ECLI:NL:RBROT:2022:10169

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
10/106044-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door minderjarige verdachte met psychische problemen

Op 24 november 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006, die op 16 april 2022 in Vlaardingen een 21-jarige vrouw met een mes in de rug heeft gestoken. De verdachte heeft het feit bekend, maar is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard vanwege psychische problemen, waaronder ADHD en een ernstige depressieve stoornis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en begeleiding vanuit de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte moet betalen voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de impact van het delict op het slachtoffer en de samenleving zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is als first offender aangemerkt en er zijn diverse beschermende factoren aanwezig, zoals de betrokkenheid van de ouders en de bereidheid om mee te werken aan hulpverlening. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden opgesteld om de kans op herhaling te verkleinen en de verdachte te ondersteunen in zijn behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/106044-22
Datum uitspraak: 24 november 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. N. El Farougui, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 11 november 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan begeleiding en toezicht vanuit de jeugdreclassering, meewerkt aan de behandeling vanuit Ancoz of een soortgelijke instelling en daarna met de behandeling vanuit de forensische GGZ, meewerkt aan het onderwijsprogramma en de begeleiding vanuit Chapter Next, en een contactverbod heeft met het slachtoffer en de scouting;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 16 april 2022 is de verdachte ’s avonds laat een rondje gaan fietsen. Onderweg kwam hij een voor hem onbekende 21-jarige vrouw tegen op de fiets. De verdachte is toen omgedraaid en achter haar aan gefietst. Hij heeft zijn snelheid verhoogd en heeft, om redenen die tot op de dag van vandaag helaas niet duidelijk zijn geworden, onverhoeds een mes in de rug van deze vrouw gestoken. Vervolgens is de verdachte weggefietst. De verdachte heeft bekend de vrouw met een mes in haar rug te hebben gestoken. Het staat dan ook vast dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 april 2022 te Vlaardingen
ter uitvoering van het voornemen om
[het slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven,
- achter die [slachtoffer01] is aan gefietst en
- op zijn fiets snelheid heeft vermeerderd in de richting van die [slachtoffer01] en
- onverhoeds een mes, heeft gestoken in
de rug, van die [slachtoffer01] , terwijl hij, verdachte, naast
die [slachtoffer01] fietst endie [slachtoffer01] inhaalt op de fiets,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
Vast staat dat de verdachte, die kampte met psychische problemen, op 16 april 2022 ’s avonds laat op straat was om een rondje te fietsen. Toen hij het 21-jarige slachtoffer zag is hij om onbekend gebleven redenen omgekeerd, heeft hij haar korte tijd achtervolgd en uiteindelijk met een mes in haar rug gestoken. Daarna is hij gevlucht. Zodra het slachtoffer doorhad dat zij was gestoken, is zij afgestapt van haar fiets en hebben omstanders haar bijgestaan. Zij heeft ook haar vriend gebeld, die enige minuten later ter plaatse was. Op dat moment stak het mes nog in de rug van het slachtoffer.
De fysieke gevolgen voor het slachtoffer zijn gelukkig relatief beperkt gebleven. Gelet op de plaats van de steekwond had de schade namelijk veel groter kunnen zijn. De psychische gevolgen zijn wel enorm groot, zoals ook blijkt uit de verklaring die het slachtoffer ter zitting heeft afgelegd. Daaruit komt onder meer naar voren dat haar gevoel van veiligheid door dit delict is verdwenen en zij daardoor sindsdien niet meer alleen de deur uit is geweest. Ook in de toekomst zal het slachtoffer hier nog lang last van hebben. Daar komt bij dat het slachtoffer met de vraag blijft zitten waarom de verdachte juist haar heeft uitgekozen.
De impact van dit delict is ook voor de naasten van het slachtoffer groot geweest, in het bijzonder voor de vriend van het slachtoffer die snel ter plaatse was. Hij heeft gezien hoe een mes uit de rug van zijn vriendin stak en heeft urenlang gevreesd voor haar leven.
