ECLI:NL:RBROT:2022:10113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
9564857 CV EXPL 21-39335
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en betaling van materiaalkosten in het kader van een aannemingsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 11 november 2022, is een vordering aanhangig gemaakt door [eiser01] tegen [gedaagden], voormalige vennoten van een ontbonden vennootschap onder firma. De vordering betreft een schadevergoeding van € 25.000,- wegens tekortkomingen in de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door [gedaagden] uitgevoerde werkzaamheden niet deugden en heeft een deskundige benoemd om de kwaliteit van het werk te beoordelen. Tijdens een descente op 11 oktober 2022 is vastgesteld dat een groot deel van de werkzaamheden niet goed is uitgevoerd, wat heeft geleid tot een schikking tussen partijen over een schadevergoeding van € 7.000,-. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2021.

In reconventie hebben [gedaagden] een vordering ingesteld tegen [eiseressen] voor betaling van gewerkte uren en materiaalkosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseressen] 329,5 uur heeft gewerkt en dat [verweerder01] een bedrag van € 3.782,50 exclusief btw aan [eiseressen] moet betalen. Daarnaast zijn materiaalkosten van € 1.610,69 toegewezen, terwijl de vordering voor leveringskosten van € 200,- is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagden]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9564857 CV EXPL 21-39335
datum uitspraak: 11 november 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. H.E.C. Heijkoop-Otterman,
tegen

1..[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats02] ; en
2.
[gedaagde02] ,
wonende te [woonplaats03] , Oekraïne,
voormalige vennoten van de ontbonden/opgeheven vennootschap onder firma
[gedaagde03] VOF,
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
gemachtigde: mr. B.K.A. van Rijsbergen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagden] ’ genoemd.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit het tussenvonnis van 24 juni 2020 en de daarin genoemde processtukken. In het vonnis is een descente gelast en is [naam01] als deskundige benoemd om de vraag te beantwoorden of het door [gedaagden] uitgevoerde werk deugdelijk is uitgevoerd en zo niet wat de kosten zijn om de werkzaamheden alsnog deugdelijk te laten uitvoeren.
1.2.
Op 11 oktober 2022 heeft de kantonrechter de door [gedaagden] verrichte werkzaamheden in de woning van [eiser01] aan de [adres01] te [plaats01] opgenomen en bezichtigd. Bij de descente waren verder aanwezig [eiser01] , mr. H.E.C. Heijkoop-Otterman, [gedaagde02] , mr. B.K.A. van Rijsbergen, [naam01] (deskundige) en de griffier. Partijen hebben tijdens de descente voor wat betreft de vordering in conventie een afspraak gemaakt.

2..De feiten

2.1.
[eiseres01] en [gedaagde02] zijn voormalig vennoten van de inmiddels ontbonden vennootschap onder firma [gedaagde03] . De vof was actief als bouwbedrijf, aannemer en interieuradviseur. De vof is met ingang van 31 december 2020 opgeheven.
2.2.
[eiser01] is eigenaar van de woning te ( [postcode01] ) [plaats01] aan de [adres01] .
2.3.
[eiser01] en [gedaagden] hebben in augustus 2019 een aannemingsovereenkomst gesloten op regiebasis. Partijen zijn een uurtarief van € 25,- exclusief btw overeengekomen. De door [gedaagden] in te kopen materialen zouden op vertoon van een factuur (zonder marge) worden doorbrekend aan [eiser01] .
2.4.
In september 2019 is [gedaagden] aangevangen met de uitvoering van de werkzaamheden. Eind oktober 2019 ontstaat er tussen partijen discussie over de door [gedaagden] opgestelde urenstaten, waarna [gedaagden] stopt met haar werkzaamheden. Deze zijn op dat moment nog niet afgerond.

3..Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser01] eist samengevat:
  • [gedaagden] te veroordelen aan hem te betalen € 25.000,- met rente;
  • [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiser01] baseert de eis op het volgende. [gedaagden] is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst. De door [gedaagden] uitgevoerde werkzaamheden beantwoorden niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. [eiser01] heeft [gedaagden] in de gelegenheid gesteld de door hem geconstateerde gebreken te herstellen. [gedaagden] bleek daartoe niet bereid. [eiser01] heeft [gedaagden] schriftelijk medegedeeld dat hij aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding van € 25.000,- (artikel 6:87 BW).
3.3.
[gedaagden] is het niet eens met de eis en voert verweer.
in reconventie
3.4.
[eiseressen] eist samengevat:
  • [verweerder01] te veroordelen aan haar te betalen € 5.557,19, te vermeerderen met btw en met rente;
  • [verweerder01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
[eiseressen] baseert de eis op het volgende. [eiseressen] heeft in totaal 329,5 uren voor [verweerder01] gewerkt. [verweerder01] is een uurtarief verschuldigd van € 25,- exclusief btw. In totaal moet [verweerder01] voor door [eiseressen] gewerkte uren € 8.273,50 exclusief btw betalen. [verweerder01] is aan materiaalkosten verschuldigd € 1.610,69 en aan leveringskosten voor materialen € 200,-. [verweerder01] heeft aan [eiseressen] betaald € 4.491,-. [verweerder01] moet aan [eiseres01] nog betalen € 5.557,19 exclusief btw.
3.6.
[verweerder01] is het niet eens met de eis en voert verweer. Op het verweer zal hierna - voor zover van belang - worden ingegaan.

4..De beoordeling

in conventie
4.1.
[gedaagden] heeft werkzaamheden uitgevoerd in de woning van [eiser01] . [eiser01] stelt dat deze werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. Tijdens de descente is door de deskundige vastgesteld dat een groot deel van de door [gedaagden] verrichte werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. Partijen hebben vervolgens overeenstemming bereikt over het door [gedaagden] aan [eiser01] uit te keren schadebedrag. Zij hebben de schade vastgesteld op een bedrag van € 7.000,-. Partijen hebben de kantonrechter verzocht om te bepalen dat [gedaagden] aan [eiser01] in conventie een bedrag van € 7.000,- moet betalen aan vervangende schadevergoeding. De eis wordt daarom tot dit bedrag toegewezen. De rente over dat bedrag wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiser01] volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagden] deze stellingen niet heeft betwist.
4.2.
[eiser01] benoemt in het lichaam van de dagvaarding dat hij aanspraak maakt op een vergoeding voor de kosten van de door hem ingeschakelde deskundige en de buitengerechtelijke incassokosten. Hij heeft zijn eis vervolgens beperkt tot € 25.000,- zonder aan te geven waar dit bedrag op ziet. [eiser01] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat dit bedrag enkel ziet op de vervangende schadevergoeding en dat hij afstand doet van het meerdere.
4.3.
[gedaagden] zal in de proceskosten worden veroordeeld, omdat tijdens het deskundigenonderzoek is gebleken dat zij een groot deel van de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 85,- aan griffierecht, € 933,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 311,-) en € 1.142,- voor het deskundigenonderzoek. Aangezien [eiser01] op basis van een toevoeging procedeert en de kosten van het deskundigenonderzoek om die reden in debet zijn gesteld, dient [gedaagden] de kosten van het deskundigenonderzoek van € 1.142,- inclusief btw aan de rechtbank te voldoen. Het griffierecht en salaris voor de gemachtigde dient [gedaagden] rechtstreeks te betalen aan de gemachtigde van [eiser01] . Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagden] ook een bedrag betalen van maximaal € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
in reconventie
4.4.
[verweerder01] voert aan dat [eiseressen] geen vorderingsrecht heeft, omdat de vennootschap is ontbonden. De enkele omstandigheid dat de VOF is ontbonden staat echter niet in de weg aan de ontvankelijkheid van [eiseressen] [eiseres01] en [eiseres02] zijn als voormalige vennoten deelgenoot in de ontbonden gemeenschap van de VOF. Artikel 3:189 lid 2 BW bepaalt dat voor de ontbonden gemeenschap van een VOF - onder meer - de eerste afdeling van boek 3, titel 7 BW van toepassing is. Die afdeling bevat artikel 3:171 BW, waarin is bepaald dat iedere deelgenoot bevoegd is tot het instellen van rechtsvorderingen ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de - in dit geval ontbonden - gemeenschap, tenzij een regeling anders bepaalt. Gesteld noch gebleken is dat een andersluidende regeling bestaat. [eiseressen] is daarom bevoegd de vordering in te stellen.
aantal gewerkte uren
4.5.
[eiseressen] stelt dat zij in totaal 329,5 uur heeft gewerkt voor [verweerder01] . De uren heeft [eiseressen] gespecificeerd in een Excellijst waarop de dagen staan vermeld waarop is gewerkt, de personen die hebben gewerkt en per persoon het aantal uur dat er per dag gewerkt is. Hierop is ook te zien dat er in totaal 86 uur door [verweerder01] niet is geaccepteerd. Deze zijn vervolgens niet in het totaal opgenomen. [verweerder01] heeft dit urenoverzicht in algemene zin betwist, maar heeft nagelaten precies aan te geven waarom het volgens hem niet klopt. Gelet op de gedetailleerde specificatie had verwacht mogen dat [verweerder01] zou hebben aangegeven welke uren van welke werknemer op welke dag onterecht in rekening zijn gebracht. Door het te laten bij een algemene betwisting, heeft hij heeft zijn verweer onvoldoende gemotiveerd. Dat betekent dat wordt vastgesteld dat door [eiseressen] 329,5 uur is gewerkt. Het tussen partijen overeengekomen uurtarief bedraagt € 25,- exclusief btw. [verweerder01] is een bedrag van € 8.273,50 exclusief btw (329,5 x € 25,-) verschuldigd. [verweerder01] heeft al betaald € 4.491,-. Dit betekent dat [verweerder01] aan werkzaamheden nog moet betalen € 3.782,50 exclusief btw. De kantonrechter wijst dit bedrag toe. De rente over dat bedrag wordt eveneens toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiseressen] volgt dat deze moet worden betaald en [verweerder01] deze stellingen niet heeft betwist.
materiaalkosten en leveringskosten
4.6.
[eiseressen] stelt dat [verweerder01] € 1.610,69 aan materiaalkosten is verschuldigd. Van het ingekochte materiaal heeft zij facturen overgelegd. [verweerder01] betwist de gemaakte materiaalkosten, maar laat na concreet aan te geven waarom de kosten volgens hem niet juist zijn. Verder stelt [verweerder01] zich op het standpunt dat hij deze kosten (mogelijk) al betaald heeft. Dit is een bevrijdend verweer. De bewijslast rust op [verweerder01] . [verweerder01] verwijst naar een overzicht zoals door hem overgelegd als productie 10. Dit overzicht wordt door [eiseressen] betwist. Uit dit overzicht kan de kantonrechter niet afleiden dat [verweerder01] de door [eiseressen] gevorderde materiaalkosten reeds aan [eiseressen] heeft betaald. Het voorgaande betekent dat de gevorderde materiaalkosten ad € 1.610,69 worden toegewezen. De rente over dat bedrag wordt eveneens toegewezen, omdat uit de stellingen van [eiseressen] volgt dat deze moet worden betaald en [verweerder01] deze stellingen niet heeft betwist.
4.7.
De leveringskosten voor het materiaal van € 200,- worden door [verweerder01] betwist. [eiseressen] heeft niet toegelicht waaruit blijkt dat deze kosten door haar zijn gemaakt. [eiseressen] heeft haar stelling onvoldoende onderbouwd. De door haar gevorderde kosten voor levering van het materiaal ad € 200,- worden afgewezen.
proceskosten
4.8.
[verweerder01] krijgt grotendeels ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseressen] vast op € 622,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 311,-). Voor kosten die [eiseressen] maakt na deze uitspraak moet [verweerder01] ook een bedrag betalen van maximaal € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
in conventie en in reconventie
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser01] te betalen € 7.000,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 10 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser01] vastgesteld op € 85,- aan griffierecht en € 933,- aan salaris voor de gemachtigde, welke bedragen rechtstreeks aan de gemachtigde van [eiser01] dienen te worden voldaan en € 1.142,- aan kosten voor het deskundigenonderzoek, welk bedrag betaald moet worden aan de griffier nadat [gedaagden] hiervoor een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de rechtspraak (LDCR) heeft gekregen;
in reconventie
5.3.
veroordeelt [verweerder01] om aan [eiseressen] te betalen € 3.782,50 te vermeerderen met btw en de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [verweerder01] om aan [eiseressen] te betalen € 1.610,69, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [verweerder01] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagden] tot vandaag vastgesteld op € 622,-;
in conventie en in reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
47636