ECLI:NL:RBROT:2021:9083

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
21 september 2021
Zaaknummer
ROT 20/4238
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om vergoeding van leerlingenvervoer voor hoogbegaafde kinderen

Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Albrandswaard. De eiseres had aanvragen ingediend voor bekostiging van leerlingenvervoer voor haar hoogbegaafde kinderen naar de Zuider Gymnasiumbasisschool in Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat de gemeente de aanvragen terecht had afgewezen. De primaire besluiten van 12 september 2019 werden gehandhaafd, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de ZGBS de dichtstbijzijnde toegankelijke school was. De rechtbank stelde vast dat er zes andere scholen binnen het samenwerkingsverband zijn die dichterbij gelegen zijn en die ook passend onderwijs kunnen bieden. Eiseres voerde aan dat de ZGBS wel de dichtstbijzijnde school was en dat de gemeente ten onrechte geen gebruik had gemaakt van de hardheidsclausule. De rechtbank oordeelde dat het aan de ouders is om aan te tonen dat de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is, en dat de informatie die eiseres had aangeleverd niet voldoende was om dit te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het gebruik van de hardheidsclausule rechtvaardigden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.P.J. van de Griend,
en

het college van burgemeester en wethouders van Albrandswaard, verweerder,

gemachtigde: S.M.P. Geers .

Procesverloop

Bij besluiten van 12 september 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eiseres om bekostiging van het leerlingenvervoer van haar zoon en dochter afgewezen.
Bij besluit van 2 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder verwijst voor het verweer naar het verweerschrift dat in bezwaar is ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Nadat geen van partijen heeft verklaard ter zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft verweerder op 3 juli 2019 verzocht om de kosten van het vervoer van haar zoon ( [naam zoon] ) en dochter ( [naam dochter] ) tussen haar woning in Poortugaal en de Zuider Gymnasiumbasisschool (ZGBS) in Rotterdam te vergoeden. De zoon en dochter van eiseres zijn hoogbegaafd. De ZGBS heeft het predicaat ‘Begaafdheidsprofielschool’.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in overeenstemming met het advies van de Bijzondere commissie bezwaarschriften, de primaire besluiten gehandhaafd. Volgens verweerder heeft eiseres met alle aangeleverde informatie niet aannemelijk gemaakt dat de kinderen op voltijds hoogbegaafdenonderwijs zijn aangewezen en dat de ZGBS de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Binnen het Samenwerkingsverband Passend Onderwijs Ridderkerk, Barendrecht en Albrandswaard zijn zes scholen die dichterbij zijn gelegen, die toegankelijk zijn en die passend onderwijs kunnen bieden. Dit zijn de Julianaschool, de Don Boscoschool en het Lichtpunt in Rhoon en de Driehoek, de Smitshoek en de Vrijenburg in Barendrecht. Ook is verweerder niet gebleken dat de situatie van het gezin of van de kinderen van eiseres zodanig bijzonder is dat dit de toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De afwijzing van de aanvraag vormt geen belemmering voor de kinderen om passend onderwijs te volgen en leidt niet tot onaanvaardbare nadelige gevolgen voor het gezin of voor de kinderen van eiseres.
3. Eiseres voert in beroep aan, kort weergegeven, dat de ZGBS wel de dichtstbijzijnde toegankelijke school is en dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de hardheidsclausule
.
Zij verwijst daartoe onder meer naar informatie van de orthopedagoog [naam orthopedagoog] van de ZGBS, van [naam directeur 1] (directeur van de Talma-school, afdeling HB), van de PPO (Passend Primair Onderwijs Rotterdam), van [naam directeur 2] (directeur van obs Valckesteyn) en van psychologisch adviesbureau Ponte (Ponte).
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Voor het toepasselijke wettelijke kader zij verwezen naar de bijlage die bij deze uitspraak hoort.
5. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 3 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3190), volgt dat het aan de ouders is om aannemelijk te maken dat de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is. Daarbij moet het gaan om objectieve factoren die op het gegeven onderwijs betrekking hebben.
Uit deze rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van 13 juli 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR1478), volgt tevens dat ter bepaling wat een toegankelijke school is, van belang is wat de levensbeschouwelijke of godsdienstige keuze van de ouders is en of er op de school plaats is. Het voorzien in een educatieve behoefte, bijvoorbeeld op grond van hoogbegaafdheid, is daardoor niet doorslaggevend.
6. Alles afwegende moet geoordeeld worden dat eiseres er niet in is geslaagd om voldoende aannemelijk te maken dat haar kinderen zijn aangewezen op de ZGBS als de dichtstbijzijnde toegankelijke school.
6.1.
De orthopedagoog verklaart dat het voor de kinderen van eiseres noodzakelijk is dat zij aan voltijd hoogbegaafdenonderwijs deelnemen, onder meer omdat reguliere scholen veelal niet in staat zijn om hoogbegaafde leerlingen op de juiste wijze te begeleiden. Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat dit voor ieder van de zes door verweerder genoemde scholen ook het geval is. Voorts verwijst de orthopedagoog naar het rapport van Ponte. Uit de overgelegde passages uit dit rapport blijkt niet dat de kinderen van eiseres op voltijd hoogbegaafdenonderwijs zijn aangewezen. Ponte adviseert immers aanvullende deelname aan een (externe) plusklas of verrijkingsklas specifiek voor hoogbegaafde kinderen of voltijds hoogbegaafdenonderwijs. Hierbij motiveert Ponte in het rapport welke voordelen deelname aan een plusklas hoogbegaafde kinderen kunnen opleveren. Ponte adviseert dus niet uitsluitend voltijds hoogbegaafdenonderwijs.
6.2.
In de rapporten van [naam directeur 1] van de Talmaschool, waar de kinderen voorafgaand aan de ZGBS onderwijs voor hoogbegaafden volgden, is vermeld dat het voor beide kinderen noodzakelijk is dat zij de mogelijkheid krijgen om voltijds hoogbegaafden-onderwijs te (blijven) ontvangen. Uit de rapporten blijkt echter niet op welke gronden hiertoe is geconcludeerd, terwijl ook hieruit niet volgt dat passend onderwijs niet mogelijk is op een van de zes door verweerder genoemde scholen. Dit laatste geldt eveneens voor de informatie van PPO Rotterdam.
6.3.
Uit de verklaring van [naam directeur 2] , ondersteund door het in beroep ingezonden leerlingplan, blijkt van de pogingen op de voormalige reguliere basisschool obs Valckesteyn om voor de zoon van eiseres in passend onderwijs te voorzien en van de negatieve gevolgen die [naam zoon] daar heeft ondervonden. Hieruit kan echter ook niet volgen dat de zes andere scholen niet in staat zijn om de kinderen van eiseres passend onderwijs te bieden. Uit het feit dat obs Valckesteyn niet in staat bleek om passend onderwijs te bieden kan niet zonder meer worden afgeleid dat ook de andere scholen daartoe niet in staat zijn.
6.4.
Uit wat boven is overwogen volgt dat verweerder terecht heeft beslist dat eiseres op grond van de Wpo, de Verordening en de Beleidsregels niet in aanmerking komt voor de gevraagde vervoersvoorzieningen. Ter toelichting zij nog verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 maart 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2032), met een overeenkomstig oordeel.
7. Wat betreft het beroep van eiseres op de hardheidsclausule moet worden vastgesteld dat volgens artikel 23 van de Verordening verweerder bevoegd is om in bijzondere gevallen ten gunste van de ouders af te wijken van de Verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen. Dit betekent
