Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 3 september 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2021 waren betrokkene en haar advocaat aanwezig, maar de officier van justitie was afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van betrokkene, als gevolg van haar psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel en dat er geen vrijwillige alternatieven zijn voor de noodzakelijke zorg.
De advocaat van betrokkene heeft verzet aangetekend tegen de zorgmachtiging, stellende dat betrokkene wilsbekwaam is en dat haar wensen met betrekking tot verplichte zorg gerespecteerd moeten worden. De rechtbank heeft echter overwogen dat de wet bepaalt dat de machtiging kan worden verleend indien er sprake is van een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, en dat het verzet van betrokkene de rechtvaardiging voor de machtiging vormt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden te verlenen, met de mogelijkheid om de zorg te beperken tot ambulante zorg, zodat betrokkene tijdens de afbouw van haar medicatie kan worden gevolgd. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.C.A. de Groot en schriftelijk uitgewerkt op 13 oktober 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.