ECLI:NL:RBROT:2022:10093

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
C/10/644009 / KG ZA 22-745
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over geldvorderingen en opheffen beslag tussen twee besloten vennootschappen en een eenmanszaak

In deze zaak, die op 31 oktober 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben twee besloten vennootschappen (hierna: eiseressen) een kort geding aangespannen tegen een eenmanszaak (hierna: gedaagde) wegens onbetaalde facturen en het opheffen van conservatoire beslagen. De eiseressen, die zich bezighouden met de verkoop en installatie van verlichtingssystemen, hebben vorderingen ingesteld op basis van twee overeenkomsten die zij met de gedaagde hebben gesloten. De gedaagde, die een fitnesscentrum exploiteert, heeft de facturen van de eiseressen niet voldaan, ondanks herhaalde betalingsherinneringen.

De procedure begon met een dagvaarding op 19 september 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 oktober 2022. De eiseressen vorderden onder andere betaling van openstaande bedragen, wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en beslagkosten. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de eiseressen hun verplichtingen niet zijn nagekomen, waardoor zij gerechtigd was om haar betalingsverplichtingen op te schorten.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde de openstaande facturen niet had betwist en dat de vorderingen van de eiseressen voldoende aannemelijk waren. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseressen toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast werd het beslag dat door de eiseressen was gelegd, als rechtmatig beschouwd, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de beslagkosten. In reconventie werd een beslag opgeheven dat door de gedaagde was gelegd, omdat dit onrechtmatig was. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/644009 / KG ZA 22-745
Vonnis in kort geding van 31 oktober 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres 1],
gevestigd te [naam eiseres 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 2] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. A.C. Mahabiersing te Haarlem,
tegen
[naam gedaaagde]
tevens h.o.d.n.
[handelsnaam],
wonende en zaakdoende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R. Bravenboer te Oud-Beijerland.
Partijen worden hierna [naam eiseres 1] , [naam eiseres 2] en [naam gedaaagde] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 september 2022
  • producties 1 tot en met 31 van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2]
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 13
  • de mondelinge behandeling gehouden op 17 oktober 2022
  • de pleitnota van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2]
  • de pleitnota van [naam gedaaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De activiteiten van [naam eiseres 1] richten zich op de uitvoering van (door haar ontworpen) verlichtingsplannen voor particulieren en ondernemers. [naam eiseres 1] verzorgt daarbij de in- en verkoop van verlichtingssystemen. [naam] is (één van de) indirect aandeelhouder(s) en bestuurder(s) van [naam eiseres 1] .
2.2.
[naam eiseres 2] installeert bij particulieren en ondernemers maatwerk besturingssystemen (voor licht en geluid), thuisbioscopen en audiosystemen. [naam] is aandeelhouder en één van de bestuurders van [naam eiseres 2] .
2.3.
[naam gedaaagde] exploiteert in de vorm van een eenmanszaak onder (o.a.) de handelsnaam ‘ [handelsnaam] ’ een allround fitnesscentrum. Leden van het centrum kunnen hier terecht voor (medische) fitness, krachttraining, groepslessen, personal training, diëtiek en massagetherapie. [naam gedaaagde] is al geruime tijd werkzaam als personal trainer en actief als fitness-onderneemster.
2.4.
[naam gedaaagde] heeft de bedrijfsruimte van 1.600 m2 aan de [adres] , waarin het fitnesscentrum recent is gevestigd, voorafgaand aan de opening op
5 maart 2022 grondig laten verbouwen. In het kader van de aankleding en inrichting wenste [naam gedaaagde] in het fitnesscentrum verlichting op maat te laten installeren, voorzien van een aansturingssysteem. Daarvoor heeft [naam gedaaagde] Maretti Lighting in Almere, een bedrijf dat is gespecialiseerd in maatwerk projectverlichting, benaderd. Maretti heeft voor [naam gedaaagde] een lichtplan ontworpen. Voor de uitvoering en aansturing van het lichtplan heeft Maretti [naam gedaaagde] eind december 2021 in contact gebracht met [naam eiseres 1] , een dealer van Maretti, en [naam] , die via [naam eiseres 2] zorg kon dragen voor het aansturingssysteem.
2.5.
