.
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling dierlijke producten, en gelezen in samenhang met artikel 3, eerste lid, en Bijlage III, sectie I, Hoofdstuk II, punt 3, van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Verordening 853/2004).
2. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op twee rapporten van bevindingen die op 9 november 2018 en 20 november 2018 zijn opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
2.1.
In het rapport van bevindingen van 20 november 2018 (boetezaak 201901068, beroep ROT 20/453) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 6 november 2018 onder meer het volgende:

Datum en tijdstip van de bevinding: 6 november 2018 omstreeks 11:20 uur.
In het bedrijf aangesproken en gelegitimeerd aan: de heer [naam] , functie: halchef.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij in de slachthal van [eiseres] , waar slachtvarkens geslacht werden. Omstreeks 11.20 uur controleerde ik op 5 verschillende posities de temperatuur van de sterilisatoren. Deze sterilisatoren zijn voorzieningen om het gereedschap, o.a. messen, in te steriliseren en functioneren indien ze gevuld zijn met heet water van ten minste 82 °C.
Ik heb op verschillende posities de temperatuur van het water van de sterilisatoren gecontroleerd met een door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ter beschikking gestelde gekalibreerde thermometer met nummer 43537883 (zie bijlage kalibratierapport thermometer met nummer 43537883). De posities waar de metingen zijn verricht betroffen (1) de BO-cel (daar waar de overdragers naar toe gaan), (2) tegenover de BO-cel (waar nog bloedvlees eraf wordt gesneden), (3) het opknapbordes bij de KDS, (4) het opknapbordes (de kleine sterilisator) en (5) het opknapbordes (de grote sterilisator voor hetontsmetten van de bijl).
Ik zag bij het meten van de temperatuur met bovengenoemde thermometer op bovengenoemde posities dat op de thermometer de volgende temperaturen verschenen: (1): 78°C (2): 76°C (3): 81°C (4): 80°C en (5): 81°C. Ik zag dat het slachthuis op die posities ook niet beschikte over een alternatief systeem met een gelijkwaardig effect.
Ik zag, met behulp van een door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ter beschikking gestelde gekalibreerde thermometer, dat het slachthuis waar als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren werden geslacht, niet beschikte over de nodige voorzieningen om gereedschap te ontsmetten met heet water van ten minste 82 °C of over een alternatief systeem met een gelijkwaardig effect. De thermometer nr. 43537883 was gekalibreerd op 01-06-2018 en te gebruiken tot 01-12-2018. De temperatuurmeting en de kalibratie zijn uitgevoerd conform de NVWA kwaliteitsprocedures.
2.2.
In het rapport van bevindingen van 9 november 2018 (boetezaak 201901030, beroep ROT 20/454) schrijft de toezichthouder over zijn bevindingen op 7 november 2018 onder meer het volgende:

Datum en tijdstip van de bevinding: 7 november 2018 omstreeks 05:15 uur.
In het bedrijf aangesproken en gelegitimeerd aan: [naam] , functie: bedrijfsleider slachthuis.
Tijdens mijn reguliere toezicht bevond ik mij in de vuile slachthal, om te kijken naar de problemen van de Samson (C02 bedwelmingsmachine). Een deurtje van de Samson wilde niet sluiten. Ik zag dat het ongeveer 5:10 uur was. Ik zag dat de schuifdeur van de Samson gerepareerd werd en dat de Samson weer functioneel was. Het bedwelmen en het steken van de varkens werden hervat.
Van de Samsonmachine liep ik naar de steker. Hij stond op dat moment alleen op de steekplek. Ik zag dat hij de varkens stak en ik zag dat hij zijn mes tussen het steken van 2 varkens, niet in de sterilisator stak. Ik zei en gebaarde naar de medewerker dat hij zijn mes in de sterilisator moest steken, om het mes te steriliseren. Hij wees naar de sterilisator en zei: geen water. Ik zei en gebaarde hem dat de sterilisator gevuld diende te worden. Hij trok zijn schouders op, ten teken van onmacht.
Ik drukte op de stopknop achter de steker, zodat de band van de steker stil kwam te liggen en zei tegen de steker dat er geen varkens meer gestoken mocht worden totdat de sterilisator het weer zou doen. Ik zei ook tegen de mannen die de Samson bedwelmingsmachine bedienden dat ze moesten stoppen met het bedwelmen. Ik haalde een technische man erbij, die in de vuile slachthal stond om de sterilisator te repareren. Vervolgens liep ik naar de Samson om de chef te zoeken. Die was er niet.
Vervolgens ben ik de schone slachthal ingegaan en heb gemeld aan chef [naam] dat de sterilisator bij de steker geen water had. Ook heb ik gemeld dat ik de slachtwerkzaamheden in de vuile slachthal had stilgelegd.
Ik ben weer naar de vuile slachthal gegaan en heb gekeken bij het repareren van de sterilisator. Toen de sterilisator gerepareerd was en de sterilisator weer water bevatte van ten minste 82 °C zei ik dat de medewerkers weer mochten starten met het bedwelmen en het steken van de varkens. Dit was omstreeks 5:30.
Tussen het steken van de eerste varkens (wat omstreeks 4:30 uur aanvangt) en het moment dat ik bij de steker kwam (5:15) was het mes niet gesteriliseerd. Er was op de positie van de steker geen voorziening beschikbaar om gereedschap te ontsmetten.
Ik zag dat het slachthuis waar als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren werden geslacht, niet beschikte over de nodige voorzieningen om gereedschap te ontsmetten met heet water van ten minste 82 °C of over een alternatief systeem met een gelijkwaardig effect.
3. Eiseres voert aan dat zij zelf ook de temperatuur van het water in de sterilisatoren heeft gemeten maar geen afwijkingen constateerde. Ook uit de controlelijsten van eiseres blijkt dat die dag geen storingen van de temperatuur van het sterilisatorwater zijn geconstateerd. Gelet daarop had het in de rede gelegen dat de toezichthouder verdergaand onderzoek zou doen, zoals het temperaturen op meerdere plekken gedurende verschillende tijdstippen die tenminste drie tot vijf minuten uit elkaar liggen. Bovendien heeft de toezichthouder mogelijk niet goed gemeten. Het water wordt namelijk aan het begin verwarmd, gaat dan via leidingen naar de sterilisatoren en komt er pas uit als er een mes onder/in wordt gehouden/gestoken. Dat kan in het begin kouder water zijn dat nog in de leiding zat en mogelijk is dat water door de toezichthouder gemeten. Daarnaast voert eiseres aan dat zij beschikt over een alternatief systeem voor ontsmetting met een gelijkwaardig effect. Het doel van het voorschrift is om kruisbesmetting te voorkomen en dit is gewaarborgd doordat na het steken de varkens twee keer een schroeioven ingaan en verderop in het slachtproces het vlees rondom de steekgaten met een ruime excisie wordt verwijderd. Bovendien wordt het voorkomen van besmetting door het gebruik van een steriel mes weer teniet gedaan doordat de varkens daarna met meerdere tegelijk in broeiwater van 64 °C gaan en dus kruiscontaminatie kan plaatsvinden. Overigens gaat het hier steeds om een zeer klein verschil ten opzichte van de vereiste 82 °C. Ter voorkoming van condensvorming wordt gekozen voor een zo laag mogelijke temperatuur en zeer geringe en korte schommelingen kunnen niet altijd worden voorkomen. Volgens eiseres zijn de boetes niet proportioneel omdat het zeer futiele en zeer kortstondige temperatuurafwijkingen zijn en de gevolgen gering zijn geweest nu het beoogde belang (het voorkomen van kruisbesmetting) niet in gevaar is gekomen.
3.1.
De rechtbank overweegt dat op het bestuursorgaan de bewijslast rust dat een beboetbare overtreding is begaan, terwijl de belanghebbende gelet op de in artikel 6, tweede lid, van het EVRM neergelegde onschuldpresumptie het voordeel van de twijfel geniet indien niet buiten twijfel is dat de beboetbare overtreding is begaan. De onschuldpresumptie staat er evenwel niet aan in de weg dat een overtreding op basis van bewijsvermoedens wordt vastgesteld (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:HR:2013:63, ECLI:NL:CRVB:2016:1878 en ECLI:NL:CBB:2015:49). Verder mag een bestuursorgaan volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), onder meer herhaald in de uitspraak van 10 april 2018, ECLI:NL:CBB:147, in beginsel afgaan op de juistheid van de inhoud van een naar waarheid opgemaakt en ondertekend toezichtrapport en de daarin vermelde bevindingen. Indien die bevindingen evenwel gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de rapporten van bevindingen voldoende duidelijk omschreven welke constateringen de toezichthouders hebben gedaan. In boetezaak 201901068 heeft de toezichthouder bij het meten van het water in de sterilisatoren geconstateerd dat de temperatuur op vijf plekken te laag was (76 °C tot 81 °C ). In boetezaak 201901030 heeft de toezichthouder geconstateerd dat varkens werden gestoken zonder dat tussendoor het mes in een sterilisator werd ontsmet. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de toezichthouder. Eiseres heeft deze constateringen op zichzelf ook niet betwist. Wel heeft eiseres ter zitting over boetezaak 201901068 gezegd dat de toezichthouder de watertemperatuur mogelijk niet goed heeft gemeten, in die zin dat hij de thermometer niet lang genoeg in het water heeft gehouden waardoor mogelijk nog afgekoeld water uit de leidingen is gemeten.
De rechtbank vindt echter dat eiseres dit te laat naar voren heeft gebracht. In bezwaren en in de gronden van beroep heeft eiseres de wijze van meten door de toezichthouder nooit ter discussie gesteld. Door dit pas op de zitting te doen was het niet mogelijk dit punt nog goed te bespreken en kon bijvoorbeeld ook geen aanvullende informatie daarover van de toezichthouder worden gevraagd. Overigens zou de rechtbank in die stelling van eiseres op zichzelf ook niet direct reden zien voor twijfel aan de metingen. Eiseres heeft namelijk enkel de mogelijkheid benoemd dat foutief is gemeten, zonder dit verder te onderbouwen. Bovendien mag worden verwacht dat een toezichthouder, die het sterilisatiesysteem van het bedrijf kent en ziet hoe het personeel dit systeem gebruikt, ook op diezelfde wijze als het gebruik door het personeel de temperatuur van het water meet, namelijk door de thermometer enige tijd in het water te houden. Overigens heeft eiseres ter zitting gesproken over minimaal een seconde dus dat is geen hele lange tijd voordat het water de juiste temperatuur zou moeten hebben. Daarbij heeft een toezichthouder er ook geen baat bij om met zeer grote snelheid dergelijke metingen uit te voeren. Er is geen dan ook geen enkele aanwijzing dat niet juist zou zijn gemeten.
3.3.
Gelet op de temperatuurmetingen in boetezaak 201901068 en de constatering van het niet gebruiken van de sterilisator in boetezaak 201901030 heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres er in beide gevallen niet voor heeft gezorgd dat de messen werden ontsmet met heet water van ten minste 82 °C. Dat eiseres zelf geen afwijkingen heeft vastgesteld doet niet af aan de vastgestelde temperaturen bij metingen door de toezichthouder; die metingen zijn ook op een ander tijdstip uitgevoerd dan de tijdstippen die de controlelijsten van eiseres vermelden (voor zover leesbaar). De toezichthouder was ook niet gehouden verder onderzoek uit te voeren of meer metingen te verrichten aangezien de temperatuur in alle sterilisatoren op alle momenten dat ze in gebruik zijn ten minste 82 °C moet zijn.
3.4.
In het voorschrift dat eiseres volgens verweerder heeft overtreden, Bijlage III, sectie I, Hoofdstuk II, punt 3, van Verordening 853/2004 staat dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten beschikken over de nodige voorzieningen om gereedschap te ontsmetten met heet water van ten minste 82 °C óf over een alternatief systeem met een gelijkwaardig effect. De rechtbank is niet gebleken dat bij eiseres sprake is van een alternatief systeem (voor dat ontsmetten) met een gelijkwaardig effect. Eiseres heeft gewezen op de kruisbesmetting die na het snijden nog plaatsvindt en de schroeiovens waar de varkenskarkassen twee keer in gaan, maar die beide handelingen zien niet op een alternatief voor het ontsmetten van de messen waarmee de varkens worden geslacht. Het genoemde voorschrift van punt 3 is duidelijk: het gereedschap moet altijd worden ontsmet. Of er daarna nog kruisbesmetting kan plaatsvinden of karkassen worden ontsmet neemt niet weg dat aan dat voorschrift moet worden voldaan.
3.5.
Overigens volgt de rechtbank eiseres ook niet dat vanwege mogelijke latere kruisbesmetting en het gebruik van schroeiovens het doel van het voorschrift wel wordt bereikt, dan wel de gevolgen van de overtreding gering zijn. Door de messen te ontsmetten wordt voorkomen dat via een mes dat is bevuild door bijvoorbeeld bacteriën op de huid van het ene varken, die bacteriën worden overgebracht op het vlees van een ander varken. Dat er daarna ook nog kruisbesmetting kan plaatsvinden in de broeibak en de varkens nog de schroeioven ingaan, betekent niet dat eiseres bij het snijden geen kruisbesmetting hoeft te voorkomen. Een slachterij moet immers in alle stadia van het slachtproces besmetting en bezoedeling van het vlees voorkomen. Dit past bij het hoge niveau van bescherming van de consument dat de Europese wetgever nastreeft. Daar komt bij dat besmetting in een broeibak niet vergelijkbaar is met de besmetting die ontstaat bij het steken met een vervuild mes in het vlees. En ook is niet aannemelijk geworden dat een besmetting van het vlees, dus de binnenzijde van het karkas, teniet wordt gedaan door een schroeioven. Daarbij is van belang dat zowel de schroeioven als de broeibak niet zijn bedoeld voor ontsmetting van het vlees of het karkas maar dienen om de haren van het varkenskarkas te verwijderen.
3.6.
Eiseres heeft ook gewezen op haar verplichting om condensvorming zoveel mogelijk te voorkomen, maar het voldoen aan die verplichting betekent niet dat eiseres aan de verplichting om messen met voldoende heet water te ontsmetten niet meer zou hoeven voldoen. De rechtbank is ook niet gebleken dat deze verplichtingen, die voor alle slachterijen gelden, niet beide kunnen worden nageleefd. De rechtbank begrijpt dat een lagere watertemperatuur tot minder condensvorming leidt maar het is aan eiseres als slachterij om daarin een juist evenwicht te vinden. Te allen tijde dient het water waarmee de messen worden ontsmet ten minste 82 °C te zijn en dat was hier niet het geval.
4. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan en haar volledig kan worden verweten. Verweerder was dus bevoegd om eiseres daarvoor een boete op te leggen.
5. De rechtbank overweegt dat de wetgever reeds een afweging heeft gemaakt welke boete bij een bepaalde overtreding evenredig moet worden geacht. Het met Verordening 853/2004 gediende doel - bescherming van de volksgezondheid - staat voorop. De hoogte van de boetes als hier aan de orde acht de rechtbank als zodanig niet onredelijk. Voorts heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden gesteld op grond waarvan verweerder het boetebedrag had moeten matigen. Daartoe verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen over mogelijke latere kruisbesmetting, het gebruik van schroeiovens en de verplichting om condensvorming te voorkomen. De rechtbank is niet gebleken dat de risico’s of gevolgen van de overtredingen voor de volksgezondheid gering waren of ontbraken.
6. De beroepen zijn dus ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr.
A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
2 september 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.