ECLI:NL:RBROT:2022:10331

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9951629
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht overgemaakte bedragen door werknemer aan gedaagden met gokverslaving en aansprakelijkheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Hydromaster Propulsion B.V. en drie gedaagden, waaronder een voormalig werknemer, [gedaagde01]. De werknemer, die als financieel manager bij Hydromaster werkte, is op staande voet ontslagen wegens het onterecht overmaken van grote bedragen aan zichzelf en zijn eigen bedrijven. Hydromaster vorderde terugbetaling van deze onterecht ontvangen bedragen, die in totaal € 797.998,40 bedroegen, evenals schadevergoeding en onderzoekskosten. De gedaagden betwistten de rechtsgrond voor de betalingen niet, maar voerden aan dat de hoogte van de vordering onterecht was.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de terugbetaling van de onterecht ontvangen bedragen. De rechter concludeerde dat de werknemer opzettelijk had gehandeld, ondanks zijn beroep op een gokverslaving. De rechtbank wees de vorderingen van Hydromaster toe, inclusief de kosten voor het onderzoek naar de fraude en een gefixeerde schadevergoeding. De rechter verwierp de tegenvorderingen van de werknemer, waaronder een verzoek om een transitievergoeding en schadevergoeding, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De uitspraak benadrukte dat de werkgever niet verantwoordelijk was voor de onrechtmatige handelingen van de werknemer, die zijn verantwoordelijkheden als werknemer had verzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 9951629 / CV EXPL 22-2499
datum uitspraak: 1 december 2022
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Hydromaster Propulsion B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. S. Remers,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
[gedaagde02],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
[gedaagde03],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats02] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. R.A.J. Zomer.
Eiseres wordt hierna ‘Hydromaster’ genoemd. Gedaagden worden hierna samen ‘gedaagden’ genoemd. Afzonderlijk worden ze ‘ [gedaagde01] ’, ‘ [gedaagde02] ’ en ‘ [gedaagde03] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 30 mei 2022 (en het herstelexploot van 1 juni 2022), met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het antwoord in reconventie;
  • de nadere bijlage van Hydromaster;
  • de nadere bijlagen van gedaagden.
1.2.
Op 31 oktober 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.
1.3.
Gedaagden hebben ingestemd met de behandeling door de kantonrechter van alle geschillen ten aanzien van alle partijen. [1] Partijen hebben zich het recht van hoger beroep uitdrukkelijk voorbehouden.

2..De beoordeling

Het geschil
2.1.
[gedaagde01] heeft vanaf juli 2019 bij Hydromaster gewerkt als financieel manager. Hij is op staande voet ontslagen, omdat hij tijdens zijn dienstverband betalingen namens Hydromaster (en twee andere vennootschappen die onderdeel zijn van dezelfde groep als Hydromaster, die hun vorderingen aan Hydromaster hebben gecedeerd) heeft gedaan en deze heeft overgemaakt naar bankrekeningen van gedaagden. Hydromaster eist in deze procedure terugbetaling van alle bedragen die [gedaagde01] onterecht aan gedaagden heeft overgemaakt. Ook eist Hydromaster dat [gedaagde01] de kosten betaalt die Hydromaster heeft gemaakt om het handelen van [gedaagde01] te laten onderzoeken en de kosten voor het laten leggen van beslag. [gedaagde01] eist in voorwaardelijke (alleen als [gedaagde01] in conventie enig geldbedrag moet betalen) reconventie betaling van loon (inclusief vakantiegeld en uitbetaling van vakantiedagen), een transitievergoeding en schadevergoeding.
Gedaagden moeten onverschuldigde betalingen van in totaal € 797.998,40 terugbetalen aan Hydromaster
2.2.
Gedaagden betwisten niet dat er geen rechtsgrond bestaat voor de bedragen die zij van Hydromaster hebben ontvangen. Dat betekent dat die bedragen terug moeten worden betaald aan Hydromaster. [2] Hierbij speelt geen rol of [gedaagde01] wel of niet opzettelijk heeft gehandeld en of er wel of geen sprake is van eigen schuld van Hydromaster.
2.3.