De contacten tussen [naam gedaaagde] en [naam] hebben ertoe geleid dat:
op 16 januari 2022 tussen [naam eiseres 1] en [naam gedaaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [naam eiseres 1] verplicht was om aan [naam gedaaagde] , tegen betaling, de bij Maretti bestelde verlichting op maat te leveren (hierna: Overeenkomst I);
[naam gedaaagde] de uit hoofde van Overeenkomst I verzonden slotfactuur van 4 maart 2022 met nummer 20222015 van € 11.410,30, inclusief btw, ondanks betalingsherinneringen, onbetaald heeft gelaten. De eerdere facturen ten belope van in totaal € 102.692,70 heeft [naam gedaaagde] aan [naam eiseres 1] voldaan;
[naam gedaaagde] de tussen [naam eiseres 1] en haar (o.a. tijdens een bespreking op 25 maart 2022) in het kader van de nakoming van Overeenkomst I overeengekomen betalingsafspraken niet is nagekomen;
op 16 januari 2022 tussen [naam eiseres 2] en [naam gedaaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan [naam eiseres 2] verplicht was aan [naam gedaaagde] , tegen betaling, een werkend aansturingssysteem (VBSYS Digital light controlesysteem en een KNX en Dali systeem) voor de verlichting op maat te leveren, installeren en programmeren (hierna: Overeenkomst II);
[naam eiseres 2] uit hoofde van Overeenkomst II aan [naam gedaaagde] twee facturen heeft verzonden:
  • een factuur van 3 maart 2022 met nummer 20222081 ten bedrage van € 29.859,22, inclusief btw;
  • een creditnota van 25 maart 2022 met nummer 20222113 van € 543,18, inclusief btw;
[naam gedaaagde] het saldo van gemelde factuur en creditnota van € 29.316,04, ondanks betalingsherinneringen, niet aan [naam eiseres 2] heeft voldaan;
[naam gedaaagde] de tussen [naam eiseres 2] en haar (o.a. tijdens een bespreking op 25 maart 2022) in het kader van de nakoming van Overeenkomst II overeengekomen betalingsafspraken niet is nagekomen.
2.6.
Op 11 augustus 2022 hebben [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2]G , na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, ten laste van [naam gedaaagde] conservatoire derdenbeslagen doen leggen onder de ABN AMRO Bank N.V. en de Ontvanger der directe belastingen. De beslagen zijn gelegd tot zekerheid van de vordering van [naam eiseres 1] van € 14.833,39 (inclusief rente en kosten) en de vordering van [naam eiseres 2] van € 38.111,00 (inclusief rente en kosten). De vorderingen van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] waarvoor de beslagen zijn gelegd zijn gegrond op de gestelde wanprestatie van [naam gedaaagde] onder de Overeenkomsten I en II. De beslagen hebben doel getroffen voor een bedrag van ruim € 20.000,00.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] vorderen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[naam gedaaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres 1] van een bedrag van € 11.410,30, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 7 maart 2022, althans vanaf 1 juli 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[naam gedaaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres 1] van een bedrag van € 889,10 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2022, althans vanaf 21 juni 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[naam gedaaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres 2] van een bedrag van € 29.316,04, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 11 maart 2022, althans vanaf 1 juli 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
[naam gedaaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres 2] van een bedrag van € 1.068,16 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2022, althans vanaf 21 juni 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
[naam gedaaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] van een bedrag van € 2.370,62 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2022, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, waarbij geldt dat als aan de één betaald is, [naam gedaaagde] bevrijd is van betaling aan de ander;
[naam gedaaagde] te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] van de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[naam gedaaagde] voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] , met veroordeling van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[naam eiseres 3] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat:
1. T &U te gebieden om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot opheffing van de op verzoek van [naam verweerster 1] gelegde conservatoire beslagen onder:
  • ABN AMRO Bank N.V.;
  • de Ontvanger der directe belastingen;
2. [naam verweerster 2] te gebieden om binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot opheffing van de op verzoek van [naam verweerster 2] gelegde conservatoire beslagen onder:
  • ABN AMRO Bank N.V.;
  • de Ontvanger der directe belastingen;
3. [naam verweerster 1] en [naam verweerster 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 145,00 aan schadevergoeding wegens kosten die ABN AMRO Bank N.V. tot en met september 2022 bij [naam eiseres 3] in rekening heeft gebracht in verband met de onterechte beslaglegging door [naam verweerster 1] en [naam verweerster 2] , te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met een bedrag van € 17,50 voor elke maand vanaf oktober 2022 dat de beslagen onder ABN AMRO Bank N.V. niet zijn opgeheven en ABN AMRO Bank N.V. deze kosten bij [naam eiseres 3] in rekening heeft gebracht, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen;
4. [naam verweerster 1] te gebieden om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis alsnog haar verplichtingen uit hoofde van de als productie 3 en productie 4 overgelegde offertes jegens [naam eiseres 3] correct en volledig na te komen en de gebreken zoals gedocumenteerd in productie 11 volledig te herstellen;
5. [naam verweerster 2] te gebieden om binnen veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis alsnog haar verplichtingen uit hoofde van de als productie 2 en productie 5 overgelegde offertes jegens [naam eiseres 3] correct en volledig na te komen en de gebreken zoals gedocumenteerd in productie 11 volledig te herstellen;
6. [naam verweerster 1] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.000,00 per keer dat zij geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft te voldoen aan de gevorderde veroordelingen onder l en 4 hiervoor, te vermeerderen met een bedrag van € 250,00 per dag dat de overtreding voortduurt, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
7. [naam verweerster 2] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 2.000,00 per keer dat zij geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft te voldoen aan de gevorderde veroordelingen onder 2 en 5 hiervoor, te vermeerderen met een bedrag van € 250,00 per dag dat de overtreding voortduurt, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag.