Daarnaast weegt de rechtbank ook mee dat dit feit voor veel beroering in de samenleving heeft gezorgd. Doordat de verdachte een in de avond een willekeurig slachtoffer op straat heeft aangevallen, heeft dit in het bijzonder in Vlaardingen, maar ook in de rest van de samenleving, gevoelens van onveiligheid opgeroepen.
Dit alles maakt dat dit feit zich niet laat vergelijken met andere steekincidenten, zoals wel bepleit door de verdediging. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij met zijn handelen het leven van een ander persoon in gevaar heeft gebracht en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving heeft veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
27 oktober 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
De verdachte is ter observatie overgebracht naar de justitiële jeugdinrichting Forensisch Centrum Teylingereind (hierna: JJI). De rapportage van het Forensisch Centrum (hierna: ForCa-rapportage) van psycholoog [psycholoog01] en psychiater [psychiater01] , gedateerd 27 oktober 2022, houdt voor zover van belang het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van ADHD. Vanaf jonge leeftijd worden er kenmerkende symptomen gezien, maar ook in het huidige beeld is sprake van onrust en concentratieproblemen. Hoe de verdachte zich tot anderen verhoudt, kan deels verklaard worden vanuit het langdurige pestverleden van de verdachte. Hierdoor heeft hij geleerd zijn nare gevoelens weg te drukken en zijn gevoelsleven te negeren. De verdachte heeft als overlevingsstrategie geleerd om zich te voegen naar wat anderen willen en anderen te pleasen, waardoor hij onvoldoende heeft geleerd om zijn eigen gevoelens op te merken, op adequate wijze te benoemen en hierin te handelen. De persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte is hierdoor gestagneerd, zijn identiteit is nog kwetsbaar en weinig ontwikkeld. De verdachte heeft moeite om zijn boosheid te doorvoelen en te uiten, omdat hij de confrontatie en mogelijke afwijzing door een ander uit de weg wil gaan. Hierdoor krijgen negatieve gevoelens de kans om zich op te bouwen. De vermijdende en weinig adequate copingstrategieën maken dat er zorgen zijn over de persoonlijkheidsontwikkeling. Ook is bij de verdachte sprake van trauma’s.
Tot slot is bij de verdachte sprake geweest van een ernstige depressieve stoornis, automutilatie en een klinische opname in de zomer van 2021. Ten tijde van het ten laste gelegde was de verdachte erg somber, had hij weinig energie, ging hij niet meer naar school en had hij geen sociale contacten behalve zijn vriendin. Er was sprake van overmatige schuldgevoelens en gevoelens van schaamte, waardeloosheid en uitzichtloosheid. Met name de depressie beïnvloedde volgens de onderzoekers de gedragskeuzes van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
Het ten laste gelegde is een gevolg van een opeenstapeling van factoren, deels interne factoren vanuit de pathologie, zoals de traumatische voorgeschiedenis, onvoldoende gezonde coping, het onderdrukken van gevoelens van boosheid en de ernstige depressie, en deels externe factoren, zoals de toxische symbiotische relatie met zijn (ex-)vriendin, toenemende druk op die relatie en de start met antidepressieve medicatie. Geconcludeerd wordt dat ten tijde van het ten laste gelegde er sprake was van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld.
Hoewel de verdachte een bekennende verdachte is, is hij niet in staat om op het ten laste gelegde te reflecteren. Volgens de onderzoekers lijkt dit het meest op verdringing, waarbij de verdachte niet in staat is om zich de gebeurtenis te herinneren, omdat de heftige gevoelens het onverdraaglijk maken zich van de situatie bewust te zijn. Ondanks dat het ten laste gelegde deels onverklaarbaar is gebleven, heeft de ernstige depressieve stoornis volgens de onderzoekers doorgewerkt in het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt daarom om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Tijdens het onderzoek is de depressie verdwenen en is de verdachte zich beter gaan voelen. Er wordt gezien dat de verdachte probleembesef heeft, enig inzicht en ervoor open staat om met zijn problemen aan de slag te gaan. Het merendeel van de externe factoren die hebben geleid tot het delict is momenteel afwezig. De interne risicofactoren zijn nog niet behandeld. De verdachte is nog kwetsbaar. Positief is dat de relatie met de ouders is hersteld en er sprake is van een harmonieus en steunend gezinssysteem. De verdachte is een schuldbewuste jongen die zich schaamt voor het ten laste gelegde. De verwachting is dat hij ook in de toekomst de geïndiceerde hulp zal aanvaarden. De kans dat de verdachte nog een keer in een dergelijke situatie terechtkomt is volgens de onderzoekers dan ook niet groot. Om het recidiverisico nog verder te verlagen, zal de verdachte behandeld moeten worden binnen een reguliere of forensische GGZ-instelling. Daarnaast zal de verdachte binnen een veilige prosociale omgeving zijn sociale vaardigheden moeten leren vergroten en zal hij school weer moeten oppakken en succeservaringen moeten opdoen. Voorts wordt geadviseerd om de antidepressieve medicatie die de verdachte gebruikt pas als de verdachte gedurende tenminste een jaar stabiel is, onder psychiatrische begeleiding zeer geleidelijk af te bouwen. Gelet op het lage risico op herhaling en de aanwezige behandelmotivatie is een klinische setting niet noodzakelijk. De onderzoekers adviseren om behandeling op te leggen binnen een voorwaardelijk kader, waarbij een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel met een langere proeftijd en reclasseringstoezicht het meest passend is.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 7 november 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is een first offender en is nooit eerder in beeld geweest bij justitie of de Raad. Er zijn diverse beschermende factoren aanwezig. De ouders zijn betrokken bij de verdachte en zijn bereid mee te werken met de hulpverlening. De verdachte en de ouders hebben meegewerkt met de jeugdreclassering. Er is een dagbesteding gevonden in de vorm van Chapter Next, waarbij de verdachte kan wennen aan het hebben van een dagbesteding en dit langzaam kan opbouwen. Vervolgens kan toegewerkt worden naar een vorm van onderwijs die passend is bij de verdachte. Ook kan de verdachte behandeling volgen bij Ancoz totdat er een GGZ-behandeling aan de verdachte kan worden geboden. Daarnaast kan de verdachte terugkeren naar de scouting, zodat hij een positieve vrijetijdsbesteding heeft.
Binnen het onderzoek komen ook risicofactoren naar voren. De Raad sluit zich aan bij de bevindingen in de ForCa-rapportage. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarbij bijzondere voorwaarden worden gesteld om de kans op herhaling, die als laag wordt ingeschat, te verkleinen. Hierbij is het belangrijk dat als bijzondere voorwaarden een contactverbod wordt opgelegd met het slachtoffer, de verdachte GGZ-behandeling volgt en meewerkt aan het verkrijgen van een dag- en vrijetijdsbesteding. Van belang is dat de verdachte alleen onder toezicht in het bezit mag zijn van messen en bijlen, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van de voorlopige hechtenis, omdat de verdachte al is geschorst en het belangrijk is dat zijn behandeling snel kan starten.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 november 2022. JBRR heeft zich daarin aangesloten bij het advies uit de ForCa-rapportage en het advies van de Raad.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusies van de psychiater en psycholoog in de ForCa-rapportage worden gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusies over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig waren ten tijde van het ten laste gelegde feit, acht de rechtbank de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Zoals hierboven is beschreven is er sprake van een zeer ernstig feit dat veel impact heeft op het slachtoffer, haar vriend, maar ook op de samenleving. De rechtbank heeft echter naast de ernst van het feit, ook rekening te houden met de persoon van de verdachte, die ten tijde van het delict net 16 jaar oud was. De verdachte heeft bijna twee maanden verbleven op de observatieafdeling van de JJI. De hiervoor reeds weergegeven conclusie van de deskundigen aldaar komt er samengevat op neer dat, als gevolg van een combinatie van zekere persoonlijkheidseigenschappen van de verdachte, die zich in de kindertijd hebben ontwikkeld, en de externe factoren die daarop inspeelden, er ten tijde van het delict sprake was van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. De verdachte wordt als gevolg daarvan door de deskundigen verminderd toerekeningsvatbaar geacht. Aan de hand van de diagnose achten de deskundigen het ook aannemelijk dat de verdachte het feit heeft verdrongen. De verdachte is dan ook niet in staat om de vraag waarom hij het voor hem onbekende slachtoffer in haar rug heeft gestoken te beantwoorden. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat, nu de externe factoren zijn weggenomen en behandeling is ingezet.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de strafoplegging neemt de rechtbank ook mee dat de voorlopige hechtenis van de verdachte eerder is geschorst, conform het advies en met de instemming van de betrokken instanties. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het niet passend is om de verdachte terug te sturen naar de JJI, maar dat nu moet worden ingezet op behandeling. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die gelijk is aan de voorlopige hechtenis, te weten zes maanden. De rechtbank acht daarnaast, gelet op de rapportages, een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden aangewezen, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank houdt bij het opleggen van deze straf rekening met de leeftijd en persoon van de verdachte, het als laag ingeschatte recidivegevaar, en het feit dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. De eis van de officier van justitie doet hier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan.
