In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hydromaster Propulsion B.V. en drie gedaagden, waaronder een voormalig werknemer, [gedaagde01]. De werknemer, die als financieel manager bij Hydromaster werkte, is op staande voet ontslagen wegens het onterecht overmaken van grote bedragen aan zichzelf en zijn eigen bedrijven. Hydromaster vorderde terugbetaling van deze onterecht ontvangen bedragen, die in totaal € 797.998,40 bedroegen, evenals schadevergoeding en onderzoekskosten. De gedaagden betwistten de rechtsgrond voor de betalingen niet, maar voerden aan dat de hoogte van de vordering onterecht was.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de terugbetaling van de onterecht ontvangen bedragen. De rechter concludeerde dat de werknemer opzettelijk had gehandeld, ondanks zijn beroep op een gokverslaving. De rechtbank wees de vorderingen van Hydromaster toe, inclusief de kosten voor het onderzoek naar de fraude en een gefixeerde schadevergoeding. De rechter verwierp de tegenvorderingen van de werknemer, waaronder een verzoek om een transitievergoeding en schadevergoeding, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak benadrukte dat de werkgever niet verantwoordelijk was voor de onrechtmatige handelingen van de werknemer, die zijn verantwoordelijkheden als werknemer had verzaakt.