8. [naam verweerster 1] en [naam verweerster 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de advocaat van [naam eiseres 3] , te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de kosten van het geding indien voldoening van de proceskosten niet binnen de voornoemde tennijn plaatsvindt;
9. [naam verweerster 1] en [naam verweerster 2] hoofdelijk te veroordelen in de nakosten conform het liquidatietarief, te vermeerderen met de betekeningskosten en de wettelijke rente over de totale nakosten indien [naam verweerster 1] en [naam verweerster 2] niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis vrijwillig aan de inhoud hiervan hebben voldaan.
4.2.
[naam verweerster 1] en [naam verweerster 2] voeren verweer. Zij concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [naam eiseres 3] .
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
In dit kort geding stellen [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] ieder een zelfstandige geldvordering op [naam gedaaagde] te hebben. Die vorderingen worden hierna per afzonderlijke rechtsverhouding behandeld.
5.2.
Voordat tot inhoudelijke beoordeling van de vorderingen wordt overgegaan, is aan de orde het betoog van [naam gedaaagde] waaruit blijkt dat zij vindt dat de onderhavige zaak ongeschikt is om in kort geding te worden behandeld. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt niet. Zowel vanuit feitelijk als juridisch oogpunt is het geschil niet dusdanig ingewikkeld en omvangrijk dat beslechting daarvan in kort geding niet mogelijk is. Dit geldt ook nu een in de optiek van [naam gedaaagde] noodzakelijk te verrichten onderzoek naar de feiten niet binnen de reikwijdte van deze procedure valt.
[naam eiseres 1] - [naam gedaaagde] : geldvordering en wettelijke handelsrente
5.3.
Vaststaat dat [naam gedaaagde] de slotfactuur van 4 maart 2022 van € 11.410,30 onbetaald heeft gelaten. [naam gedaaagde] heeft de grondslag en de omvang van die uit hoofde van Overeenkomst I verzonden factuur van [naam eiseres 1] niet betwist. [naam gedaaagde] ontkent ook niet dat zij in het kader van de uitvoering van Overeenkomst I aan [naam eiseres 1] (enkel nog) het gevorderde factuurbedrag is verschuldigd.
5.4.
[naam gedaaagde] verweert zich in verhouding tot [naam eiseres 1] met de stelling dat [naam eiseres 1] haar leveringsverplichting niet volledig, tijdig of juist is nagekomen. Op grond daarvan verkeert [naam eiseres 1] in schuldeisersverzuim en is [naam gedaaagde] gerechtigd haar betalingsverplichtingen jegens [naam eiseres 1] op te schorten (artikel 6:262 lid 1 BW [1] ), aldus [naam gedaaagde] .