De rechtbank zal bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming, waaronder de verplichting voor de verdachte om mee te werken aan zijn behandeling en om zich in te zetten voor school. Daarnaast zal aan de verdachte een contactverbod met het slachtoffer worden opgelegd. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de verdachte een contactverbod met de scouting op te leggen. De scouting heeft een positieve invloed op de verdachte en kan hem helpen juist invulling te geven aan een zinnige dagbesteding binnen een prosociale omgeving. De rechtbank ziet daarbij wel aanleiding om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat de verdachte slechts onder toezicht gebruik kan maken van een mes.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot doodslag. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en ervoor te zorgen dat de verdachte gelijk kan starten met de geadviseerde behandeling, zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [het slachtoffer01] en [benadeelde01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partijen zijn bijgestaan door raadsvrouw mr. N. Stolk, advocaat te Rotterdam.
8.1.
Benadeelde partij [het slachtoffer01]
De benadeelde partij [het slachtoffer01] vordert een bedrag van € 2.289,96 aan materiële schade en een bedrag van € 7.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toegewezen dient te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [het slachtoffer01] gedeeltelijk moet worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade wordt verzocht de post gederfde inkomsten af te wijzen, omdat niet vast staat dat de aangeefster daadwerkelijk kon terugkeren bij haar werkgever en daardoor de gevorderde inkomsten heeft misgelopen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade wordt verzocht om dit bedrag te matigen, waarbij de verdediging primair een bedrag van maximaal € 5.000,- euro en subsidiair een bedrag van maximaal € 6.000,- redelijk en billijk acht.
8.1.3.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de materiële schadepost ‘gederfde inkomsten’, te weten € 828,59, is, mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdediging, op dit moment onvoldoende onderbouwd. Op basis van het dossier en de overgelegde stukken kan de rechtbank niet vaststellen dat deze schade daadwerkelijk is geleden. Hiervoor is nadere bewijslevering nodig, maar dit levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De vordering zal ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Het gevorderde bedrag van € 7.500,00 acht de rechtbank billijk en zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het totale te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het totale te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Benadeelde partij [benadeelde01]
De benadeelde partij [benadeelde01] vordert een bedrag van € 720,10 aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toegewezen dient te worden, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk moet worden afgewezen. Ten aanzien van de gevorderde materiële schade verzoekt de verdediging de kostenposten ‘reiskosten’ en ‘kleding’ af te wijzen, nu deze kosten niet voortvloeien uit het geestelijk letsel van deze benadeelde partij. Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de verdediging hoogstens een bedrag van € 1.300,- toe te kennen, aangezien de benadeelde partij niet bij het steekincident aanwezig was.
8.2.3.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kleding, heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rechtstreeks verband met het bewezen verklaarde feit of het daardoor veroorzaakte geestelijk letsel van de benadeelde partij. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtstreekse materiële schade bestaat uit de post ‘het eigen risico’, te weten € 375,00. Het eigen risico ziet op de behandeling van het geestelijk letsel. Dit gevorderde bedrag zal worden toegewezen.
