8.4.De rechtbank zal beoordelen of toepassing van het Besluit in het onderhavige geval tot onevenredige uitkomsten leidt als gevolg waarvan het Besluit buiten toepassing zou moeten worden gelaten.
9. De rechtbank kan met eiser meevoelen dat het bijzonder spijtig is dat de registratie van het aantal uren op 6 april 2020 afwijkt van de daadwerkelijk door eiser afgenomen uren kinderopvang, waardoor deze wijziging niet meer is meegenomen bij de berekening van de vergoeding. Het feit dat hij niet vóór 6 april 2020 een wijziging in het aantal opvanguren heeft doorgegeven heeft ertoe geleid dat de tegemoetkoming op een lager bedrag is vastgesteld dan de eigen bijdrage die hij verschuldigd is. Hoewel het Besluit is gepubliceerd op 6 mei 2020 en eiser vóór die datum dus niet kon weten van het belang van het tijdig doorgeven van de wijziging in het aantal opvanguren voor de tegemoetkoming in de eigen bijdrage, had hij, gelet op het tijdverloop tussen het doorgeven van de wijziging in het uurtarief op 22 maart 2020, en het doorgeven van de wijziging in het aantal opvanguren op 9 april 2020, al eerder contact kunnen opnemen met verweerder over de in zijn ogen onmogelijkheid in het systeem van verweerder om de wijziging in het aantal opvanguren door te geven. Het is dus aan eiser zelf om ervoor te zorgen dat het daadwerkelijke aantal opvanguren tijdig aan verweerder wordt kenbaar gemaakt. Daarbij is van belang dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat het niet mogelijk is om meerdere wijzigingen in één melding door te geven, maar wel om dit (meteen) na elkaar te doen. Aangezien eiser zijn eerste melding heeft ingediend op 22 maart 2020 had hij nog tijd genoeg om een tweede melding te doen, waarin hij het gewijzigde aantal uren had kunnen doorgeven.
Onder deze omstandigheden en gelet op de relatief geringe financiële gevolgen van het bestreden besluit, leidt toepassing van het Besluit in het onderhavige geval niet tot dermate onevenredig nadelige gevolgen voor eiser dat het Besluit in dit geval buiten toepassing moet worden verklaard. Voor het berekenen van de hoogte van de tegemoetkoming in de eigen bijdrage mocht daarom worden uitgegaan van de op 6 april 2020 bij verweerder bekende gegevens, namelijk 192 opvanguren per maand.
10. De rechtbank hecht er wel aan nog het volgende op te merken. Het Besluit is vastgesteld tegen de achtergrond van de bijzondere situatie waarin de kinderopvang tijdelijk was gesloten in verband met het coronavirus. Kinderopvangtoeslag ontvangende ouders werd gevraagd vrijwillig de kosten van de kinderopvang, waaronder de eigen bijdrage, te blijven doorbetalen. Daarbij werd door het kabinet een tegemoetkoming in de eigen bijdrage in het vooruitzicht gesteld. Mede met het oog op het minimaliseren van de kans op strategisch gedrag van burgers, heeft de regelgever bij het vaststellen van het Besluit bewust gekozen voor een peildatum in het verleden. Hoewel op deze peildatum in de Regeling twee uitzonderingen zijn geformuleerd, heeft de regelgever er tevens bewust voor gekozen om geen hardheidsclausule op te nemen op grond waarvan in voorkomende gevallen van de (op de) peildatum (bij verweerde bekende gegevens) kan worden afgeweken. Met de toeslagenaffaire in het achterhoofd, constateert de rechtbank dat de regelgever daarmee wederom tot een bestuurlijk-politieke keuze is gekomen die tot gevolg heeft dat zowel het uitvoeringsorgaan als de rechter in gevallen als de onderhavige, waarbij door de burger niet strategisch is gehandeld, met handen zijn gebonden en geen ruimte zien om in het individuele geval maatwerk toe te passen. Dit getuigt van een zeker wantrouwen van de regelgever richting de burger, uitvoeringsorganisaties en de rechtspraak.
11. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.