Van belang voor het antwoord op de vraag of aan [naam gedaaagde] jegens [naam eiseres 1] een beroep op een opschortingsrecht toekomt is het volgende. Als al aannemelijk is dat [naam gedaaagde] bij [naam eiseres 1] (voldoende tijdig) heeft geklaagd, heeft zij niet, althans ter zitting te beperkt, met stukken onderbouwd concreet gemaakt waaruit de tekortkomingen van [naam eiseres 1] uit hoofde van Overeenkomst I precies bestaan. De in dit verband door [naam gedaaagde] als productie 11 overgelegde foto’s dragen niet bij aan het noodzakelijk te verkrijgen inzicht daarover, nu daarbij een op papier aangeleverde klip en klare toelichting ontbreekt. [naam eiseres 1] heeft ook uitdrukkelijk betwist dat sprake is van tekortkomingen in de vorm van ontijdige en onvolledige levering(en). Volgens [naam eiseres 1] heeft zij op 24 februari 2022, ruim voor de opening van het fitnesscentrum op 5 maart 2022, alle bij Maretti bestelde verlichting aan [naam gedaaagde] geleverd. Het verweer van [naam gedaaagde] jegens [naam eiseres 1] houdt onder die omstandigheden geen stand en haar beroep op opschorting faalt.
Het lijkt er op grond van de producties ook meer op dat de klachten van [naam gedaaagde] niet zo zeer de nakoming van de verplichtingen van [naam eiseres 1] uit hoofde van Overeenkomst I betreffen, maar die van [naam eiseres 2] uit hoofde van Overeenkomst II. Daarover wordt hierna afzonderlijk overwogen.
5.5.
Het gefactureerde bedrag is opeisbaar. De discussie tussen partijen over de betalingstermijn doet aan de opeisbare status niet af. Immers, of nu een betalingstermijn van 30 dagen na factuurdatum wordt aangehouden (standpunt [naam gedaaagde] ) of een termijn van drie dagen (standpunt [naam eiseres 1] ), betaling heeft nog steeds niet plaatsgevonden. De factuur staat zonder juridische rechtvaardiging open en [naam gedaaagde] heeft ook geen begin gemaakt met betaling in het kader van de met [naam] afgesproken betalingsregeling.
5.6.
Dit alles leidt ertoe dat [naam gedaaagde] de openstaande slotfactuur van 4 maart 2022 gewoon moet voldoen. De geldvordering is voldoende hard en daarmee spoedeisend. Een mogelijk restitutierisico aan de zijde van [naam eiseres 1] is niet gesteld of gebleken. De vordering van [naam eiseres 1] tot betaling van het bedrag van € 11.410,30 wordt dus toegewezen.
[naam eiseres 1] heeft, op de voet van artikel 6:119a BW, vergoeding gevorderd van wettelijke handelsrente over de hoofdsom. Gelet op de tussen partijen bestaande discussie over de betalingstermijn, wijst de voorzieningenrechter die vordering toe vanaf het moment van dagvaarding.
[naam eiseres 2] - [naam gedaaagde] : geldvordering en wettelijke handelsrente
5.7.
[naam eiseres 2] heeft één factuur van € 29.859,22 aan [naam gedaaagde] gestuurd voor alle door haar verrichte werkzaamheden uit hoofde van Overeenkomst II. Op 25 maart 2022 heeft een bespreking tussen [naam] en [naam gedaaagde] plaatsgevonden, naar aanleiding waarvan een creditnota van € 543,18 is verzonden. [naam gedaaagde] heeft vervolgens het saldo van die facturen van € 29.316,04 onbetaald gelaten. Net als in de verhouding tot [naam eiseres 1] , heeft [naam gedaaagde] ook ten aanzien van [naam eiseres 2] de grondslag en de omvang van het saldo van de uit hoofde van Overeenkomst II gefactureerde bedragen niet betwist. [naam gedaaagde] ontkent evenmin dat zij in het kader van de uitvoering van Overeenkomst II aan [naam eiseres 2] dat bedrag is verschuldigd. [naam gedaaagde] doet ook in deze verhouding een beroep op een opschortingsrecht.
