ECLI:NL:RBROT:2021:8837

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
10 september 2021
Zaaknummer
10/996595-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift in het kader van kinderopvangtoeslag fraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim vier jaar de Belastingdienst heeft opgelicht door onjuiste informatie te verstrekken met betrekking tot kinderopvangtoeslag. De verdachte heeft meermalen gebruik gemaakt van valselijk opgemaakte of vervalste geschriften om de Belastingdienst te misleiden en onterecht een bedrag van ruim € 62.000,- aan kinderopvangtoeslag te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze valse documenten, waaronder jaaropgaven van DAK kindercentra en antwoordformulieren voor kinderopvangtoeslag, en dat zij dit deed met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk gebruik maken van valse geschriften en oplichting, en heeft haar een taakstraf van 80 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar financiële situatie en de zorg voor haar vier minderjarige kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de feiten ernstig zijn, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend zou zijn gezien de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996595-19
Datum uitspraak: 22 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. N.M. Fakiri, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. Dingley heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte op de terechtzitting bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard met uitzondering van het onderdeel medeplegen. Hiervoor ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en de verdediging geen verweer heeft gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij in de periode van 1 mei 2012 tot en met 1 december 2016 in Nederland
meermalen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte of vervalste
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een valselijk opgemaakt antwoordformulier Kinderopvangtoeslag 2012
(DOC-003-01) en
- een valse jaaropgave 2012 van DAK kindercentra (DOC-003-02) en
- een valselijk opgemaakt antwoordformulier Kinderopvangtoeslag 2013
(DOC-008-01) en
- een valse jaaropgave 2013 van DAK kindercentra (DOC-008-02), en
- een valselijk opgemaakt antwoordformulier Kinderopvangtoeslag 2014
(DOC-013-01) en
- een valse jaaropgave 2014 van DAK kindercentra (DOC-013-02), en
- een valselijk opgemaakt antwoordformulier Kinderopvangtoeslag 2015
(DOC-017-01) en
- een valse jaaropgave 2015 van DAK kindercentra (DOC-017-02), en
- een valse doelgroepverklaring kinderopvang van de dienst SZW (DOC-015-01)
en
- een valse Bevestiging Werktijden Brugplek (DOC-015-01),
bestaande de valsheden en vervalsingen hierin dat, (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid,- zakelijk weergegeven -
op/in de genoemde geschriften is vermeld dat de geschriften afkomstig zijn van de opvanginstelling zoals benoemd in voornoemde geschriften en/of dat bij deze opvanginstelling tegen betaling kinderopvang is genoten en/of op/in de genoemde geschriften is vermeld dat de geschriften afkomstig zijn van de dienst SZW, terwijl deze geschriften in werkelijkheid niet van deze instelling en/of de dienst SZW afkomstig zijn en de vermelde kosten niet zijn gemaakt
bestaande dat gebruik hierin dat de verdachte de genoemde geschriften heeft opgestuurd naar de Belastingdienst Toeslagen (als bijlagen) teneinde kinderopvangtoeslag te verkrijgen, als ware
ndie geschriften echt en onvervalst;
2.
zij in de periode van 1 mei 2012 tot en met 1 december 2016 in Nederland
meermalen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door listige kunstgrepen
de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig
geldbedrag, immers heeft verdachte - ter verkrijging van
Kinderopvangtoeslag - meerdere documenten, te weten
- een valselijk opgemaakt antwoordformulier Kinderopvangtoeslag 2012
(DOC-003-01) en
- een valse jaaropgave 2012 van DAK kindercentra (DOC-003-02) en
- een valselijk opgemaakt antwoordformulier Kinderopvangtoeslag 2013
(DOC-008-01) en
- een valse jaaropgave 2013 van DAK kindercentra (DOC-008-02), en
- een valselijk opgemaakt antwoordformulier Kinderopvangtoeslag 2014
(DOC-013-01) en
- een valse jaaropgave 2014 van DAK kindercentra (DOC-013-02), en
- een valselijk opgemaakt antwoordformulier Kinderopvangtoeslag 2015
(DOC-017-01) en
- een valse jaaropgave 2015 van DAK kindercentra (DOC-017-02), en
- een valse doelgroepverklaring kinderopvang van de dienst SZW (DOC-015-01)
en
- een valse Bevestiging Werktijden Brugplek (DOC-015-01),
bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende onder meer dat zij, verdachte in de periode van 1 april 2012 tot en met 31 december 2016 van kinderopvang gebruik heeft gemaakt bij DAK kindercentra,
waardoor verdachte de suggestie heeft gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag recht had op deze toeslag,
waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslag.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
2.
oplichting, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim vier jaar de Belastingdienst opgelicht door kinderopvangtoeslag aan te vragen en daarbij onjuiste informatie aan de Belastingdienst te verstrekken. De verdachte heeft dit gedaan terwijl zij wist dat haar kinderen geen opvang genoten. Op het moment dat de Belastingdienst haar vroeg om nadere informatie, heeft zij een substantieel aantal valse documenten aan de Belastingdienst verstrekt met het doel daarmee de schijn te wekken dat zij recht had op kinderopvangtoeslag en de Belastingdienst ertoe te brengen toeslag aan haar uit te keren.
De verdachte heeft misbruik gemaakt van het systeem van de Belastingdienst dat erop is ingericht om ouders met kinderen in de gelegenheid te stellen te (blijven) werken. Om ervoor te zorgen dat mensen snel deze toeslag ontvangen en niet financieel in de knel komen, voert de Belastingdienst voorafgaand aan de toekenning daarvan slechts een globale controle uit van de door de aanvrager ingediende gegevens. De Belastingdienst moet daarbij kunnen uitgaan van de juistheid van de informatie die zij van de aanvragers van toeslagen ontvangt. De verdachte heeft met haar handelen het sociale vangnet van de kinderopvangtoeslag uitgehold en het vertrouwen dat de basis vormt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem ondergraven. Door het plegen van de strafbare feiten heeft zij ten onrechte en bedrag van ruim € 62.000,- aan kinderopvangtoeslag ontvangen. Zij heeft zich bij haar handelen volledig laten leiden door financiële motieven. De rechtbank neemt in haar oordeel mee dat de verdachte heeft verklaard dat zij destijds in een moeilijke financiële en sociale positie verkeerde, waardoor zij tot deze fraude is overgegaan. De periode waarin zij onterecht kinderopvangtoeslag heeft ontvangen betreft echter meerdere jaren waarin zij telkens de keuze heeft gemaakt haar frauduleuze handelen voort te zetten. Bovendien kunnen moeilijke omstandigheden nooit een vrijbrief zijn om te frauderen. Daarnaast weegt de rechtbank in haar oordeel mee dat de verdachte haar strafbare handelen in 2017 uit eigen beweging heeft beëindigd.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zij heeft vier minderjarige kinderen. Met de vader van haar kinderen heeft zij een latrelatie. Sinds 2017 heeft de verdachte werk en in januari 2021 is zij begonnen bij een nieuwe werkgever. Voor het merendeel van haar schulden heeft zij betalingsregelingen getroffen. Haar schuld bij de Belastingdienst is voor een deel verrekend met toeslagen die zij later rechtmatig heeft ontvangen.
Gezien de aard en de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal daarvan echter afzien omdat dit ertoe leidt dat het inkomen van de verdachte wegvalt en de betalingsregelingen om de schulden van de verdachte af te betalen, stil komen te liggen. Daarnaast heeft zij grotendeels alleen de zorg voor haar jonge kinderen. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen overeenkomstig de eis van de officier van justitie. Anders dan de verdediging met het oog op een eventuele toekomstige aanvraag voor een verklaring omtrent het gedrag heeft bepleit, kan gelet op de ernst van het feit met deze taakstraf niet worden volstaan. De schulden van de verdachte zijn bovendien nog hoog. De Belastingdienst zal daarnaast naar verwachting de komende periode overgaan tot verdere invordering van de onterecht ontvangen kinderopvangtoeslag. De rechtbank zal daarom, eveneens conform de eis van de officier van justitie, een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, ook als extra stimulans voor de verdachte en om te voorkomen dat zij in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten pleegt.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden,
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. S.E.C. Debets en T. M. Riemens, rechters,
in tegenwoordigheid van H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 april 2021.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 1 december 2016 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) valselijk opgemaakte en/of vervalste
geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- ( een) valselijk opgemaakte antwoordformulier(en) Kinderopvangtoeslag 2012
(DOC-003-01) en/of
- een valse jaaropgave 2012 van DAK kindercentra (DOC-003-02) en/of
- ( een) valselijk opgemaakte antwoordformulier(en) Kinderopvangtoeslag 2013
(DOC-008-01) en/of
- een valse jaaropgave 2013 van DAK kindercentra (DOC-008-02), en/of
- ( een) valselijk opgemaakte antwoordformulier(en) Kinderopvangtoeslag 2014
(DOC-013-01) en/of
- een valse jaaropgave 2014 van DAK kindercentra (DOC-013-02), en/of
- ( een) valselijk opgemaakte antwoordformulier(en) Kinderopvangtoeslag 2015
(DOC-017-01) en/of
- een valse jaaropgave 2015 van DAK kindercentra (DOC-017-02), en/of
- een valse doelgroepverklaring kinderopvang van de dienst SZW (DOC-015-01)
en/of
- een valse Bevestiging Werktijden Brugplek (DOC-015-01)
bestaande de valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) hierin dat, (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid,- zakelijk weergegeven -
op/in de/het genoemde geschrift(en) is vermeld dat de/het geschrift(en) afkomstig is/zijn van de opvanginstelling zoals benoemd in voornoemde geschrift(en) en/of dat bij deze opvanginstelling(en) tegen betaling kinderopvang is genoten en/of op/in de/het genoemde geschrift(en) is vermeld dat de/het geschrift(en) afkomstig is/zijn van de dienst SZW, terwijl dit/deze geschrift(en) in werkelijkheid niet van deze instellingen en/of de dienst SZW afkomstig zijn en/of de vermelde kosten niet zijn gemaakt en/of niet zijn betaald
bestaande dat gebruik hierin dat de verdachte en/of haar mededader(s) het/de genoemde geschriften heeft/hebben opgestuurd en/of doen toekomen naar/aan de Belastingdienst Toeslagen (als bijlage(n)) teneinde kinderopvangtoeslag te verkrijgen, als ware dat/die geschriften) echt en onvervalst;
2.
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 1 december 2016 te ‘s-Gravenhage en/of Heerlen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten enig
geldbedrag, immers heeft/hebben verdachte en haar mededader - ter verkrijging van
Kinderopvangtoeslag - een of meerdere documenten, te weten
- ( een) valselijk opgemaakte antwoordformulier(en) Kinderopvangtoeslag 2012
(DOC-003-01) en/of
- een valse jaaropgave 2012 van DAK kindercentra (DOC-003-02) en/of
- ( een) valselijk opgemaakte antwoordformulier(en) Kinderopvangtoeslag 2013
(DOC-008-01) en/of
- een valse jaaropgave 2013 van DAK kindercentra (DOC-008-02), en/of
- ( een) valselijk opgemaakte antwoordformulier(en) Kinderopvangtoeslag 2014
(DOC-013-01) en/of
- een valse jaaropgave 2014 van DAK kindercentra (DOC-013-02), en/of
- ( een) valselijk opgemaakte antwoordformulier(en) Kinderopvangtoeslag 2015
(DOC-017-01) en/of
- een valse jaaropgave 2015 van DAK kindercentra (DOC-017-02), en/of
- een valse doelgroepverklaring kinderopvang van de dienst SZW (DOC-015-01)
en/of
- een valse Bevestiging Werktijden Brugplek (DOC-015-01)
bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer) dat zij, verdachte in de periode van 1 april 2012 tot en met 31 december 2016 van kinderopvang gebruik heeft gemaakt bij DAK kindercentra
waardoor verdachte en haar mededader de suggestie hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag recht had op deze toeslag,
waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslag.