In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoekster die voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt is verklaard en een Wajong-uitkering ontvangt. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 18,19% van haar totale schuldenlast van € 6.511,05 heeft aangeboden. Eén van de schuldeisers, [naam], heeft echter geweigerd in te stemmen met deze regeling, wat heeft geleid tot de procedure voor de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenlast van verzoekster problematisch is, gezien haar beperkte inkomen en de psychische klachten die haar arbeidsongeschiktheid veroorzaken. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de aangeboden regeling is getoetst door de Kredietbank Rotterdam en goed gedocumenteerd is. Ondanks de weigering van [naam] om in te stemmen met de regeling, heeft de rechtbank geoordeeld dat het belang van verzoekster en de andere schuldeiser die wel instemde, zwaarder weegt dan het belang van [naam].
De rechtbank heeft daarom besloten om [naam] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de kosten van de procedure aan [naam] opgelegd. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zou opleveren voor de schuldeisers dan de wettelijke regeling. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene die daartoe recht heeft volgens de Faillissementswet.