ECLI:NL:RBROT:2021:9990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/624881 / FA RK 21-6695
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot wilsbekwaam verzet

Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 3 september 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 september 2021 waren betrokkene en haar advocaat aanwezig, maar de officier van justitie was afwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van betrokkene, als gevolg van haar psychische stoornis, leidt tot ernstig nadeel en dat er geen vrijwillige alternatieven zijn voor de noodzakelijke zorg.

De advocaat van betrokkene heeft verzet aangetekend tegen de zorgmachtiging, stellende dat betrokkene wilsbekwaam is en dat haar wensen met betrekking tot verplichte zorg gerespecteerd moeten worden. De rechtbank heeft echter overwogen dat de wet bepaalt dat de machtiging kan worden verleend indien er sprake is van een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, en dat het verzet van betrokkene de rechtvaardiging voor de machtiging vormt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden te verlenen, met de mogelijkheid om de zorg te beperken tot ambulante zorg, zodat betrokkene tijdens de afbouw van haar medicatie kan worden gevolgd. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.C.A. de Groot en schriftelijk uitgewerkt op 13 oktober 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/624881 / FA RK 21-6695
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 21 september 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene], [geboorteplaats betrokkene],
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende te [verblijfplaats betrokkene],
advocaat mr. L.C. Baars te Schiedam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 3 september 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van 30 augustus 2021;
  • de zorgkaart;
  • het zorgplan van 13 augustus 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 september 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], verpleegkundige, en [naam 3], verpleegkundige, beiden verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op maatschappelijke teloorgang. Betrokkene is erg gelovig. In het verleden is gebleken dat zij tijdens een psychose overlast kan veroorzaken door ongevraagd voor anderen te prediken. Betrokkene was in die periode dakloos en verbleef in een nachtopvang. Momenteel gaat het goed met betrokkene. Zo heeft zij een eigen woning en werk. De behandelaar heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat van ernstig nadeel sprake is wanneer betrokkene (opnieuw) psychotisch decompenseert en ten gevolge hiervan haar baan en/of woning kwijtraakt. De advocaat van betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling primair afwijzing van het verzoek bepleit omdat het ernstig nadeel alleen ziet op betrokkene en -zo begrijpt de rechtbank- geen sprake is van wilsonbekwaamheid. De advocaat stelt dat dan naar de algemene uitgangspunten van de Wvggz (art. 2:1 lid 6 Wvggz) de wensen van betrokkene ten aanzien van de verplichte zorg gehonoreerd dienen te worden.
De rechtbank overweegt daarover als volgt. Art. 6:4 Wvggz bepaalt dat de machtiging kan worden verleend indien de rechter van oordeel is dat is voldaan aan de criteria van art. 3:3 Wvggz (kort gezegd: een psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, en geen vrijwilligheid of minder bezwarend alternatief) en de doelen van art. 3:4 Wvggz. In het ontbreken van vrijwilligheid – het verzet van betrokkene – ligt juist de rechtvaardiging voor het verlenen van de machtiging. De bepalingen van de wet met betrekking tot het honoreren van de wensen van betrokkene zien op het toepassen van verplichte zorg, niet op het verlenen van de machtiging. De rechtbank gaat dan ook aan dit verweer voorbij.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
De advocaat van betrokkene bepleit subsidiair dat enkel de vorm van zorg ‘het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen’ toegewezen dient te worden, zodat betrokkene haar medicatie onder toezicht kan staken. Betrokkene heeft op dit moment de laagst mogelijke dosering antipsychotica en de laatste decompensatie was ruime tijd geleden. De advocaat stelt dat betrokkene, nu het goed gaat met haar, niet voor altijd op grond van gedragingen van jaren geleden een zorgmachtiging toegewezen kan krijgen. Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard vrijwillig mee te willen werken aan de zorg. Ook de behandelaren van betrokkene hebben verklaard dat betrokkene erg vriendelijk en meewerkend is. Betrokkene heeft echter wel de wens om te stoppen met haar medicatie.
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier en het besprokene tijdens de mondelinge behandeling gebleken is dat er gedeeltelijk mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Voor betrokkene weegt zwaar dat zij nog steeds antipsychotica slikt ook al is dit in de laagst mogelijke dosis. Zekerheid over de gevolgen wanneer betrokkene de medicatie stopt, is er niet. Betrokkene wil onder toezicht van haar behandelaren met haar medicatie stoppen. Gelet op het tijdsverloop na haar decompensatie en de goede samenwerking met haar behandelaren gaat de rechtbank, ondanks de mogelijke risico’s mee in het subsidiaire verzoek van de advocaat. De verplichte zorg zal dan ook worden beperkt tot het verlenen van ambulante zorg, om betrokkene tijdens de afbouw van haar medicatie te kunnen volgen en zo nodig tijdig aanvullende verplichte zorg te verzoeken.
2.5.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd.
2.6.
Voor de toegewezen vormen van verplichte zorg zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Verder is de voorgestelde verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De advocaat heeft subsidiair toewijzing van de onderhavige vormen van zorg bepleit voor de duur van zes maanden. De rechtbank zal de zorgmachtiging verlenen voor de duur van twaalf maanden, om de kans op ernstig nadeel zo klein mogelijk te maken. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 21 september 2022.
Deze beschikking is op 21 september 2021 mondeling gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van C.M. Turfboer, griffier, en op 13 oktober 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.