5.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [naam gedaaagde] een begin van bewijs gemaakt van haar stelling dat [naam eiseres 2] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder Overeenkomst II. Hoewel ook hier geldt dat productie 11 als een onvoldoende concrete onderbouwing van deze stelling is aan te merken, heeft [naam gedaaagde] in dit verband ook verwezen naar (o.a.) de als producties 9 en 10 door haar overlegde whatsapp- correspondentie met [naam] . Daaruit blijkt dat [naam gedaaagde] zich er herhaaldelijk over heeft beklaagd dat het aansturingssysteem voor de verlichting niet (goed) werkt, wat essentieel lijkt voor de bedrijfsvoering van het fitnesscentrum. [naam gedaaagde] heeft die klacht, zoals blijkt uit genoemde producties, voor het eerst geuit op 6 maart 2022. O.a. naar aanleiding daarvan heeft op 25 maart 2022 overleg tussen [naam gedaaagde] en [naam] plaatsgevonden en is een creditnota uitgebracht. Op grond van de uitkomst van dat overleg en het verhandelde ter zitting lijkt tussen partijen ook niet in geschil dat in het kader van Overeenkomst II nog werkzaamheden moeten plaatsvinden (door [naam eiseres 2] aangeduid als: het “finetunen” van het domotica besturingssysteem). Wat de inhoud en omvang van die werkzaamheden precies behelst, is voor de voorzieningenrechter onvoldoende inzichtelijk. Hoe dan ook, aannemelijk is in elk geval wel dat [naam eiseres 2] niet volledig aan haar verplichtingen voortvloeiende uit de Overeenkomst II heeft voldaan. Het lag als eerste op de weg van [naam eiseres 2] om te presteren en een werkend aansturingssystemen voor de verlichting op te leveren. Pas recent heeft [naam eiseres 2] de blote stelling opgeworpen dat zij niet volledig heeft kunnen presteren, omdat de verhuurder en de elektricien van [naam gedaaagde] niet eerst presteerden. Dit is niet aannemelijk. [naam eiseres 2] heeft die stelling niet met stukken onderbouwd, terwijl [naam gedaaagde] deze heeft betwist. [naam gedaaagde] heeft dus gerechtvaardigd een beroep op een opschortingsrecht mogen doen. Het bedrag dat als gevolg van de opschorting in redelijkheid nog niet opeisbaar wordt geacht, bepaalt de voorzieningenrechter op € 15.000,00.
Het resterende bedrag van € 14.316,04 is, op dezelfde grond als hiervoor ten aanzien van [naam eiseres 1] is overwogen, wel opeisbaar. Aangenomen wordt dat [naam eiseres 2] Overeenkomst II voor dit bedrag naar behoren heeft uitgevoerd. Sprake is dan van een voldoende harde en daarmee spoedeisende geldvordering die kan worden toegewezen. Dat sprake is van een restitutierisico aan de zijde van [naam eiseres 2] is gesteld noch gebleken.
[naam eiseres 2] heeft, op de voet van artikel 6:119a BW, vergoeding gevorderd van wettelijke handelsrente over de toegewezen hoofdsom. Gelet op de tussen partijen bestaande discussie over de betalingstermijn, wijst de voorzieningenrechter die vordering toe vanaf het moment van dagvaarding.
Buitengerechtelijke kosten
5.9.
[naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] maken aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De voorzieningenrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Verder is het volgende van belang. [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] hebben in dit kort geding ieder afzonderlijk van [naam gedaaagde] betaling van een geldvordering gevorderd. Hiervoor in het vonnis zijn die geldvorderingen inhoudelijk verschillend beoordeeld, wat aan het navolgende niet afdoet. [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] hebben in het voortraject en ook in dit kort geding gezamenlijk gebruik gemaakt van de diensten van één advocaat die in de zaak één dossier hanteert. Feitelijk is de schuldverhouding tussen partijen te herleiden tot één indirecte schuldeiser, [naam] . Onder die omstandigheden had aanmaning feitelijk ook tegelijk en ineens kunnen plaatsvinden. Op grond van (analoge toepassing van) artikel 6:96 lid 7 tweede zin BW dienen de toegewezen hoofdsommen van de geldvorderingen van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] voor de vaststelling van de hoogte van het tarief bij elkaar te worden opgeteld (tot € 25.726,34).
Dit betekent dat een bedrag van € 1.032,26 aan BIK wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf het moment van dagvaarding.
Beslagkosten
5.10.
[naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] vorderen [naam gedaaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Uit de beoordeling in reconventie volgt dat het door [naam eiseres 2] ten laste van [naam gedaaagde] onder de ABN AMRO Bank N.V. gelegde beslag onrechtmatig is. Dit beslag wordt in reconventie opgeheven. Gelet hierop worden de beslagkosten begroot op 75% x € 1.630,80 = € 1.223,10 voor verschotten en € 508,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 508). De over de beslagkosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen met ingang van de dag van betekening van dit vonnis.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
Opheffing van een beslag kan onder meer, maar niet uitsluitend, plaatsvinden als een van de in artikel 705 lid 2 Rv genoemde gronden aanwezig is en een belangenafweging niet tot een ander oordeel leidt, en op grond van een, zelfstandige, belangenafweging.
Uit de beoordeling in conventie vloeit voort dat de op verzoek van [naam verweerster 2] ten laste van [naam eiseres 3] gelegde beslagen deels onrechtmatig gelegd zijn. Immers, [naam eiseres 3] mocht haar betalingsverplichtingen vanwege tekortkomingen van [naam verweerster 2] in de nakoming van Overeenkomst II gedeeltelijk opschorten. Aangenomen wordt dat het onder de ABN AMRO Bank N.V. gelegde beslag voor (de bedrijfsvoering van) [naam eiseres 3] het meest belastend is. Dat beslag wordt daarom opgeheven. Anders dan gevorderd gaat de voorzieningenrechter daartoe zelf over. Bij de gevorderde dwangsom heeft [naam verweerster 2] dan geen belang.
6.2.
[naam eiseres 3] heeft een bedrag aan schadevergoeding gevorderd wegens kosten die de ABN AMRO Bank N.V. bij haar in rekening heeft gebracht als gevolg van de conservatoire beslaglegging. Die kosten zijn niet aannemelijk. [naam eiseres 3] heeft deze kosten niet onderbouwd met stukken, terwijl [naam verweerster 1] en [naam verweerster 2] het bestaan en de omvang van deze kosten betwisten. De vordering onder 4.1 sub 3 wordt afgewezen.
6.3.
De op straffe van een dwangsom ingestelde nakomingsvorderingen onder 4.1 sub 4 en 5 worden eveneens afgewezen.
  • Uit de beoordeling van de vordering in conventie vloeit immers voort dat voorshands aannemelijk is dat [naam verweerster 1] aan haar verplichtingen onder Overeenkomst I heeft voldaan. Het belang van [naam eiseres 3] bij deze vordering is daarmee komen te ontbreken.
  • [naam verweerster 2] dient haar verplichtingen onder Overeenkomst II (gedeeltelijk) nog wel na te komen. De bestaande onduidelijkheid over de inhoud en omvang van haar nakomingsverplichtingen en het onbepaalde karakter van de vordering onder sub 5 staan evenwel in de weg aan toewijzing op straffe van een dwangsom. Een deurwaarder kan een vonnis waarin een vordering tot nakoming wordt toegewezen op de door [naam verweerster 2] geformuleerde wijze niet ten uitvoer leggen. De vordering bevat immers geen concrete uitwerking – anders geformuleerd: geen specificatie van te verrichten werkzaamheden en/of te herstellen gebreken – van de blijkbaar gewenste wijze van (uitvoering van de gevorderde) nakoming. Dit leidt ongetwijfeld tot executiegeschillen. Het is bovendien niet aan de voorzieningenrechter, of de deurwaarder, om deze vordering in het kader van de (eventuele) tenuitvoerlegging in te vullen.

7..Verder in conventie en in reconventie

Proces- en nakosten

7.1.
Aangezien elk van partijen over en weer als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, worden de proceskosten gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
7.2.
Nu de proceskosten worden gecompenseerd bestaat geen aanspraak op vergoeding van nakosten en de wettelijke rente daarover. Ook overigens volgt uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853, onder nummer 2.3) af dat in een daartoe strekkend vonnis hierover geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen.

8..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
8.1.
veroordeelt [naam gedaaagde] om aan [naam eiseres 1] te betalen een bedrag van € 11.410,30 (elfduizendvierhonderdtien euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
8.2.
veroordeelt [naam gedaaagde] om aan [naam eiseres 2] te betalen een bedrag van € 14.316,04 (veertienduizenddriehonderdzestien euro en vier eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
8.3.
veroordeelt [naam gedaaagde] om aan [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] te betalen een bedrag van € 1.032,26 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 19 september 2022 tot de dag van volledige betaling,
8.4.
veroordeelt [naam gedaaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.731,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de dag van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, waarbij geldt dat als aan één van [naam eiseres 1] en [naam eiseres 2] is betaald, [naam gedaaagde] is bevrijd van betaling aan de ander,
8.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.8.
heft op het op 11 augustus 2022 op verzoek van [naam verweerster 2] ten laste van [naam eiseres 3] onder de ABN AMRO Bank N.V. gelegde conservatoir beslag,
8.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.10.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
8.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2022.1734/2009

Voetnoten

1.Volgens artikel 6:262 lid 1 BW is, indien een der partijen haar verbintenis niet nakomt, de wederpartij bevoegd de nakoming van haar daartegenover staande verplichtingen op te schorten. Uit lid 2 volgt dat ingeval van gedeeltelijke of niet behoorlijke nakoming, opschorting slechts is toegelaten voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt.