ECLI:NL:RBROT:2022:10089

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
9657138 CV EXPL 22-2980
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekvonnis en afwijzing van vordering wegens verkeerde partij gedagvaard

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01]. [Eiser01] had [gedaagde01] gedagvaard, maar de kantonrechter oordeelde dat [eiser01] de verkeerde partij had aangeklaagd. De procedure begon met een dagvaarding op 24 november 2021, gevolgd door een verstekvonnis op 28 december 2021, waarin de eis van [eiser01] werd toegewezen. [Gedaagde01] ging in verzet tegen dit verstekvonnis, met als argument dat de dagvaarding nietig was omdat deze ten onrechte was ingediend bij de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, in plaats van bij de juiste locatie in Rotterdam.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 oktober 2022 werd het geschil verder besproken. De kantonrechter concludeerde dat er geen rechtsgeldige overeenkomst was tussen [gedaagde01] en [bedrijf02], de aannemer die de werkzaamheden aan het dak had uitgevoerd. De kantonrechter oordeelde dat de opdrachtgever van [bedrijf02] [bedrijf01] was, en niet [gedaagde01]. Dit leidde tot de conclusie dat [eiser01] de verkeerde partij had gedagvaard, waardoor de vordering van [eiser01] werd afgewezen en het verstekvonnis werd vernietigd.

De proceskosten werden toegewezen aan [gedaagde01], die in de procedure ongelijk kreeg. De kantonrechter stelde de proceskosten aan de kant van [gedaagde01] vast op € 1.065,62, terwijl de vordering in voorwaardelijke reconventie van [gedaagde01] ook werd afgewezen. De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van de juiste partij in civiele procedures en de noodzaak van een geldige overeenkomst tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9657138 CV EXPL 22-2980
datum uitspraak: 18 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01]handelend onder de naam
[handelsnaam01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gedaagde in verzet,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
die zelf procedeert.
tegen:
[gedaagde01] ,
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
eiseres in verzet en (voorwaardelijke) reconventie,
gemachtigde: mr. G.A.H. Wiekamp.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 november 2021, met bijlagen;
  • het verstekvonnis van deze rechtbank van 28 december 2021 met zaaknummer 9586571 CV EXPL 21-41189;
  • de verzetdagvaarding van 18 januari 2022, met bijlagen;
  • het vonnis waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord, met bijlagen;
  • nadere bijlagen van [gedaagde01] .
1.2.
Op 12 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met [eiser01] , [gedaagde01] en haar gemachtigde besproken. Tegelijkertijd is behandeld de zaak met zaaknummer 9629953 EXPL CV 22-915 tussen [naam01] h.o.d.n. [bedrijf01] als eiser en [bedrijf02] als gedaagde.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde01] heeft op 25 mei 2021 [bedrijf01] de opdracht gegeven tot de herbouw van haar woning gelegen aan de [adres01] te [plaats01] .
2.2.
De werkzaamheden voor vervanging van het dak van de woning zijn uitgevoerd door [bedrijf02] (hierna: [bedrijf02] ). [bedrijf01] heeft aan [bedrijf02] voor de werkzaamheden aan het dak een voorschot betaald van € 6.000,-.

3..Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan hem te betalen € 12.173,79 met rente over € 11.200,- vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [bedrijf02] heeft in opdracht van [gedaagde01] dakwerkzaamheden verricht aan het dak van de woning van [gedaagde01] . De werkzaamheden zijn tot op heden niet volledig betaald. [gedaagde01] moet aan [eiser01] in totaal betalen € 17.200,-. Omdat [gedaagde01] met betaling in verzuim is is zij wettelijke rente verschuldigd. De achterstallige rente berekend tot 24 november 2021 bedraagt € 86,79. Verder is [gedaagde01] buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd van € 887,-. In totaal is er voor de werkzaamheden een bedrag van € 6.000,- betaald. [gedaagde01] is daarom nog verschuldigd een bedrag van € 12.173,79. Op 27 september 2021 heeft [bedrijf02] door middel van cessie de vordering op [gedaagde01] overgedragen aan [eiser01] . [eiser01] heeft daarvan diezelfde dag mededeling gedaan aan [gedaagde01] .
3.3.
In het verstekvonnis is de eis van [eiser01] toegewezen.