Gedaagden betwisten de hoogte van het gevorderde bedrag. Dat doen zij voor een deel met een schatting. Dat is echter onvoldoende tegenover de uitgebreide onderbouwing van Hydromaster. Hydromaster heeft een gerenommeerd recherchebureau ingeschakeld om vast te stellen welke bedragen [gedaagde01] aan gedaagden heeft overgemaakt en er zitten van de overschrijvingen afschriften bij de stukken. Hydromaster heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid toegelicht hoe de post Lemkertronics is ontstaan en waaruit die post bestaat. [gedaagde01] heeft in reactie daarop niet onderbouwd waarom hij – naar zijn idee terecht – een hoger bedrag op de totaalsom in mindering wil brengen. Hydromaster heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een overzicht in het geding gebracht waaruit per rekeningnummer, per jaar en per gedaagde blijkt welke bedragen er zijn overgeschreven. In reactie daarop hadden gedaagden specifieke betalingen kunnen en moeten betwisten, maar dat hebben zij niet gedaan. [gedaagde01] voert aan dat dat niet kan, omdat hij niet meer in de systemen van Hydromaster kan en (dus) ook zijn zakelijke e-mail niet meer kan bekijken. [gedaagde01] heeft echter niet duidelijk gemaakt wat hij daarin dan zou kunnen opzoeken. De betalingen aan gedaagden kan hij op de bankafschriften van gedaagden controleren. [gedaagde01] is enig aandeelhouder van [gedaagde02] en [gedaagde02] is op haar beurt enig aandeelhouder van [gedaagde03] . Dat betekent dat [gedaagde01] inzicht heeft in alle betalingen die aan gedaagden zijn gedaan. Hij had dus wel degelijk een mogelijkheid om zijn betwisting beter te onderbouwen. Dat heeft hij niet voldoende gedaan. Daarom is het totale bedrag dat door Hydromaster op dit punt wordt gevorderd toewijsbaar. Zoals gezegd blijkt uit het overzicht van Hydromaster naar welke gedaagde welke bedragen zijn overgemaakt. Daarom worden gedaagden afzonderlijk veroordeeld om de volgende bedragen aan Hydromaster terug te betalen:
  • [gedaagde01] € 530.641,28
  • [gedaagde02] € 55.514,87
  • [gedaagde03] € 211.842,25
[gedaagde01] moet € 89.554,56 aan schade betalen aan Hydromaster
2.4.
[gedaagde01] betwist niet dat hij met twee creditcards van Hydromaster betalingen tot een totaalbedrag van € 89.554,56 heeft gedaan waarvoor geen rechtsgrond bestaat. Het is in deze procedure niet duidelijk aan wie die betalingen zijn gedaan, zodat niet kan worden vastgesteld dat die betalingen bij een van gedaagden terecht zijn gekomen. Vandaar dat dit deel van de vordering op een andere rechtsgrond wordt toegewezen. De betaalde bedragen zijn namelijk wel een schadepost voor Hydromaster en [gedaagde01] is aansprakelijk voor die schade, omdat hij opzettelijk heeft gehandeld. [3] Hierna wordt uitgelegd hoe tot dit oordeel is gekomen.
2.5.
[gedaagde01] stelt dat hij een gokverslaving heeft en dat die zo erg was dat er geen sprake is van opzet. Uit de medische stukken blijkt inderdaad dat [gedaagde01] op dit moment een gokverslaving heeft. Of dat ook in 2019 het geval was en hoe zwaar die verslaving is, staat niet vast. Maar ook als [gedaagde01] reeds in 2019 gokverslaafd zou zijn, geldt dat uit de medische stukken niet blijkt dat [gedaagde01] daardoor niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan, ook niet in combinatie met clusterhoofdpijn, hypersensitiviteit en autisme. [gedaagde01] verklaart dat er niet meer medische stukken zijn dan die al in het geding zijn gebracht. Het kan wel zo zijn dat [gedaagde01] het geld van Hydromaster dat hij onterecht aan gedaagden heeft overgemaakt, heeft gebruikt om te voorzien in zijn gokverslaving, maar niet kan worden geoordeeld of vastgesteld dat hij de betalingen heeft gedaan ‘onder invloed’ van zijn gokverslaving in de zin dat hij door zijn verslaving niet anders kon handelen dan hij deed. Niet kan worden gezegd dat de gokverslaving het handelen van [gedaagde01] beheerste op de momenten dat hij bedragen naar zichzelf of één van zijn vennootschappen overboekte. [gedaagde01] heeft in een periode van 2,5 jaar (hij heeft bijna 3 jaar bij Hydromaster gewerkt) een zeer aanzienlijk bedrag van Hydromaster aan zichzelf of aan zijn eigen bedrijven overgemaakt zonder dat daar een grondslag voor was. Hij heeft dat niet zomaar in paniek of impulsief gedaan, want de manier waarop hij de betalingen heeft verricht, is zeer gewiekst. [gedaagde01] heeft facturen vervalst, dubbele betalingen verricht, valse tenaamstellingen en betalingsomschrijvingen gebruikt, factuurbedragen ten onrechte verhoogd door facturen te manipuleren en zo de bedrijfskosten kunstmatig te verhogen, de boekhouding vervalst en gemanipuleerd en rekeningafschriften vervalst.
2.6.
Er is geen sprake van eigen schuld van Hydromaster. [4] De voorschriften uit artikel 7:658 BW gelden voor de inrichting van een werkplek. Daar gaat deze zaak niet over. [gedaagde01] vindt het de eigen schuld van Hydromaster dat hij zoveel geld onterecht heeft kunnen overschrijven aan zichzelf en aan zijn eigen bedrijven, omdat Hydromaster geen (goed) controlemechanisme had. Dat is de wereld op zijn kop. Hydromaster mag zijn werknemers in principe vertrouwen. Bij [gedaagde01] is er bovendien nooit aanleiding geweest om te twijfelen aan zijn betrouwbaarheid. [gedaagde01] erkent dat Hydromaster nooit iets aan hem heeft kunnen merken. Zelfs zijn vriendin bij wie hij woont, zijn ouders, familie en vrienden wisten niets van zijn gokverslaving, aldus [gedaagde01] . Dat de schade minder hoog was geweest als [gedaagde01] eerder tegen de lamp was gelopen klopt, maar dat is zijn eigen verantwoordelijkheid en niet die van Hydromaster. Het verwijt van [gedaagde01] dat er geen ‘twee handtekeningenbeleid’ is ingevoerd, moet ook in dat licht worden gezien. Sterker nog: volgens [gedaagde01] zou hij daardoor geen geld meer onterecht van Hydromaster kunnen overschrijven, maar dat handtekeningenbeleid zou alleen gelden voor bedragen vanaf € 250,- en heel veel van de betalingen die [gedaagde01] onterecht heeft gedaan, zijn lager dan dat. Daarmee had [gedaagde01] dus nog steeds door kunnen gaan, ook als een ‘vier ogen principe’ zou zijn ingevoerd. Verder waren er wel degelijk andere controlemechanismen en zelfs twee externe accountants, maar die heeft [gedaagde01] allemaal weten te omzeilen. Dit alles kan niet leiden tot de conclusie dat Hydromaster zich niet als goed werkgever heeft gedragen; het betekent dat [gedaagde01] degene is die zich niet als goed werknemer heeft gedragen.
gedaagden moeten de onderzoekskosten van € 18.123,17 betalen
2.7.
Hydromaster heeft een bedrijfsrecherchebureau ingeschakeld om onderzoek te doen naar het handelen van [gedaagde01] . Dat is logisch, want het was een ‘spinnenweb’ zoals hiervoor is te lezen. De hoogte van de onderzoekskosten is onderbouwd en de redelijkheid van de hoogte van de onderzoekskosten wordt niet langer betwist. Het gevorderde bedrag van € 18.123,17 wordt daarom toegewezen. Gedaagden zijn voor betaling van dit bedrag hoofdelijk aansprakelijk. Dat betekent dat Hydromaster mag bepalen welke gedaagde zij voor welk deel van de vordering aanspreekt. Hydromaster kan ook de hele vordering op dit punt bij één of meer gedaagden opeisen.
[gedaagde01] moet een gefixeerde schadevergoeding van € 6.898,06 betalen aan Hydromaster
2.8.
[gedaagde01] is op staande voet ontslagen op 18 mei 2022. Hij erkent dat er sprake is van een dringende reden. Als die reden het gevolg is van opzet of schuld, dan moet [gedaagde01] aan Hydromaster een gefixeerde schadevergoeding betalen. [5] Hierboven is geoordeeld dat van opzet sprake is. [gedaagde01] heeft de hoogte van de gevorderde gefixeerde schadevergoeding niet betwist, zodat die wordt toegewezen.
geen transitievergoeding voor [gedaagde01]
2.9.
Allereerst geldt dat de tegenvordering van [gedaagde01] op dit punt niet is gespecificeerd: er is geen concreet bedrag geëist. Alleen al daarom kan dit deel van de vordering niet worden toegewezen. Bovendien is niet aan de vereisten voor toewijzing voldaan, omdat vaststaat dat [gedaagde01] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
geen loon, vakantiegeld en uitbetaling tegoed vakantiedagen
2.10.
Hydromaster betwist niet dat [gedaagde01] recht heeft op loon over de periode van 1 mei 2022 tot 18 mei 2022, opgebouwde vakantietoeslag en opgebouwde vakantiedagen die niet zijn opgenomen, maar [gedaagde01] heeft zijn vordering op dit punt niet geconcretiseerd, zodat er geen bepaald bedrag kan worden toegewezen en dus ook niet met dat (bepaalde) bedrag kan worden verrekend. Uit praktische overwegingen wordt aan Hydromaster meegegeven dat zij bij het incasseren van haar vorderingen rekening kan houden met verrekening van het saldo van de eindafrekening.
[gedaagde01] heeft geen schade
2.11.
Allereerst geldt ook hier dat er geen concreet bedrag is gevorderd, zodat de vordering alleen al daarom niet kan worden toegewezen. Verder bestaat er helemaal geen financiële schade aan de zijde van [gedaagde01] . Alle bedragen die hij moet terugbetalen, heeft hij eerst zelf onterecht van Hydromaster naar zichzelf overgemaakt; in zoverre is [gedaagde01] met deze bedragen eerst ongerechtvaardigd verrijkt. Door het terugbetalen wordt de schade van Hydromaster vergoed; [gedaagde01] lijdt daardoor geen schade. Voor zover [gedaagde01] schade vordert op grond van artikel 7:658 BW geldt wederom dat dit artikel ziet op de zorgplicht voor het veilig inrichten van een werkplek. Daar gaat het hier niet over. Als [gedaagde01] heeft bedoeld te stellen dat hij ook anderszins geen veilige werkomgeving had bij Hydromaster, dan wordt dat verworpen. Van het tegenovergestelde is gebleken: Hydromaster heeft [gedaagde01] juist op alle mogelijke manieren gefaciliteerd om te werken op een manier die paste bij de privésituatie en de wensen van [gedaagde01] .
2.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde01] voor het eerst genoemd dat er (ook) immateriële schade wordt gevorderd. Ook die vordering is niet gespecificeerd, niet toegelicht en niet onderbouwd. Het is logisch dat het voor [gedaagde01] geen prettige situatie is nadat Hydromaster zijn grootschalige fraude heeft ontdekt, maar dat kan hij niet aan Hydromaster verwijten. Er bestaat dan ook geen aanleiding voor het aannemen van enige aansprakelijkheid van Hydromaster.
rente
2.13.
De gevorderde rente wordt toegewezen, omdat uit de stellingen van Hydromaster volgt dat deze moet worden betaald en gedaagden deze stellingen niet hebben betwist. De rente over de onderzoekskosten, beslagkosten en proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na deze uitspraak. De rente over de andere posten wordt toegewezen vanaf 18 mei 2022: de datum van het ontslag op staande voet.
proceskosten
2.14.
Gedaagden krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten in conventie aan de kant van Hydromaster tot vandaag vast op € 103,33 aan dagvaardingskosten, € 32,00 (€ 1.384,00 aan griffierecht kanton - € 1.352,00 aan griffierecht verzoekschriften beslag) en € 2.490,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 1.245,00 tarief). In reconventie worden deze kosten aan de kant van Hydromaster tot vandaag vastgesteld op € 622,50 aan salaris voor de gemachtigde (½ x 1 punt x € 1.245,00). Dit is totaal € 3.247,83. Voor kosten die Hydromaster maakt na deze uitspraak moeten gedaagden ook een bedrag betalen van €124,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
2.15.
Als onderdeel van de proceskosten wordt ten aanzien van [gedaagde01] een bedrag van € 7.157,24 aan beslagkosten toegewezen. Dat bedrag is gebaseerd op de kosten die blijken uit de beslagstukken die Hydromaster in het geding heeft gebracht en de regels die gelden voor het bepalen van de hoogte van de toewijsbare beslagkosten. Het bedrag is opgebouwd uit € 1.363,34 aan kosten voor beslagexploten, € 1.407,58 aan kosten voor betekeningsexploten, € 782,32 aan kosten voor overbetekeningsexploten, € 1.352,00 aan griffierecht (voor 2 verzoekschriften) en € 2.252,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 keer € 563,00 en 4 x ½ x € 563,00).
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Hydromaster te betalen € 530.641,28 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde02] om aan Hydromaster te betalen € 55.514,87 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde03] om aan Hydromaster te betalen € 211.842,25 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Hydromaster te betalen € 89.554,56 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan Hydromaster te betalen € 18.123,17 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.6.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Hydromaster te betalen € 6.898,06 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 18 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.7.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten in conventie en in reconventie tot het bedrag van € 3.247,83 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling en veroordeelt [gedaagde01] in de beslagkosten van € 7.157,24 met rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en in het openbaar uitgesproken.
703

Voetnoten

1.Op grond van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek
3.Artikel 7:661 Burgerlijk Wetboek
4.Artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek
5.Artikel 7:667 lid 2 Burgerlijk Wetboek