ECLI:NL:RBROT:2021:8606
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet-ontvankelijk verklaring bezwaar in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van opposante tegen een eerdere uitspraak van 9 november 2020. Opposante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep van opposante kennelijk ongegrond was en had dit zonder zitting afgedaan. Opposante voerde in verzet aan dat de rechtbank ten onrechte geen zitting heeft gehouden en dat er twijfel bestaat over de eerdere uitspraak, vooral vanwege een bezwaarclausule in de brief van verweerder. De rechtbank oordeelde dat de door opposante aangevoerde gronden in verzet niet eerder waren aangevoerd en dat er twijfel was ontstaan over de beslissing van 9 november 2020. De rechtbank verklaarde het verzet gegrond en verviel de eerdere uitspraak, waarna het onderzoek werd hervat in de stand waarin het zich bevond. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van opposante, vastgesteld op € 374,-.