dat verweerder een discretionaire bevoegdheid heeft, zodat de rechter het gebruik daarvan slechts terughoudend kan toetsen. Uit hetgeen in 6.1 tot en met 6.3 is besproken komt het volgende beeld naar voren. [naam zoon] heeft slechte ervaringen opgedaan op een reguliere school die, naar eiseres onweersproken heeft gesteld, een aangepast leerpakket voor hoogbegaafden zou aanbieden. Een psychologisch adviesbureau acht aangepast regulier onderwijs dan wel voltijds hoogbegaafdenonderwijs mogelijk. Scholen die voltijds hoogbegaafdenonderwijs aanbieden ondersteunen het verzoek en wijzen op de goede resultaten voor de kinderen. Dit wordt ondersteund door PPO. Bij die resultaten gaat het niet alleen om de onderwijsprestaties, maar ook om het welbevinden van de kinderen. Gelet op dit beeld, zij het kort weergegeven, ware het voorstelbaar geweest dat verweerder advies had gevraagd aan een deskundige, mede nu het advies van Ponte over [naam zoon] dateert van 14 oktober 2014 en daardoor mogelijk verouderd en achterhaald is. Daarbij had voorts kunnen meewegen dat gelet op de slechte ervaringen op obs Valckesteyn en de daaropvolgende goede ervaringen in het voltijds hoogbegaafdenonderwijs het veel gevraagd is van eiseres om aannemelijk te maken dat geen van de zes door verweerder genoemde dichterbij gelegen scholen in staat zijn om passend onderwijs te bieden, in aanmerking genomen dat niet duidelijk is geworden in welk opzicht deze scholen zouden verschillen van obs Valckesteyn. Verweerder is echter niet verplicht om af te wijken. De rechter kan niet zijn oordeel zonder meer in de plaats stellen voor die van verweerder, maar moet zich beperken tot de vraag of sprake is van een bijzonder geval en zo ja, of verweerder in redelijkheid ervan heeft kunnen afzien om af te wijken. Alles afwegende kan de rechtbank niet concluderen dat sprake is van een bijzonder geval, waaronder bijvoorbeeld kan worden verstaan een onbillijkheid van overwegende aard, een unieke niet voorziene situatie of het optreden van bijzonder schrijnende gevolgen. Daardoor kan niet worden geconcludeerd dat verweerder in redelijkheid niet heeft kunnen beslissen om geen gebruik te maken van de hardheidsclausule.
8.
Het beroep moet ongegrond worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee, rechter, in aanwezigheid van mr. P.F.H.M. Terstegge, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 september 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Artikel 4, eerste en vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wet op het primaire onderwijs:
1. Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekken burgemeester en wethouders aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag vergoeding van de door burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
5 De regeling bepaalt dat de kosten worden vergoed van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en
a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke basisschool of, indien een leerling op het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs is aangewezen, de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs,
Artikel 1, aanhef en onder x, van de Verordening leerlingenvervoer Albrandswaard 2018 (Verordening):
In deze verordening wordt verstaan onder:
x. toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;
Artikel 3 van de Verordening:
1. Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.
2. Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.
3. Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag van een vervoersvoorziening het ondersteuningsplan, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband na overleg met het college.
Artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening:
1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die:
a. een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt een vervoersvoorziening, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school zes of meer kilometer bedraagt.
Artikel 23 van de Verordening:
Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zonodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.
Onderdeel 5 van de Beleidsregels Leerlingenvervoer Albrandswaard 2018 (Beleidsregels) voor zover van belang:
Hoogbegaafd onderwijs
De gemeente wordt regelmatig geconfronteerd met aanvragen tot bekostiging van het vervoer naar scholen die zich richten op hoogbegaafde kinderen, zoals Leonardoscholen.
Beleidsregel
Hoogbegaafde leerlingen kunnen met de juiste begeleiding en het juiste lesmateriaal op een reguliere, dichtbij gelegen school het voor hen passend onderwijs ontvangen. De ouders moeten aantonen dat hun kind in de dichtstbijzijnde school niet het onderwijs kan krijgen dat hij nodig heeft. In het algemeen is hoogbegaafdheid geen reden om naar vervoer te verstrekken naar een verderweg gelegen school voor primair onderwijs. Door de ouders aangeleverde specifieke informatie over de leerling kan voor de gemeente aanleiding zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Voor informatie wordt contact opgenomen met een samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband weet welke scholen de beschikbare zogenaamde “verrijking, versnelling en verdiepingsmaterialen” in hun leerplan hebben opgenomen.
Onderdeel 12 van de Beleidsregels:
De verordening leerlingenvervoer kent een hardheidsclausule. Via toepassing van de hardheidsclausule kan het college van alle bepalingen van de verordening afwijken en alsnog bekostiging van vervoer toekennen. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke situaties, die niet in de verordening en de beleidsregels zijn opgenomen en welke mogelijk aantoonbaar nadelige gevolgen voor een gezin of een leerling kunnen hebben.
Beleidsregel
De hardheidsclausule wordt alleen toegepast voor het volgen van onderwijs. Er kan geen aanspraak gemaakt worden op bekostiging van vervoer naar medische instellingen. Ook kan geen aanspraak op bekostiging gemaakt worden, omdat ouders/verzorgers werken en/of andere bezigheden hebben, waardoor zij de leerling niet naar school kunnen brengen.
Van de beleidsregels kan worden afgeweken, op grond van de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid van het college. Dit geldt dan eveneens voor situaties waarin de toepassing van de beleidsregels tot onaanvaardbaar nadelige gevolgen voor een gezin of een leerling zouden leiden.
Bij het toepassen van de hardheidsclausule dient men met alle feiten en omstandigheden rekening te houden, zoals bijvoorbeeld medische, pedagogische en sociale factoren. De toepassing ervan is niet aan enige beperking gebonden. Via toepassing van de hardheidsclausule kan van alle bepalingen van de verordening worden afgeweken, inclusief het heffen van de eigen bijdrage. Voorts dient erop te worden toegezien dat, ter voorkoming van precedentwerking, de toepassing van de hardheidsclausule wordt onderbouwd met op de specifieke, concrete situatie van ouders van een leerling betrekking hebbende argumenten.