De gevorderde materiële schade ‘reiskosten’ kan worden beschouwd als verplaatste schade, zoals bedoeld in artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek. Deze vordering is voldoende onderbouwd en zal daarom ook worden toegewezen voor het gehele bedrag, te weten € 95,16.
Schockschade
Ten aanzien van het toekennen van immateriële schade in de vorm van schockschade sluit de rechtbank aan bij de jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:958). Vergoeding van schokschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door het waarnemen van het ten laste gelegde, of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Er moet uit de waarneming of confrontatie geestelijk letsel zijn voortgevloeid dat in rechte kan worden vastgesteld, wat in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dat geestelijk letsel zal zich vooral voordoen als iemand in een nauwe relatie staat met degene die bij het ongeval is gedood of gewond is geraakt.
De benadeelde partij heeft in het voegingsformulier en de bijlagen daarbij de vordering tot vergoeding van schokschade onderbouwd. Ook is de vordering ter terechtzitting nader toegelicht.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij en het slachtoffer een affectieve relatie met elkaar hebben. Hij is vlak na het neersteken van zijn vriendin ter plekke gekomen en heeft zijn vriendin met een mes in haar rug op straat aangetroffen. Hierdoor is bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok teweeggebracht. Als gevolg hiervan heeft hij psychische klachten, nachtmerries en herbelevingen. Er is PTSS vastgesteld. De omstandigheid dat de benadeelde partij niet bij het steekincident zelf aanwezig was en pas later met de gevolgen is geconfronteerd, doet daaraan niet af. Gelet op het voorgaande kan de benadeelde partij aanspraak maken op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank vindt het gevorderde bedrag billijk en zal het gehele bedrag, te weten € 2.500,00, daarom toewijzen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het totale te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat ten aanzien van de benadeelde partij het totale te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 april 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [het slachtoffer01] een schadevergoeding betalen van
€ 8.961,37, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde01] een schadevergoeding betalen van
€ 2.970,16, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt ten aanzien van beide vorderingen oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 12 maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 6 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan behandeling en begeleiding vanuit Ancoz of een soortgelijke instelling en vervolgens met de geïndiceerde zorg, waaronder (forensische) GGZ;
- meewerkt aan het onderwijsprogramma en de begeleiding vanuit Chapter Next en aansluitend volgens het rooster naar school gaat;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer, [het slachtoffer01] ;
- geen scouting attributen, zoals een mes en bijl, in eigen beheer heeft en deze alleen mag gebruiken onder toezicht van zijn ouders of scoutingbegeleider, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[het slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 8.961,37 (zegge: achtduizendnegenhonderdeenenzestig euro en zevendertig eurocent), bestaande uit
€ 1.461,37 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde01] , te betalen een bedrag van
€ 2.970,16 (zegge: tweeduizendnegenhonderdzeventig euro en zestien eurocent), bestaande uit € 470,16 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 april 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partijen [het slachtoffer01] en [benadeelde01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van hun vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen [het slachtoffer01] en [benadeelde01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [het slachtoffer01] te betalen
€ 8.961,37(hoofdsom,
zegge: achtduizendnegenhonderdeenenzestig euro en zevendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde01] te betalen
€ 2.970,16(hoofdsom,
zegge: tweeduizendnegenhonderdzeventig euro en zestien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 april 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen [het slachtoffer01] en [benadeelde01] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J.M. Diekman en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 april 2022 te Vlaardingen
ter uitvoering van het voornemen om
[het slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven,
- achter die [slachtoffer01] is aan gefietst en/of
- op zijn fiets snelheid heeft vermeerderd in de richting van die [slachtoffer01] en/of
- onverhoeds een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in
de rug, althans het bovenlichaam, van die [slachtoffer01] , terwijl hij, verdachte, naast
die [slachtoffer01] fietst en/of die [slachtoffer01] inhaalt op de fiets,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid.