Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[gedaagde01] ,
2. [gedaagde02] ,
- [naam02] , bestuurder van [eiseres01] , en de gemachtigde van [eiseres01] ;
- [gedaagden01] met [naam03] (tolk Portugees met tolknummer [nummer01] ) en hun gemachtigde.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter op 7 november 2022, gaat het om een huurgeschil tussen [eiseres01] als verhuurder en [gedaagden01] als huurders. De huurovereenkomst voor de woning aan de [adres01] in [plaats01] werd in 2019 gesloten, met een kale huurprijs van € 650,- per maand en € 100,- aan bijkomende kosten. De partijen zijn in geschil over de vraag of de kale huurprijs is verhoogd door middel van brieven die tussen 2017 en 2021 zijn verzonden. De gedaagden betwisten de ontvangst van deze brieven, wat cruciaal is voor de geldigheid van de huurverhogingen. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres01] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagden de brieven hebben ontvangen, waardoor de huur tot 1 juli 2022 niet is verhoogd.
Aangezien de huur niet is verhoogd, zijn de partijen het erover eens dat er geen huurachterstand is, wat betekent dat er geen grond is voor ontbinding van de huurovereenkomst. De vorderingen van [eiseres01] worden afgewezen. De kantonrechter wijst ook de gevorderde verklaringen voor recht van [gedaagden01] toe met betrekking tot de hoogte van de kale huurprijs vanaf 2019, waarbij wordt vastgesteld dat de kale huur vanaf 1 juli 2022 is verhoogd tot € 664,95. De proceskosten worden toegewezen aan de kant van de gedaagden, en [eiseres01] wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten, die in totaal op € 467,50 worden vastgesteld. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.