ECLI:NL:RBROT:2022:10302

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/10/630277 / FA RK 21-9326
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van zorg- en opvoedingstaken in een echtscheidingszaak met minderjarige

In deze zaak heeft de man verzocht om wijziging van de in onderling overeengekomen regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het niet de ontstane onrust zou wegnemen. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van partijen is om de gemaakte afspraken na te komen en te zorgen dat de keuzes voor de minderjarige geen onnodig extra leed veroorzaken. De man en vrouw zijn de ouders van de minderjarige, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er een ernstig geschil is ontstaan over de uitvoering van de zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de minderjarige niet in strijd zijn met die van de ouders, en dat benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk is. De rechtbank heeft ook de overige verzoeken van de man en vrouw afgewezen, omdat het niet aannemelijk is dat de voorgestelde wijzigingen de onrust bij de minderjarige zouden verminderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemaakte afspraken nagekomen moeten worden en dat het aan de ouders is om tot een voor iedereen aanvaardbare regeling te komen. De beslissing is genomen door mr. M.C. Woudstra, rechter en kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 3 november 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/630277 / FA RK 21-9326
Beschikking van 3 november 2022 betreffende de benoeming van een bijzondere curator, de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en vervangende toestemming op grond van artikel 1:253a BW
in de zaak van:
[naam man], de man,
wonende te [plaatsnaam 1],
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf te [plaatsnaam 1],
t e g e n
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [plaatsnaam 2],
advocaat mr. R.G.J. Booij te [plaatsnaam 6].

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 14 december 2021;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
22 april 2022;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
28 april 2022;
  • het verkort proces-verbaal van 4 mei 2022;
  • de berichten van de vrouw van 24 juni 2022 en 1 september 2022;
  • de berichten van de man van 29 augustus 2022 en 9 september 2022;
  • de beschikking van 30 september 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-[plaatsnaam 1] (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam].
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de advocaat van de man en de advocaat van de vrouw een pleitnotitie overgelegd.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Het huwelijk van partijen is op 10 oktober 2016 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 28 september 2016 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2012 te [geboorteplaats kind].
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.4.
Partijen hebben op 30 augustus 2016 een ouderschapsplan opgesteld, waarin - voor zover hier van belang- het volgende is opgenomen:
  • de minderjarige heeft zijn hoofdverblijf bij de vrouw en staat op haar adres ingeschreven;
  • de minderjarige verblijft bij de man van maandagochtend tot woensdagochtend, de vrouw haalt minderjarige op woensdag na haar werk op bij de ouders van de man (uiterlijk 18.30 uur);
  • de minderjarige verblijft van woensdagavond tot vrijdagavond bij de vrouw;
  • de minderjarige verblijft het ene weekend bij de man en het andere weekend bij de vrouw;
  • als de minderjarige naar school gaat en haar werk het toelaat, gaat de minderjarige woensdagmiddag al naar de vrouw;
  • de (school)vakanties worden in onderling overleg bij helfte verdeeld.
2.5.
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling in kort geding, gehouden op
17 maart 2021, - voor zover hier van belang - ter beëindiging van de procedure het volgende overeengekomen:
  • de vrouw verleent hierbij toestemming aan de man voor de verhuizing naar [plaatsnaam 1];
  • de vrouw blijft in [plaatsnaam 2] wonen zolang de minderjarige op de [naam school]
zit;
  • de man is akkoord met twee voetbaltrainingen van de minderjarige in de week en elke week een wedstrijd op zaterdag bij [naam voetbalclub];
  • als die wedstrijden en trainingen zich afspelen op de zorgdagen van de man, zorgt de man voor de begeleiding van de minderjarige.

3..De beoordeling

3.1.
Mediationtraject
3.1.1.
Uit bovengenoemde brieven van partijen blijkt dat het mediationtraject voortijdig is beëindigd. Het is partijen niet gelukt tot nieuwe afspraken te komen. Omdat partijen afzien van verdere mondelinge behandeling zal de rechtbank een beslissing nemen op basis van de zich in het dossier bevindende stukken.
3.2.
Bijzondere curator op grond van artikel 1:250 BW
3.2.1.
De man verzoekt een bijzondere curator te benoemen op grond van artikel 1:250 BW.
3.2.2.
De vrouw verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.2.3.
Artikel 1:250 BW bepaalt - voor zover hier van belang - het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders of één van hen, in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen.
3.2.4.
Op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat tussen partijen een ernstig geschil is ontstaan over de uitvoering van de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling). Daaruit vloeit nog niet zonder meer voort dat de belangen van partijen, of één van hen, in strijd zijn met de belangen van de minderjarige en dat benoeming van een bijzondere curator in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Het is in het belang van de minderjarige dat er rust komt in de situatie en dat aan hem door zijn ouders duidelijkheid wordt verschaft over de vraag hoe de zorgregeling er uit ziet en dat deze vervolgens door beide ouders wordt uitgevoerd. Benoeming van een bijzondere curator wordt niet in het belang van de minderjarige geacht omdat hij buiten de strijd van zijn ouders moet worden gehouden en hij niet het gevoel moet krijgen te moeten kiezen tussen zijn ouders. Zoals de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft geadviseerd, is de minderjarige meer gebaat bij een buddy van Villa Pinedo, met wie hij kan praten over zijn ervaringen met gescheiden (vechtende) ouders. De rechtbank zal het verzoek van de man dan ook afwijzen.
3.3.
De overige verzoeken
3.3.1.
De man verzoekt:
I. hem vervangende toestemming te verlenen de minderjarige uit te schrijven bij
voetbalvereniging [naam voetbalclub] en hem in te schrijven bij een voetbalvereniging in [plaatsnaam 2], [plaatsnaam 1], [plaatsnaam 3], [plaatsnaam 4] of [plaatsnaam 5], althans een voetbalvereniging in de buurt van de huidige woning van de minderjarige te [plaatsnaam 2] (hierna: deze regio), onder handhaving van de huidige zorgregeling;
II. ingeval de vrouw niet in staat of bereid is de minderjarige naar een
voetbalvereniging in deze regio te brengen en te begeleiden, de zorgregeling te wijzigen, dusdanig dat de minderjarige door de week op schooldagen bij de man is en eenmaal per veertien dagen een weekend bij de vrouw zal verblijven van vrijdag na schooltijd tot maandag voor schooltijd;
III. in geval van toewijzing van het onder II verzochte de hoofdverblijfplaats van de
minderjarige te wijzigen naar het adres van de man en de man toestemming te verlenen de minderjarige in de gemeentelijke basisadministratie in te schrijven op zijn adres in [plaatsnaam 1].
3.3.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer. Zij verzoekt, bij wijze van zelfstandig verzoek, de zorgregeling in het ouderschapsplan te wijzigen, in die zin dat de minderjarige voortaan tweewekelijks een weekend bij de man zal verblijven van vrijdag 18.30 uur tot maandag 8.30 uur plus wekelijks een overnachting van dinsdag 8.30 uur tot woensdag 8.30 uur. Ook verzoekt zij een vereenvoudiging van de regeling voor de schoolvakanties en feestdagen in die zin dat de zomervakantie wordt gesplitst (de minderjarige is de eerste helft bij de man en de tweede helft bij de vrouw) en dat voor de overige vakanties en feestdagen geldt dat de reguliere zorgregeling zal worden aangehouden, tenzij ouders in onderling overleg iets anders afspreken.
3.3.3.
Op grond van artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.
3.3.4.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing inzake een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.3.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat partijen op
17 maart 2021 om hun moverende redenen afspraken hebben gemaakt rondom de uitvoering van de zorgregeling, waarmee zij een situatie hebben gecreëerd, waarin de minderjarige op drie verschillende plekken verblijft:
bij de vrouw in [plaatsnaam 2], waar hij ook naar school gaat;
in het nieuwe gezin van de man in [plaatsnaam 1];
bij de vrouw en haar nieuwe partner in [plaatsnaam 6], waar hij ook lid is van een voetbalvereniging.
Partijen geven al geruime tijd uitvoering aan deze afspraken.
3.3.6.
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de tussen partijen gemaakte afspraken moeten worden nagekomen en dat partijen de gevolgen van hun afspraken moeten accepteren. Afwijkingen van dit uitgangspunt kunnen echter gerechtvaardigd zijn.
3.3.7.
Partijen ondervinden thans, met name rondom de voetbalverplichtingen van de minderjarige, problemen bij de uitvoering van de in het ouderschapsplan neergelegde
co-ouderschapsregeling. Zij stellen, weliswaar om verschillende redenen, dat de overeengekomen zorgregeling onrust bij de minderjarige veroorzaakt en dat hun verzoeken zijn ingegeven door de wens om deze onrust bij de minderjarige weg te nemen. De rechtbank acht het niet onaannemelijk dat de ontstane situatie impact op de minderjarige heeft. Door de keuzes van zijn ouders heeft de minderjarige sinds het uiteengaan van partijen immers met verschillende verblijfplaatsen en nieuwe gezinssituaties van zijn ouders te maken en neemt de afstand tussen de woningen, school en sport veel reistijd in beslag.
De rechtbank is echter van oordeel dat toewijzing van (één van) de voorliggende verzoeken van partijen, de onrust bij de minderjarige niet zal wegnemen of verminderen. Niet in geschil is dat de minderjarige het heel erg leuk vindt om te voetballen en dat hij dat wil blijven doen. Waar de minderjarige ook zal voetballen, het zal het aantal reisbewegingen niet doen verminderen. De drie verschillende leefomgevingen blijven immers bestaan. Indien de minderjarige in deze regio lid zou worden van een voetbalvereniging, zou dit betekenen dat hij tijdens de zorgdagen van de vrouw niet alleen vanaf haar adres, maar ook vanaf het adres van de partner van de vrouw in [plaatsnaam 6], naar de voetbal zou moeten reizen.
De man en de vrouw delen het ouderlijk gezag en zijn samen verantwoordelijk voor het geestelijke en fysieke welzijn van de minderjarige. Tot die verantwoordelijkheid behoort ook om de minderjarige in de gelegenheid te stellen zijn sport te beoefenen, nu sport zowel in fysiek als sociaal opzicht een belangrijk element in het leven van veel kinderen is. Dit geldt zeker als de kinderen zelf graag willen sporten, zoals in het onderhavige geval.
Het is aan het gezond verstand van de ouders en hun verantwoordelijkheidsbesef om tot een voor ieder aanvaardbare regeling te komen. Partijen hebben afspraken gemaakt over de voetbal, uitgaande van twee trainingen door de week en elke week een wedstrijd op zaterdag, waarbij ze zich hadden kunnen en moeten realiseren dat trainingsdagen en tijdstippen alsmede het aantal competitiewedstrijden en oefenwedstrijden geen vaststaande feiten zijn en dat deze per team jaarlijks kunnen wijzigen. Het feit dat dit in het onderhavige geval is gebeurd, kan dan ook geen reden zijn om de gemaakte afspraken niet langer na te komen. Het moge zo zijn dat deze afspraken veel van partijen vraagt, er staat tegenover dat de scheiding tussen zijn ouders en de door hen gemaakte keuzes voor de minderjarige onnodig extra leed veroorzaken als deze tot gevolg hebben dat hij zijn sport niet ten volle kan beoefenen. Het is de hoogste tijd voor de ouders om een andere weg in te slaan, de minderjarige centraal te stellen en alles te doen om hun relatie te normaliseren en te zorgen dat zij weer door één deur kunnen.
3.3.8.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank ook de overige verzoeken van partijen afwijzen.
3.4.
Proceskosten
3.4.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst af de verzoeken van de man en de vrouw;
4.2.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Woudstra, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier J. Don-van Loopik op 3 november 2022.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.