3.4.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en concludeert tot vernietiging van het verstekvonnis met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten. [gedaagde01] voert - voor zover van belang - onder meer het volgende aan. De dagvaarding is nietig, omdat deze ten onrechte is aangebracht bij de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht in plaats van bij de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam. [gedaagde01] betwist dat zij opdrachtgever is geweest van [bedrijf02] , de opdracht aan [bedrijf02] is gegeven door [bedrijf01] die ook het voorschot heeft betaald. Tevens betwist [gedaagde01] dat een rechtsgeldige cessie tussen [bedrijf02] en [eiser01] heeft plaatsgevonden.
In (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
[eiseres01] eist samengevat:
  • voor recht te verklaren dat [bedrijf02] onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres01] danwel toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en daarom schadeplichtig is;
  • [verweerder01] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.955,33 met rente.
3.6.
Op de standpunten van partijen zal hierna - voor zover van belang - nader worden ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie
Nietigheid oorspronkelijke dagvaarding? Nee
4.1.
In de wetgeving en het zaakverdelingsreglement van de rechtbank Rotterdam is geen splitsing gemaakt tussen het werkgebied van de locaties Rotterdam en Dordrecht (m.u.v. pachtzaken). Er zijn slechts interne afspraken gemaakt, die zijn gepubliceerd op rechtspraak.nl. Beide locaties zijn in het volledige arrondissement van de rechtbank Rotterdam bevoegd. Er is daarom geen sprake van een nietige dagvaarding.
Cessie
4.2.
[gedaagde01] heeft de door [eiser01] gestelde cessie (overdracht) van de vordering van [bedrijf02] aan hem betwist. Bij brief van 27 september 2021 heeft [eiser01] van de cessie aan [gedaagde01] mededeling gedaan. Deze brief bevindt zich bij de stukken en daaruit blijkt dat de brief is verstuurd aan het adres [adres02] in [plaats02] . Dat is niet het adres van [gedaagde01] (maar van [bedrijf01] ) zodat niet zeker is of de brief [gedaagde01] toen heeft bereikt. Mededeling van de cessie ligt echter ook besloten in de dagvaarding waarmee [eiser01] de procedure is begonnen zodat aan de in artikel 3:94 BW voorgeschreven mededeling van de cessie op zich is voldaan. De akte van cessie (of een uittreksel daarvan) is niet overgelegd, maar [eiser01] heeft verklaard daar wel over te beschikken en de kantonrechter wil daar van uitgaan. Van betekenis voor de uitkomst van de procedure is dit echter niet want de kantonrechter zal, zoals uit dit vonnis verder zal volgen, het verstekvonnis vernietigen.
Wie is opdrachtgever van [bedrijf02] ?
4.3.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen [bedrijf02] en [gedaagde01] . [gedaagde01] zou aan [bedrijf02] de opdracht tot vervanging van het dak van de woning hebben gegeven. [gedaagde01] heeft gemotiveerd betwist dat er een overeenkomst tussen haar en [bedrijf02] tot stand is gekomen.
4.4.
Gelet op de betwisting door [gedaagde01] rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiser01] de bewijslast van zijn stelling dat er sprake is van een overeenkomst tussen [bedrijf02] en [gedaagde01] .
4.5.
[eiser01] verwijst allereerst naar de schriftelijke overeenkomst tussen [bedrijf02] en [gedaagde01] zoals door hem overgelegd als productie 2 bij dagvaarding. Daarin staan weliswaar op bladzijde 1 onder “
Ondergetekenden” de gegevens van [naam02] genoteerd, maar [naam01] h.o.d.n. [bedrijf01] heeft de overeenkomst getekend. De schriftelijke overeenkomst biedt aldus geen duidelijkheid over wie de contractspartij is.
4.6.
[eiser01] heeft verklaard dat de offerte voor de werkzaamheden is aangevraagd door [gedaagde01] via de website [website01] . Dit enkele feit betekent echter nog niet dat daarmee een overeenkomst tussen [bedrijf02] en [gedaagde01] tot stand is gekomen. [gedaagde01] heeft uitgelegd dat zij, omdat [naam01] onvoldoende Nederlands spreekt, de digitale offerteaanvraag heeft gedaan maar dat het de bedoeling was dat [naam01] ( [bedrijf01] ) als hoofdaannemer opdrachtgever van [bedrijf02] zou zijn. In dit verband is van belang dat [gedaagde01] tijdens de mondelinge behandeling onweersproken heeft gesteld dat zij - toen [naam03] van [bedrijf02] naar aanleiding van de offerteaanvraag contact met haar opnam - heeft aangegeven dat niet zij de opdrachtgever is maar [bedrijf01] . [gedaagde01] heeft vervolgens alle gegevens van [bedrijf01] aan [bedrijf02] verstrekt, waaronder het adres van [bedrijf01] aan de [adres02] in [plaats02] . De factuur voor de aanbetaling van € 6.000,- heeft [bedrijf02] op naam van [bedrijf01] aan de [straatnaam01] gesteld. Deze factuur is ook door [bedrijf01] betaald. Tot slot heeft [eiser01] niet betwist dat alle contacten over de werkzaamheden aan het dak steeds hebben plaatsgevonden tussen [bedrijf01] en [bedrijf02] en niet met [gedaagde01] .
4.7.
Uit de hierboven genoemde omstandigheden trekt de kantonrechter de conclusie dat niet [gedaagde01] maar [bedrijf01] als opdrachtgever van [bedrijf02] moet worden aangemerkt. De enkele omstandigheid dat [gedaagde01] de offerteaanvraag heeft gedaan, en de overeenkomst daardoor op haar naam is komen te staan, is onvoldoende om daar anders over te denken. Te meer nu de factuur voor de aanbetaling (het voorschot) op naam van [bedrijf01] op het adres van [bedrijf01] is gesteld en vervolgens ook door [bedrijf01] is betaald. Dit bevestigt de stelling van [gedaagde01] dat hierover tussen haar en [bedrijf02] ( [naam03] ) contact is geweest. Weliswaar heeft [eiser01] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het versturen van een factuur aan [bedrijf01] niet noodzakelijkerwijs betekent dat [bedrijf01] ook opdrachtgever is, een derde mag immers een schuld van een ander betalen, maar hij heeft niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat daarvan in dit geval sprake is.
4.8.
Dit betekent dat [eiser01] de verkeerde partij heeft gedagvaard en aan [gedaagde01] zal moeten terugbetalen wat hij op basis van het verstekvonnis heeft ontvangen of wat door of voor [gedaagde01] aan de executerende deurwaarder is betaald. De vordering van [eiser01] wordt afgewezen. Het verstekvonnis zal worden vernietigd.
Proceskosten in conventie
4.9.
[eiser01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] vast op € 133,12 aan dagvaardingskosten en € 932,50 aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 373 tarief). Dit is totaal € 1.065,62. Voor kosten die [gedaagde01] maakt na deze uitspraak moet [eiser01] ook een bedrag betalen van maximaal € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
in voorwaardelijke reconventie
Schade
4.1
[gedaagde01] heeft gesteld dat [bedrijf02] het dak op de woning onvakkundig heeft gelegd en dat er sprake is van gebreken. Dit is, zo begrijpt de kantonrechter [gedaagde01] , wanprestatie ten opzichte van [bedrijf01] en onrechtmatig tegenover haar als eigenaar van de woning. Op deze grond vordert [gedaagde01] € 2.955,33 aan schadevergoeding omdat zij de woning niet op het door haar voorgenomen tijdstip heeft kunnen verkopen en (langer) financieringslasten heeft gehad.
4.11.
Deze vordering kan [gedaagde01] echter niet in deze procedure instellen. Dit zou anders zijn wanneer [bedrijf02] de wederpartij van [gedaagde01] zou zijn, want dan zou [gedaagde01] de door haar gepretendeerde vordering tegenover de vordering van [bedrijf02] kunnen stellen, maar hierboven is juist geoordeeld dat er tussen [bedrijf02] en [gedaagde01] geen contractuele relatie is. Evenmin kan in deze procedure een oordeel over het werk van [bedrijf02] worden gevormd. Daarover wordt geprocedeerd tussen [bedrijf01] en [bedrijf02] (zie 1.2.). De vordering in (voorwaardelijke) reconventie is daarom niet toewijsbaar.
Proceskosten in reconventie
4.12.
[gedaagde01] krijgt in voorwaardelijke reconventie ongelijk. De proceskosten in reconventie zal de kantonrechter vaststellen op nihil omdat de conventie en reconventie gelijktijdig zijn behandeld en [eiser01] bovendien de procesvoering in eigen hand heeft gehouden en dus geen externe kosten heeft gemaakt.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het op 28 december 2021 tussen partijen gewezen verstekvonnis met zaaknummer 9586571 CV EXPL 21-41189;
en opnieuw rechtdoende:
in conventie
5.2.
wijst de vordering af;
5.3.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde01] tot aan de datum van dit vonnis vastgesteld op € 1.065,62;
in (voorwaardelijk) reconventie
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de kant van [eiser01] vastgesteld op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Langeler en in het openbaar uitgesproken.
47636